26-04-2021

DE KUNST VAN HET KUSSEN

 De dokter liet er geen twijfel over bestaan. Meneer Arthur had niet lang meer te leven. Als hij nog van mensen afscheid wilde nemen, moest hij opschieten. Nu was hij nog helder van geest, maar dat zou niet erg lang duren. Had hij een bepaalde voorkeur? Waren er misschien ook mensen die hij absoluut niet wilde zien?

"O ja, meer dan genoeg," grijnsde Arthur. " Leer mij de mensen kennen. Laf, trouweloos, gemakzuchtig, uit op eigen voordeel. Dat heeft het leven me wel geleerd. Monnik had ik moeten worden, in zo'n strenge orde, waar je helemaal niks mag, behalve bidden." Hij zweeg, hijgde, transpireerde. Arthur had er zich allang bij neergelegd dat hij wellicht al binnen enkele uren zou sterven. Toch wilde hij van sommige geliefde personen afscheid nemen. Maar hoeveel gesprekken kon hij nog aan? Wat dacht de dokter ervan?

Die was, zoals altijd, duidelijk. "Er zitten er in het kamertje hiernaast drie te wachten, maar dat is te veel. Een kun je aan; je zult moeten kiezen." 

"Wie zijn die drie dan?" Ik  haal je vrouw er even bij," antwoordde de dokter, en liep de kamer uit. Even later kwam ze het hem vertellen: "Sjaak, Robert en...", ze aarzelde even, "die roodharige vrouw van vroeger, hoe heet ze ook al weer?" Arthur knikte. "Wendy bedoel je." En hij verzonk in gepeins.

Sjaak was al zijn hele leven bij hem. Eerst als schoolvriendje, later als kameraad en uiteindelijk als compagnon. Samen startten ze de makelaardij, die uiteindelijk zou uitgroeien tot de grootste van de provincie. Sjaak was de rekenaar, hij de verkoper. Ze voelden elkaar perfect aan. Natuurlijk nam hij afscheid van Sjaak.

Ook zijn oudere broer Robert had een belangrijke rol in zijn leven gespeeld. Omdat hun vader jong gestorven was, had hij hem onder zijn hoede genomen. Dat was weleens irritant geweest als Robert zijn huiswerk controleerde en wilde weten wie zijn vrienden waren, maar hij bedoelde het goed. Later, toen Arthur getrouwd was en er wel degelijk vriendinnen op na hield, had hij er zijn afkeuring over uitgesproken, maar meer ook niet. Een volwassen broer leidt zijn eigen leven. Goud waard was Roberts mensenkennis: de keren dat hij hem afraadde met bepaalde zakenrelaties in zee te gaan, bleek hij altijd goed te zitten. Vanzelfsprekend wilde hij zijn zorgzame broer voor het laatst de hand drukken.

Arthur hoorde wat gemompel op de gang. Het werd tijd om te zeggen wie er binnen mocht komen. En zijn gedachten gingen terug naar lang, lang geleden.

Hij was zestien, ging voor het eerst met vrienden stappen, en mocht meteen al een meisje van negentien naar huis brengen. Ze heette Wendy, had lang, rood haar en stond bekend om haar lichtzinnige levenswandel. Waarom ze uitgerekend hem had uitgekozen, wist Arthur niet, maar het moment dat hij bij haar voordeur stond en begreep dat hij haar kussen moest, zal hem zijn hele leven bijblijven. Aanvankelijk kuste hij haar met gesloten mond, totdat ze ingreep. Behendig met haar lippen manoeuvrerend opende ze zijn mond, zodat de twee tongen elkaar ontmoetten en ze hem liet proeven van een genot dat hij nooit eerder had gekend. Klokken beierden, violen speelden een prachtige melodie en engelen hieven een hemels geluid aan. Haar gesloten ogen en de geluidjes die ze slaakte bewezen dat hij over een onvermoed talent beschikte.

Het is natuurlijk nooit iets geworden tussen die twee, want Wendy wilde vooral stoere, ervaren mannen met biceps en tatoeages. Toen Arthur ouder werd, merkte hij dat hij het goed deed bij beschaafde meisjes uit de gegoede kringen, waar men hockey speelt of volleybalt. Tot zijn eigen verbazing bleef hij zich toch altijd aangetrokken voelen tot het volkse type: tikkeltje ordinair, te veel opgemaakt, te uitbundig gekleed, iets te luidruchtig. Kortom, zoals Wendy. Toen ze bij hem langskwam om geld te lenen, zodat ze een tijdschriftenzaakje kon beginnen, gaf hij haar dat. Nooit drong hij op terugbetaling aan. Eens in de maand liep hij bij haar binnen om een krantje te kopen; met carnaval ging hij met haar uitgebreid een pilsje drinken. Als hij dan dichtbij haar stond en in die zwaar opgemaakte, lachende ogen keek, hoorde hij soms nog die engelen zingen.

Arthur was eruit. De beslissing was gevallen. Toen de deur openzwaaide en zijn vrouw hem vragend aankeek, wenkte hij haar om dichterbij te komen, zodat ze hem goed kon verstaan.



12-04-2021

VOORDAT DE KOFFIE KOUD WORDT

Een briljante vondst! Hier kun je als schrijver alle kanten mee op. Dat was mijn eerste reactie toen ik las waar de Japanse roman Voordat de koffie koud wordt over ging. In een steegje in Tokio bevindt zich een café waar speciaal gebrouwen koffie geschonken wordt. Het is daar, onder bepaalde voorwaarden, mogelijk terug te reizen in de tijd. Geweldig!

Welke mogelijkheden biedt deze vondst de auteur wel niet. Zijn hoofdpersonen beleven nog één keer de eerste kus, ze benutten die belangrijke penalty in de laatste minuut, maken de geboorte van hun kind weer eens mee. En voor de minder gevoeligen: hun hoofdpersoon neemt wraak op die gevreesde leraar, zet dat nare vriendje voor gek, laat die arrogante jongen een blauwtje lopen. Terug in de tijd geeft je als schrijver de gelegenheid om allesoverheersende emoties als heimwee, verlangen, troost en voldoening in al hun rijkdom te schilderen.

De korte proloog zet de enthousiaste lezer weer met beide benen op de grond. Er blijken een aantal vervelende regels te bestaan. Ik zal er enkele noemen.
1. Je zit op één bepaalde plek, en alleen vanaf dáár kun je reizen.
2. Als je eenmaal terug in het verleden bent, kun je niet van je plek weggaan.
3. Je kunt geen mensen ontmoeten die dit koffiezaakje nog nooit hebben bezocht.
4. De reis duurt slechts kort, want die houdt op zodra de koffie koud geworden is. Vandaar de titel.
5. Door terug te keren naar het verleden zal de werkelijkheid niet veranderen, hoezeer je je ook inspant. Ai, dat is nog eens een teleurstelling. Waarom zou je er eigenlijk aan beginnen?

Toch bieden al die voorschriften (er zijn er nog meer) een houvast, een solide basis. Niets in het leven is gemakkelijk, een mens moet voortdurend strijd leveren, voor niks gaat de zon op. Terug naar vroeger, oké, maar je moet er wel wat voor doen.

Auteur Toshikazu Kawaguchi (Osaka, Japan; 1971) publiceert na de proloog vervolgens vier verhalen, die hij nogal serieuze titels geeft: Geliefden, Echtgenoten, Zussen, Ouder en kind. Het zal wel gekomen zijn omdat ik een totale andere verwachting had van de verwerking van het thema, maar ze vielen me eigenlijk allemaal tegen. 

In het eerste verhaal wil een vrouw haar vriend confronteren met de leegheid van hun relatie. Maar Kawaguchi is vooral bezig alle regels uit te leggen, zodat er eigenlijk weinig gebeurt. In Echtgenoten  probeert een vrouw een brief in handen te krijgen die haar man, lijdend aan alzheimer, haar eens had willen geven. De auteur verstrikt zich, ook al door het geheugenverlies van de man die vroeger en nu niet uit elkaar kan houden, in zijn eigen spel met de tijd. Het tragische gegeven lijdt daaronder.  

Het derde verhaal is acceptabel, al ligt sentimentaliteit hier nadrukkelijk op de loer. De vrouwelijke hoofdpersoon heeft met haar ouders gebroken. Haar jongere zus bezoekt haar zeer geregeld om de breuk te helen. Na het laatste bezoek verongelukt ze. Schuld! Boete! Wat nu! En dat gevoel van: kan het niet wat minder, had ik ook tijdens het lezen van Ouder en kind. De zwangere moeder weet dat ze wellicht haar kind wel zal baren, maar blijft haar baby in leven? We krijgen nu een sprong naar de toekomst; natuurlijk, dat mag ook. Heel getalenteerde auteurs komen weg met zo'n overgevoelig onderwerp, maar in mijn ogen lukt dat Kawaguchi hier niet. Hij had overigens in Japan veel succes met deze roman, die eigenlijk een bewerking van een van zijn toneelstukken was. 
Toshikazu Kawaguchi, Voordat de koffie koud wordt. Eerste druk Tokyo, 2015. Vanuit het Japans vertaald door Maarten Liebregts. Uitgeverij Meulenhoff, Amsterdam 2020. 255 blz.