22-02-2020

LAAT ME NOOIT ALLEEN

Met de kinderen en pubers die op het instituut Hailsham zitten, is iets vreemds aan de hand. Ze hebben geen ouders, broers of zussen, mogen het schoolterrein niet verlaten, kennen de buitenwereld slechts van plaatjes, kaarten of de verhalen van hun docenten. Juffrouw Lucy is wat loslippiger dan de anderen. Zij vertelt hun dat ze bijzonder zijn, zó bijzonder dat ze heel goed op hun gezondheid moeten letten; die is voor hen nog belangrijker dan voor haar. Kathy H., de verteller, kan zich bovendien nog goed herinneren dat ze al jong te horen kreeg dat niemand van hen kinderen kon krijgen. Ja, vanaf hun tiende begrepen ze dat ze anders waren dan de volwassenen op Hailsham en de mensen buiten. Hun leven is al uitgestippeld. "Voor jullie de middelbare leeftijd bereiken, gaan jullie je organen doneren", meldt Lucy, die het niet kan verdragen dat haar pupillen dromen van een gezin, of een reis naar Amerika, of een leuke baan in een supermarkt. Het woord 'donatie'wordt een sleutelbegrip in de levens van Kathy en haar maatjes Tom en Ruth. Dit is Engeland, eind jaren negentig, een tijd die u en ik ons goed kunnen herinneren, met alleen dit verschil:klonen van mensen bestáát.

Als je totaal geen familie hebt, zijn vriendschapsbanden onontbeerlijk. Er vormen zich op Hailsham  stelletjes die elkaar als het even kan trouw blijven. De sportieve, wat sullige Tom wordt jarenlang gestuurd door Ruth, die over een scherpe tong beschikt, in idealen  wil blijven geloven, en er nauwlettend op toeziet dat Kathy van Tommy afblijft. Na Hailsham gaat ieder zijn eigen weg, maar geregeld ontmoeten ze elkaar in het circuit, want dat is voor iedereen hetzelfde. Na Hailsham sturen ze je rond je zestiende naar de Cottages, een soort vooropleiding, en daarna word je verzorger. Dat houdt in: lotgenoten verzorgen die moeten doneren. Men kijkt hoe je je ontwikkelt; vervolgens komt onvermijdelijk het moment dat je zelf organen afstaat. Twee, drie, een enkeling vier. Dan is je lichaam wel op; uitgedoneerd heet dat.

Niemand komt in opstand, denkt daar zelfs niet aan. Zij leven, zodat anderen in leven kunnen blijven. Wie of wat alles organiseert en bepaalt, is onduidelijk. Een kafkaëske wereld doemt op, waarin gevoelens er niet toe doen, wensen niet tellen en mensen opgeofferd worden. Auteur Kazuo Ishiguro (zie ook 18-11-2017 en 03-02-2018) creëert een dystopie, waarin machteloze, misbruikte mensen  lijden, hopen, verlangen. Dankzij zijn grote inlevingsvermogen krijgen we begrip voor de stekeligheden van Ruth,  de fijngevoeligheid van Ruth, de woedeaanvallen van Tom. Nee, nergens wordt deze roman een schreeuwerig protestboek. Ishiguro toont slechts; de conclusies laat hij aan de lezer over. Een meesterwerk.
Kazuo Ishiguro, Laat me niet alleen. Vertaling Bartho Kriek. Oorspronkelijke titel: Never Let Me Go. Eerste druk 2005. 304 blz.

09-02-2020

MET GEBRUIKSAANWIJZING

Meneer Arthur was in zijn jonge jaren te bleek, te mager en vooral te jongensachtig om indruk te maken op de meisjes van zijn leeftijd. Als het er echt op aankwam, kozen ze voor breedgeschouderde knapen met bakkebaarden, die een motor of in ieder geval een opgevoerde brommer tot hun beschikking hadden. Maar Arthur leerde bij. Hij kleedde zich wat anders, bezocht een moderne kapper en praatte van zich af. Dat betekent hier: luid spreken, grappen maken, altijd bliksemsnel reageren. Hij acteerde dus eigenlijk, hij speelde de rol van de vlotte knul, terwijl hij in feite een zachtaardige, verlegen knaap was. Zijn act bleek goed genoeg om Suus te veroveren.

Suus was een jaar ouder dan hij, een kop groter, met rossig haar en veel sproeten. Waarom was niet helemaal duidelijk, maar de jongens liepen massaal achter haar aan. Ze kon je strak en verleidelijk aankijken, met een geamuseerd glimlachje als je begon te hakkelen. Door haar grote ervaring doorzag ze haar minnaars al snel, kende hun gevoelige plekken, en maakte daar gebruik van. Vriendjes had ze dus altijd wel. Dat ze op Arthur viel was niettemin een verrassing, ook voor hem. Hun verkering verliep echter anders dan Arthur verwacht had.

Suus hield niet van aanrakingen in het openbaar. Zaten ze buiten op een bank of ieder op een stoeltje, dan trok ze haar been bliksemsnel weg als haar knie beroerd werd door die van hem. Als Arthur probeerde haar hand vast te pakken, dan trok ze die ogenblikkelijk in. Het liefst zat ze een halve meter van hem vandaan. In hun beginperiode had ze dat ook  als ze gingen wandelen. Ze bleef dan aan zijn rechterkant voorop lopen, keek af en toe over haar schouder, en als hij naast haar dreigde te komen, versnelde ze haar pas. Het lijkt wel of ze zich voor mij schaamt, dacht Arthur op een gegeven moment. Zo had hij ook wel meegemaakt dat ze een paar pasjes naar achteren deed als hij op haar toeliep.

Op erotisch gebied hoefde hij natuurlijk helemaal niet op iets te rekenen. Bij het afscheid voor haar tuinhekje stond ze stil, wachtte tot hij vlakbij stond, en draaide genadiglijk haar wang in zijn richting. Links, rechts en dat was het dan. Thuis kon hij dromen over vrijmoediger escapades.

Hoewel Arthur zich een verkering anders had voorgesteld, was hij toch gelukkig. Met enige trots liep hij met zijn Suus door de stad, genietend van de jaloerse blikken en bewonderende hoofdknikjes van jonge mannen en oudere heren. Want Suus wist zich aantrekkelijk te kleden en paradeerde als een volleerde mannequin. Haar gebaartjes, dure zonnebril en gebleekte tanden voltooiden de aanblik van een jonge vrouw die gezien wilde worden en daarin ook nadrukkelijk slaagde.

Speelt ze met me? Daagt ze me uit? Verwacht ze wat van mij? Arthur vroeg het zich af. Maar dat was het niet. Na maanden liet Suus wat meer toe. Ze flaneerden weleens hand in hand, ze streelde hem over zijn rug in het bijzijn van zijn ouders, en haar kusgedrag overtrof zelfs zijn stoutste verwachtingen. Zijn beheersing, zijn geduld, zijn toewijding aan haar werden eindelijk beloond. De hele affaire duurde hooguit een jaar, maar Arthur hield er een kijk op vrouwen aan over waar hij nog jaren op kon teren.