17-04-2016

EEN BROER EN VIER VROUWEN

Natuurlijk was Gerrit aangeslagen toen zijn enige broer, na een lijdensweg van enkele maanden, overleed. Hij had Leo op zijn onvermijdelijke weg naar de dood plichtsgetrouw begeleid, praktische zaken voor hem geregeld, naar zijn herinneringen geluisterd, zijn vrouw Truus getroost, het toespraakje tijdens de crematie verzorgd. Toch voelde hij al die tijd niet zo heel veel. Hij nam zich dat zelf een beetje kwalijk. Ben ik zo hard geworden? vroeg hij zich af. Heeft het leven me te weerbaar gemaakt? Terwijl hij naar een verklaring zocht en daarom terugging naar hun jeugdjaren, hun puberteit, de eerste jaren van hun huwelijk, moest Gerrit telkens vaststellen dat hun karakters toch enorm verschilden. Maar dat was het niet alleen. Zijn broer Leo vertelde nooit zo veel over zichzelf. Hij liet, ook tegenover hun ouders, weinig los. Op de basisschool was Leo de beste in rekenen, op de middelbare school blonk hij uit in wiskunde, in het zangkoor bleek zijn bariton geschikt om er solo's mee te zingen. Thuis echter vertelde hij nimmer over zijn successen. Wat verlegen liet hij complimenten van anderen over zich heen gaan, om zich vervolgens op zijn kamertje op te sluiten, of eenzelvig urenlange fietstochten te maken.

Het was dus geen wonder dat iemand met zo weinig mensenkennis de verkeerde vrouw trouwde. Truus leerde Leo kennen op het zangkoortje, waar ze met haar fletse uiterlijk en alledaagse kleding tot dan toe geen man had kunnen bekoren, maar Gerrits broer bleek een makkelijke prooi. Tijdens hun huwelijk dirigeerde zij hem alle kanten op, bekritiseerde ze hem in het openbaar, en Leo liet zich dat allemaal zwijgend welgevallen. Hij deed zijn werk op kantoor, fietste en zong, klaagde nooit en gaf geen mens de kans om in zijn ziel te kijken. Vermoedelijk was Leo bang dat mensen hem zouden kwetsen als hij wat van zichzelf zou prijsgeven, veronderstelde Gerrit. Ze mochten niks van hem weten. Een saaie man eigenlijk, van wie ook weinig uitging.En zo schuifelde zijn broer door het leven, op weg naar de dood.

Na afloop van de crematie, tijdens het koffiedrinken in de aula, ontmoette Gerrit uiteraard veel kennissen en vrienden, maar hij zag ook enkele vrouwen van middelbare leeftijd die hem totaal onbekend voorkwamen. Langzaam stroomde de ruimte leeg, hier en daar bleven wat plukjes mensen hangen. Die drie dames ook, al zaten ze ieder apart; ze kenden elkaar blijkbaar niet. Gerrit raakte nieuwsgierig, ook al omdat hun uiterlijk hem in hoge mate beviel. Met rijpe, charmante, goedgeklede types kon Gerrit  altijd uitstekend overweg.
 Het werd tijd om actie te ondernemen. Gerrit stapte op de eerste dame af, een vrij grote vrouw met prachtig grijs haar en in een fraai rouwgewaad. Haar mascara was een tikkeltje doorgelopen. Om Leo? Nou en of! Talloze fietstochten hadden ze samen ondernomen, allerlei dorpjes en kerkjes bezocht, waar Leo uitvoerig over gepraat had, want zoals zijn broer wel wist, beschikte hij over een uitgebreide kennis van de geschiedenis van hun streek. En vooral: Leo was zo'n gezellige man!

Uit zijn ooghoeken zag Gerrit dat een tweede dame moed had gevat en naar hem toe kwam gedanst, want ze had een gracieuze loop. Slank was ze trouwens ook, merkte Gerrit op en smaak voor kleding had ze eveneens. Was hij de broer van Leo? Heette hij dus Gerrit?  Leo bleek lid te zijn geweest van een clubje amateurfilosofen, dat eens in de maand in een naburig stadje bij elkaar kwam. Het klikte al gauw tussen haar en Leo; na afloop zaten ze vaak samen over de hogere dingen des levens te praten, waarbij ze allebei steeds persoonlijker werden. Ze wist van zijn moeilijkheden thuis en op kantoor, van zijn depressies enzovoort. Gerrit wist niet wat hem overkwam. Leo? Depressies? Ze schatte Leo zeer hoog, vertelde ze nog. Met geen man had ze zo goed kunnen praten als met hem. Haar ogen werden er vochtig van.

Achter zich hoorde Gerrit zacht geritsel, terwijl een aangename parfumlucht zijn neus streelde. Een warme stem fluisterde: "Mag ik er even bij komen zitten?" Dame nummer drie had haar schroom overwonnen om ook haar verhaal te vertellen. Zeer donker van haar, getinte huid, grote zwarte ogen, aangename vrouwelijke vormen, klein maar elegant: Leo had ze kennelijk in alle soorten en maten. Ze bezochten samen allerlei musea. Vooral exposities van zeventiende - eeuwse Nederlandse schilderkunst, want daar wist Leo zoveel van af. O, ja?  "Leo kon er zo prachtig over vertellen. Het waren steeds verrukkelijke middagen. Trouwens, om eerlijk te zijn, het klinkt nu misschien ongepast, maar ik vond het altijd prettig als Leo bij mij  was. " De twee andere schoonheden knikten instemmend. Zo hadden zij het ook gevoeld.

Daar zat Gerrit nu, tussen de drie vriendinnen van zijn schuchtere broer, de een nog mooier dan de ander. Leo had nooit over hen gesproken, en ook nauwelijks over hem, zijn enige broer, merkte hij. Terwijl de dames herinneringen ophaalden en elkaar ondertussen van hoofd tot voeten opnamen zoals alleen vrouwen concurrenten kunnen taxeren, vroeg Gerrit zich af waarom hij hier helemaal niets van wist. Kennelijk had Leo zich in hun gezin nooit echt thuis gevoeld, zag zich met zijn culturele interesses onbegrepen en wendde zich daarom tot anderen. En dan drie van zulke aantrekkelijke dames! Gerrit werd er postuum jaloers van.

Toen de kelners begonnen te rommelen met bordjes en kopjes ten teken dat ze op moesten krassen, stelde hij ieder nog een laatste vraag: "Hoe zullen jullie Leo nu in herinnering houden?"
"Als een maatje", zei de grijsharige.
"Als de beste vriend die ik  ook gehad heb", wist de danseres.
"Als een platonische minnaar", fluisterde Miss Venezuela.

Toen Gerrit later op de middag, na enkele zakelijke kwesties geregeld te hebben,  naar zijn auto liep die op het parkeerterrein stond, dook plotseling een alleraardigste, al wat oudere vrouw, in stemmig zwart, voor hem op.  Die gaat me vertellen dat ze vleselijke gemeenschap met Leo heeft gehad, dacht Gerrit ondeugend. Maar nee, ze wilde hem slechts condoleren met het verlies van zijn broer.

14-04-2016

EEN THRILLER VAN TOEN (3)

Als Georges Simenon (1903 - 1989) zijn nieuwe roman helemaal doordacht had, sloot hij zich op in zijn studeerkamer en kwam er zo'n twee weken niet of nauwelijks uit. Hij vereenzelvigde zich zó met zijn hoofdpersonen dat hij in een roes raakte die zijn creativiteit en werkkracht in hoge mate bevorderde. Het lukte hem dan ook enkele tientallen pagina's per dag te schrijven. Zo wist hij een oeuvre van rond de 500 titels op te bouwen.

In Brief aan mijn rechter (1954) tracht de veertigjarige huisarts Charles Alavoine, veroordeeld  voor moord, een onderzoeksrechter ervan te overtuigen dat hij niet ontoerekeningsvatbaar was toen hij zijn misdrijf pleegde. Integendeel, hij kwam juist met voorbedachten rade tot zijn daad. Om dat duidelijk te maken, vertelt hij zijn levensverhaal, laat hij zien welke edele motieven hem hadden gedreven.

Opgegroeid op het Franse platteland, bij een onderdanige maar wijze moeder en een dominerende vader die dronk, achter de vrouwen aanzat en graag op wild joeg, leerde Charles al snel het harde leven kennen, toen zijn vader zelfmoord pleegde. Alcohol, schulden, en hij was neerslachtiger dan hij wilde toegeven. Zijn moeder weet toch zijn studie te betalen, zodat Charles  als dokter op het platteland kan blijven wonen. Met zijn lengte van 1.80 m en negentig kilo zwaar imponeert hij en kan hij zware klussen aan. Hij houdt eigenlijk van niemand. Niet van zijn slaafse eerste vrouw, niet van zijn waardige tweede echtgenote. Ook hij doet aan overspel, maar puur voor het fysieke genot.

Alles wordt anders als de vijfentwintigjarige Martine in zijn leven verschijnt: uiterlijk niet echt bijzonder, vijftien jaar jonger dan Charles, maar handig met mannen. Ze heeft in het verleden een twijfelachtig bestaan geleid en dat wil ze achter zich laten. Charles helpt haar daarbij: hij neemt haar in dienst als verpleegster. Hij is jaloers, heeft last van bezitsdrang, kan absoluut niet buiten haar. Ze laat het toe, is blij met zijn aandacht. Maar als hij aan de Martine van vroeger denkt, de vrouw die mannen aan zich laat komen, dan wordt hij agressief. Hij slaat en slaat. De spijt die hij vervolgens heeft, verhindert niet dat hij een volgende keer weer zo'n onbedwingbare drift tot meppen krijgt. Charles blijkt een psychopaat, zonder dat te beseffen.

Eerlijk biecht hij alles aan de rechter op. De lezer weet wel van de moord, maar niet hoe, waarom en op wie. Dat maakt de spanning van deze psychologische thriller uit, die staat of valt met de gecompliceerde karakters van Charles en Martine. Simenon neemt zich daarvoor veel tijd: wel heel veel pagina's worden gewijd aan de huisarts die zich volledig verstrikt in waandenkbeelden, terwijl het ook veel inspanning kost om de lezer te laten inzien waarom dat jonge meisje zo begripvol al dat geweld over zich heen laat gaan. Brief aan mijn rechter geniet groot aanzien bij de Simenonfans, maar mij heeft deze roman niet echt kunnen overtuigen.
Georges Simenon, Brief aan mijn rechter. Vertaling van Lettre à mon juge (Parijs, 1954) door Hans van Cuijlenborg, De Bezige Bij, Amsterdam 2015, 256 blz.

04-04-2016

ALS DE WINTER VOORBIJ IS

Hij staat er zelf niet zo bij stil, maar voor de lezer is het al gauw duidelijk dat Thomas goed ligt bij de vrouwen. Ga maar na: uit zijn gymnasiumtijd stamt Margriet, in zijn studentenjaren ontmoet hij Klaske en Julie, op middelbare leeftijd heet zijn lief Aimee. Na een absurd avontuur mag hij Laura omhelzen. Martine was slechts iets voor een paar dagen. Maar de dertienjarige Lin, die hij op zijn negentiende leert kennen, blijkt een hartsvriendin voor het leven.

Met Aimee leeft hij nu; alle vrouwen tonen hem zijn kwaliteiten en gebreken, geven hem levenslessen mee;  inclusief stiefzusje Becky laten ze hem peinzen en piekeren. Hij weet dat hij bang is om aangeraakt te worden, zowel lichamelijk als geestelijk, en wijt dat aan zijn tijd in het ziekenhuis toen hij drie was. Hij begrijpt dat hij moeilijk mensen tot zich toelaat, stil, gereserveerd is. Dat past overigens bij zijn levensopvatting dat we slechts als passanten door het leven gaan, die even met elkaar oplopen, kort iets delen en dan weer verdwijnen. Alleen met Lin, dat was wat anders...

Geuren, kleuren, een woord, ze kunnen moeiteloos veertig jaar overbruggen en een beeld oproepen van zijn geliefde geboortestad Nijmegen, van zijn vroeg gestorven vriend Bart, van zijn vader die ook een kameraad was. Als schrijver van verhalen, romans, toneelstukken is Thomas steeds op zoek om van de werkelijkheid een waarheid te maken, en dan durft hij te stellen: niets gaat voorbij.

Zo keren twee dromen telkens weer terug. Een droom gaat over de onbereikbaarheid van alles en iedereen, de andere heeft niet Thomas, maar Lin als hoofdpersoon. Hij droomt dat niemand bij haar is. Deze droom dringt zich zó indringend aan hem op, dat die hem ook de volgende dag achtervolgt. Ja, daar is een verklaring voor. Want Lin, schuld en verantwoordelijkheid zijn voor Thomas op een dramatische manier met elkaar verbonden.

Als u een roman wilt lezen over liefde en vriendschap, het tijdelijke en het eeuwige, vederlicht van stijl, vol met filosofietjes en haast zintuiglijke beschrijvingen, dan weet u nu waar u terecht kunt.
Thomas Verbogt, Als de winter voorbij is. Amsterdam, 2015, 222 blz. Genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs 2016.