23-07-2020

OTMARS ZONEN

Johan Tromp is waarschijnlijk de onuitstaanbaarste man in de Nederlandse literatuur. Hard op weg om de absolute topman van Shell te worden leidt hij deze multinational in Nigeria door milieuwetten te negeren, van knokploegen  gebruik te maken, smeergelden te ontvangen en te betalen, en zich als een dictator te gedragen. Gewetenloos, machtsbelust, seksistisch. Kleeft er ook bloed aan zijn handen? Had hij een ontvoering kunnen voorkomen? Schuilt er misschien een diepere laag in hem, is hij wellicht minder afstotelijk dan Isabelle Orthel denkt?

Zij is zo'n jonge vrouw die het gewend is dat mannen, openlijk of heimelijk, verliefd op haar zijn. Een goed figuur, Aziatisch uiterlijk, slim, brutaal, onderzoeksjournaliste, die geregeld schrijft voor de Financial Times. Eigenlijk lijkt ze wat op Tromp. Ze aast op geld, macht, aanzien; er bestaan voor haar geen morele wetten die haar kunnen weerhouden om haar doel te bereiken. Ze reist naar Lagos om met Tromp in contact te komen; ze bezoekt het Siberische eiland Sachalin om hem, figuurlijk, het mes op de keel te zetten. Want zij wéét, en ze heeft wat hij eens over zichzelf verteld heeft, op een recorder opgenomen ook.

Te midden van dit geweld staat Ludwig Smit, vermoedelijk een zoon van Tromp. Opgegroeid in de Geressstraat in het lieflijke Blerick bij Venlo, opgevoed door zijn alleenstaande moeder, die gaat samenwonen met Otmar. Deze brengt twee muzikale wonderkinderen mee, Tosca en vooral Dolf. De laatste is een genie, maar verder mankeert er veel aan hem. Ludwig is wat timide, beschikt over een goed stel hersens en werkt ook bij de Shell. Hij kent Isabelle van zijn studententijd, maar  zijn  schuchterheid zit hem in de weg. Ook hij heeft een enorme hekel aan Tromp en dat is begrijpelijk: eens heeft die man zijn moeder in de steek gelaten, en nooit heeft hij iets van zich laten horen.

Buwalda durft. Bij hem geen hoofdpersoon die treurt over zijn protestantse opvoeding, of heimwee heeft naar zijn geweldige middelbare schooljaren. Hij snijdt de meest uiteenlopende onderwerpen aan: de filosofie van markies De Sade, het werk van Beethoven, de uitbuiting van de Shell, journalistieke normen en waarden. Door middel van wisseling van perspectief, innerlijke monologen en flashbacks weet de auteur razend knap alles met elkaar te verbinden.

Deze roman is een echte pageturner van hoog literair  niveau. Buwalda sleept de lezer mee in een draaikolk van gebeurtenissen, beleefd door wel zeer karakteristieke personen (denk aan die grootvader van Isabelle!), op de meest uiteenlopende plekken in de wereld, zo vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw. Dit eerste deel is de aanzet, in de twee volgende delen komt, ja wat? Verrassingen? Ontwikkelingen? Verdiepingen? Ik kijk reikhalzend naar ze uit.
Peter Buwalda, Otmars zonen. Amasterdam, 2019. 607 blz.


09-07-2020

DE HEILIGE VAN DRIESSEN

Een hoofdpersoon die lak heeft aan conventies, door diverse landen zwerft, in de meest uiteenlopende milieus vertoeft en de wildste avonturen beleeft: die wil je als lezer toch ontmoeten? U komt hem tegen in de schelmenroman, een genre dat ontstaan is in het Spanje van de zestiende eeuw en daarom ook wel picareske wordt genoemd; in het Spaans betekent pícaro 'schelm'. Bekende schelmenromans zijn bijvoorbeeld Ik Jan Cremer, Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull (van Thomas Mann), The Adventures of Huckleberry Finn (van Mark Twain).

 De streken van de schelm worden vooral bepaald door het lot. Hebzucht, macht, of de liefde leiden er vaak toe dat hij besluit te blijven of te vluchten. Er komt vervolgens een moment dat hij bedrog pleegt of dat men hem bedriegt, zodat hij zijn biezen moet pakken, en een nieuw verhaal een aanvang neemt. De pícaro is, hoewel een hartenbreker, toch vooral ook een eenzaam man, een buitenstaander ook, met een feilloos oog voor de misstanden in de samenleving, waarvan hij ook wel gebruik maakt om vooruit te komen in het leven. Er huist namelijk ook een opportunist in hem.

De heilige van Martin Michael Driessen is zo'n duidelijke schelmenroman dat de auteur die karakterisering zelfs onder de titel heeft gezet. Donatien, in 1839 in de Vogezen geboren, vertelt zelf zijn levensverhaal, met veel aplomb, want hij mag graag opscheppen. Al vroeg maakt hij een onschuldig meisje zwanger, verlaat haar, wordt hoefsmid, verlaagt zich tot struikrover, pleegt minimaal vijf moorden enz. Driessen maakt zijn hoofdpersoon ook tamelijk onsympathiek: hij heeft duidelijk antisemitische en vrouwonvriendelijke opvattingen en toont zich volstrekt onaangedaan als hij voor de rechtbank naar zijn proces moet luisteren. Maar de auteur is toch ook zo handig om, net als je de schelm gaat haten, hem toch een paar liefdevolle trekjes mee te geven. Zo laat hij een uiterst charmante adellijke jongedame vrij, omdat ze met hem een elegant dansje maakt op de plek van de overval.

Driessen speelt namelijk ook met de lezer. Donatien vertelt dus zijn verhaal, en blijkt in staat mee te delen hoe en wanneer hij sterft. Onze schelm citeert ergens de countrysong The Wayward Wind uit 1956 en laat zijn zoontje op verschillende manieren sterven. Driessen parodieert, is satirisch, kruidt zijn picareske verhalen met humor en af en toe filosofische terzijdes. Hij moet overduidelijk veel plezier aan het schrijven van dit boek hebben beleefd. En de lezer? Dit is een vermakelijk boek, zeer geschikt om ons coronabestaan voor een tijdje volledig te vergeten.
Martin Michael Driessen, De heilige. Amsterdam, 2019. 233 blz.