25-11-2013

EEN FILMKLASSIEKER: MON ONCLE

Iedereen mag de oom van Gérard, maar niemand neemt hem echt serieus. Hij heeft geen baan, geen vrouw, geen kinderen, draagt altijd die vreemde regenjas, rookt pijp en sleept voortdurend zijn paraplu met zich mee. Je moet hem zoveel mogelijk van dure en breekbare spullen weghouden, want zijn verlegenheid verhoogt zijn onhandigheid dusdanig, dat kopjes sneuvelen en apparaten haperen zodra Hulot binnentreedt.

 Kinderen begrijpt hij. Als Gérards vader weer een bijzonder speelgoedlocomotiefje voor hem gekocht heeft, kijkt de jongen er niet naar om. Maar als zijn oom hem een trekpoppetje overhandigt of een klein fluitje cadeau doet, dan stralen zijn ogen. En het buurmeisje biedt hem snoepjes aan en wil weten wat hij van haar nieuwe jurk vindt.

Gérard is eigenlijk het liefst bij zijn oom. Zijn ouders wonen weliswaar in een duur, zeer modern ingericht huis, maar gezellig wordt het daar nooit. Ma lijdt aan een milde vorm van smetvrees, zodat je niks mag aanraken, terwijl pa  het druk heeft met zijn fabriek, en zijn nieuwe auto. Oom Hulot echter neemt hem mee, achterop zijn oude fiets, en trakteert zijn neefje op zoete lekkernijen. Trouwens, in de omgeving waar oom woont, spreken de mensen elkaar aan, lachen, drinken en feesten samen. In de chique wijk van de fabrikant is men er slechts op uit de ander af te troeven.

Het is duidelijk waar regisseur en hoofdrolspeler Jacques Tati (1907 - 1982) met  "Mon Oncle" (1958; Oscar voor beste buitenlandse film) naartoe wil. Hij prijst het alledaagse, gemoedelijke leven in buitenwijk of platteland, en levert milde kritiek op technische vooruitgang en snobs. De realiteit verliest hij echter niet uit het oog. Ook hij weet dat de tijd meedogenloos verder schrijdt. Het buurmeisje verandert opeens in een jonge vrouw, oude huizen worden afgebroken en monsieur Hulot neemt onverwacht afscheid, hij heeft diep in de provincie een baan aangeboden gekregen. Er rest Tati en zijn publiek slechts heimwee naar de onschuld.

"Mon Oncle" ontleent zijn charme vooral aan de talloze kleine, visuele grapjes, de geraffineerde geluidseffecten en de mimische kwaliteiten van Tati, die als professioneel pantomimespeler weet hoe je ook zonder tekst je publiek aan het (glim)lachen brengt. Rowan Atkinson geeft altijd ruiterlijk toe dat hij er zijn Mr Bean aan te danken heeft.