29-01-2015

STILL LIFE: EENZAAMHEID ALS BEROEP

Hoewel hij toch vooral met dode mensen te maken heeft, is John May tevreden met zijn beroep. Als gemeenteambtenaar van Kensington ontfermt hij zich over hen die eenzaam zijn gestorven. Hij laat hun woning ontruimen, regelt de begrafenis, zorgt voor passende muziek en tracht in contact te komen met nabestaanden. Soms ontmoet hij zo een vrouw die tien jaar alleen met haar poes leefde aan wie ze brieven schreef, dan weer luistert hij beleefd naar een zoon die zijn achternaam veranderd heeft uit woede over een ondeugdelijke vader. Telkens doet John zijn uiterste best om de begrafenis of crematie tot een waardig afscheid te maken, en daarmee bedoelt hij: in aanwezigheid van zoveel mogelijk vrienden en familieleden. Maar dat lukt zelden. Haast altijd is hij, op de priester na, de enige, zowel in de kerk als op het kerkhof.

Waarom al die inspanningen? Moet hij van zijn chef? Nee, die vindt dat John veel te langzaam werkt en daarom te duur is. John voelt zich met deze eenzamen verwant. Ze behoren, in zijn gedachten, tot zijn kennissenkring. Ze vullen zijn dagen: hij verdiept zich in hun levens, verzamelt gegevens en plakt hun foto's in een apart album. Geregeld bladert hij daar doorheen, vrienden en vriendinnen bekijkend die hij nooit ontmoet heeft. Hij is zoals zij. John gaat met geen mens om en woont alleen, maar toch...ongelukkig is hij niet. Plichtsgetrouw, altijd beleefd en steeds bereid anderen een dienst te bewijzen, zo rijgen de jaren zich aaneen. Als Billy Scott - ruziemaker, boef, zwerver, alcoholist - dood wordt aangetroffen, verandert Johns rimpelloze leventje echter aanmerkelijk.

Still Life (2013), van de in Engeland wonende Italiaan Uberto Pasolini, is een intieme, gevoelige film over eenzaamheid, hoe mensen daarmee omgaan en hoe ze zo geworden zijn. Met Eddie Marsan in de hoofdrol wordt u in weinig woorden en dankzij goedgekozen beelden een ontroerend verhaal verteld, met een prachtig slot, over de kwetsbaren onder ons. U moet hem maar gaan zien.

21-01-2015

EEN DIEFSTAL

Mijn vrouw en ik bevinden ons op een koopzondag rond twaalf uur in de Bijenkorf te Amsterdam. We drinken een kop koffie in het nog stille literair café; onze paraplu leggen we aan de zijkant van ons tafeltje, dat tegen de muur geschoven is. Het is niet zomaar een paraplu. Mijn vrouw heeft hem in Duitsland gekocht vanwege het zeer speciale dessin. Al haar vriendinnen benijden haar om dit bijzondere bezit. Pogingen om er ook zo een aan te schaffen, mislukken, tot genoegen van mijn echtgenote, jammerlijk. In Nederland wordt hij niet verkocht, en mijn wederhelft reageert uiterst terughoudend als die Duitse winkel ter sprake komt.

In de Bijenkorf scheiden zich onze wegen. Ik volg het traject van betaalbare boekwinkels en  antiquariaten, zij meent de route te moeten kiezen met kostbare modewinkels en dure juwelierszaken. We spreken af dat we elkaar tegen half twee buiten bij de hoofdingang weer zullen ontmoeten. Als we op dat tijdstip de binnenstad willen intrekken, ontdekken we dat we beiden de paraplu hebben vergeten. Na een, voor de talrijke omstanders, amusant twistgesprek, waarin de een de ander als hoofdschuldige wil aanmerken, gaan we op onderzoek uit. We banen ons een weg door de steeds voller wordende winkelstraten, bezoeken het café, melden ons bij de klantenservice, maar iedereen schudt al halverwege ons verhaal zijn hoofd: wég paraplu.

Vervuld van wrok jegens de mensheid lopen we door een druk en regenachtig Amsterdam de trappen van Magna Plaza op. Mijn echtgenote ziet voor ons een jonge vrouw onhandig bezig met het sluiten van een paraplu. Ze verstart. "Die is van ons", sist ze en ze gaat vastberaden achter haar aan. Aanvankelijk geloof ik haar niet. Ruim twee uur na de diefstal, te midden van duizenden kooptoeristen, zo'n toevallige ontmoeting? Maar dan herken ik de dame: ze bevond zich, in gezelschap van een besnorde heer, in het literair café toen wij daar koffie dronken. Het uiterlijk van de man bevalt me niet. Gekleed in een pittig leren jasje, maakt hij een massieve, niet te intimideren indruk. Zijn handen zijn ook te groot, met van die tatoeages erop. Hij moet trouwens hoognodig eens naar de kapper.

Na enige aarzeling mijnerzijds omsingelen we de dievegge. Mijn vrouw legt haar vriendelijk uit dat ze de paraplu in haar handen heeft die wij twee uur geleden in de Bijenkorf hebben laten liggen. Zij en haar partner zijn zó overrompeld door het toeval dat we zonder enige tegenstand ons eigendom terugkrijgen. Terwijl de man ons niet durft aan te kijken en sullig meeluistert, mompelt de vrouw, terwijl ze het begeerde regenscherm afgeeft: "Als u denkt dat ie van u is..."
"Dank u wel voor uw medewerking", knikken we, terwijl mijn echtgenote triomfantelijk haar bezit openschuift.