25-06-2017

BRAM FISCHER: EEN TRAGISCHE HELD

De strijd over apartheid in Zuid - Afrika breekt serieus los als in 1963 de politie 's ochtends om half zes  de Likesleaf Farm in Rivonia, een voorstad van Johannesburg, binnenvalt en negen mannen arresteert. Zij hadden gediscussieerd over de wijze waarop ze in hun land een einde moesten maken aan de ongelijkheid tussen blank en zwart. De roep om "bombs and bullets" was luider dan ooit, want alle vreedzame pogingen hadden gefaald. Dan maar terroristen worden? Eén man was al eerder gearresteerd: de charismatische Nelson Mandela. Hij wees geweld overigens af.

De mannen worden aangeklaagd voor landverraad, en dat betekent de doodstraf. De Zuid - Afrikaanse regering wil nadrukkelijk van ze af, dus hebben ze een uitzonderlijk goede advocaat nodig. Die is er en hij wil wel. Bram Fischer is een moedig man, bij velen bekend, want hij was een geweldige rugbyspeler, die nog in het nationale team gespeeld had.

Fischers leven kent de verscheurdheid waar idealisten zelden tegen opgewassen zijn. Kies je voor de droom? Of voor de daad? En wat vinden je huisgenoten daar eigenlijk van? Aanvankelijk was hij een zondagskind. Geboren in 1908 te Bloemfontein uit een blanke, vooraanstaande familie, studeerde hij rechten in o.a. Oxford, waar hij linkse politieke denkbeelden opdeed, die wonderwel pasten bij zijn overtuiging dat blank en zwart best vriendschap met elkaar kunnen sluiten. Vanaf 1935 leidde hij in Johannesburg een advocatenkantoor dat vooral geraadpleegd werd door rijke en dus machtige blanken. Bram leek "one of the boys", maar ondergronds adviseerde hij Mandela en hij zou de tiende gearresteerde man geweest zijn, als het toeval niet een handje had geholpen.

Bram verdedigt zijn kameraden vol verve. Hij is principieel, idealistisch, vaderlandslievend. Zijn land moet een democratie blijven, wetten behoren uitgevoerd te worden en voor iederéén te gelden. Hij wint debatten en houdt prachtige pleidooien, maar de blanken zien hem als een landverrader. Goedwillende vrienden en familieleden vinden hem nogal eens star, eigenwijs, naïef. Iedereen weet dat er op hem gejaagd zal worden, maar hij weigert zijn land te verlaten.

Dit is géén Hollywoodfilm met een gelikt happy end. Dit is een thriller, een rechtbankdrama, een bewogen verhaal over recht en onrecht, een film die hart en hoofd van de toeschouwer beroert, met een fantastische rol van Peter Paul Muller als Bram Fischer.
Bram Fischer. Regisseur Jean van de Velde. Acteurs: Peter Paul Muller, Antoinette Louw, Sello Motloung. Uitgebracht maart 2017.

14-06-2017

EEN ONBERISPELIJKE MAN

Het Britse koloniale bestuur, in India ook wel Raj genoemd, regeerde van 1858 tot 1947 het zuidelijke gedeelte van Azië. De aldaar werkzame ambtenaren stuurden hun kinderen al op hun vierde of vijfde jaar naar Groot - Britannië om daar inlandse ziektes te ontwijken, goed Engels te leren en beschaafd opgevoed te worden. Ze zagen hun ouders gedurende enkele jaren niet meer, met soms als gevolg dat ze veel meer gehecht raakten aan hun pleeggezin, of, het tegenovergestelde, dat ze liefdeloos behandeld werden. Raj - weeskinderen werden ze genoemd, en ze hadden vaak een vlekje op hun ziel.

Voor Edward Feathers ( Eddie; voor collega's en bewonderaars: Old Filth) ziet zijn jeugd er nog wat dramatischer uit. Zijn moeder sterft kort na zijn geboorte in de binnenlanden van Maleisië, waar zijn vader als districtsofficier en gouverneur geacht maar niet geliefd zijn werk doet en zijn zoon en enig kind aan zijn lot overlaat. Een inlands meisje voedt hem op; hij brengt de eerste jaren van zijn leven in de jungle door, spreekt nauwelijks Engels en vloeiend Maleis. Dan grijpt een vrouwelijke missionaris van de baptistenkerk in en zorgt ervoor dat hij, met twee nichtjes, bij een pleeggezin in Wales wordt ondergebracht. Zijn vader betaalt, van contact is geen sprake. In Wales breken enkele helse jaren aan, totdat hij op zijn achtste op een prestigieuze school wordt ondergebracht, waar vakkundige en prettige docenten hem klaarstomen voor de universiteit van Oxford.

Deze en vele andere heftige herinneringen wellen bij Eddie op als zijn vrouw Betty plotseling overlijdt. Ze waren bijna vijftig jaar getrouwd; Eddie is nu ongeveer tachtig, woont alleen in een prachtig landhuis. Als hij een nieuwe buurman krijgt, betekent dat een nieuwe impuls voor zijn geheugen: Veneering! Ook een advocaat, ongeveer even oud, en beiden bouwden een prachtige carrière op in Hongkong. Maar vooral: troen waren ze vijanden, terwijl Betty een affaire had met Veneering, waar Edward van wist. Wat voor een man is Edward eigenlijk?

Zijn huidige, veel jongere collega's zien vooral de buitenkant: een opvallend lange, nog steeds opmerkelijk knappe man, begenadigd redenaar, briljant advocaat en rechter, heel erg rijk, iemand die een rimpelloos leventje geleid heeft. Betty kent hem uiteraard anders: onvoorwaardelijk trouw aan haar, maar liefde kon hij niet geven, en daarom kwamen er ook geen kinderen. Voor zijn twee nichtjes is hij de held, want toen, in Wales... Zichzelf beschouwt Edward als een man die altijd verlaten is geweest of gedumpt, die daarom zich gereserveerd terugtrok in een eigen wereldje, koel, hooghartig, met als motto: herinnering en begeerte geven zin aan het leven.

En de lezer? Die begint eerst alle puzzelstukjes bij elkaar te leggen, want schrijfster Jane Gardam ( Coatham, Engeland, 1928) springt kwiek van heden naar verleden en terug, wisselt makkelijk van land, schotelt de lezer veelvuldig slechts fragmenten voor, zodat het enige moeite kost het verleden te reconstrueren. Edward heeft altijd naar een vaderfiguur gezocht, en naar veiligheid en geborgenheid. Dat is nooit echt gelukt, waardoor hij de wereld in toenemende mate is gaan zien als wreed en walgelijk, vol wraak en liefdeloosheid. Geen wonder dat hij zo weinig van zichzelf prijsgaf. Veel te gevaarlijk. Je moet anderen geen wapens in handen geven waarmee ze je kunnen kwetsen. Wees charmant en toch afstandelijk, gebruik je intellect, dan heb je nauwelijks last van ze.
Jane Gardam, Een onberispelijke man. Vertaling door Joost Poort van Old Filth (London, 2004). Amsterdam,2017. 320 blz.

04-06-2017

HET SLOT VAN KAFKA

Een jongeman van ruim dertig jaar, K. genoemd, belandt in een dorp dat wordt beheerst door ambtenaren in dienst van graaf Westwest. Zij verblijven in een op een hoge berg gelegen slot. Naar eigen zeggen heeft K. land, bezit, vrouw en kinderen achtergelaten omdat de overheid hem als landmeter heeft aangesteld. Er leidt geen weg naar het slot, om er binnen te gaan heeft men een vergunning nodig, dus het slot is voor K. vooralsnog onbereikbaar. De burgemeester van het dorp, dat in bezit is van het slot, meldt hem dat er sprake is van een misverstand: niemand heeft behoefte aan een landmeter. Hij mag trouwens niet in het dorp slapen. Dat wordt weliswaar oogluikend toegelaten, maar de meeste inwoners zijn onvriendelijk tegen hem, want ze beschouwen hem als een hinderlijke vreemdeling.

De bureaucratie beheerst hier de samenleving: bedienden rijden rond met karretjes, volgeladen met aktes; de  ambtenaren behandelen de plaatselijke bevolking met onverholen arrogantie; de enige weg die K. tot topman Klamm kan brengen, leidt door de processen - verbaal van een secretaris. Maar K. stelt alles in het werk om het slot binnen te komen. Zo knoopt hij relaties aan met vrouwen die hem wellicht verder kunnen helpen. Op een nacht raakt hij in gesprek met een tamelijk hoge en opvallend vriendelijke ambtenaar, die bereid is hem te helpen. Maar K. benut deze kans niet.

De wereld van Franz Kafka doet denken aan een nachtmerrie. Het slot lijkt op alles, behalve op een slot; de macht die het uitstraalt is immens, maar zijn ambtenaren en het slot zelf zijn letterlijk en figuurlijk onbereikbaar; wel kan men door een kijkgat de opperheerser, Klamm, in zijn werkkamer, gevestigd in een herberg, gadeslaan; K. is aangesteld als landmeter, men wil helemaal geen landmeter, hij werkt dus nooit als landmeter, toch ontvangt hij een brief waarin hij bedankt wordt voor wat hij tot dusver gedaan heeft als landmeter. Overal dwaal je door lange gangen, onverlichte kamertjes, doodlopende steegjes. En ieder moment kan er een vonnis, hoe onterecht ook, over je uitgesproken worden.

Geen wonder dat Das Schloss, voor het eerst verschenen in 1926 bij een uitgeverij in München, talloze interpretaties in de meest uiteenlopende talen heeft gekend. Men las het boek als een allegorie van de macht, van het jodendom,  de vervreemding enz. Daarnaast gingen sociologen ermee aan de haal, freudianen sloegen toe, existentialisten lieten zich ook niet onbetuigd. Iedereen kan zijn gelijk krijgen, want Kafka laat veel vragen onbeantwoord en het slot is een leeg gebouw, zodat een  creatieve geest er alle kanten mee uit kan.

Nee, Het slot leest bepaald niet als een trein. Ondanks de heldere, zakelijke taal die Kafka af en toe kruidt met subtiele humor, kun je als lezer het beste elke dag kleine stukjes tot je nemen, laten we zeggen zo'n dertig bladzijden per dag. Volgens één van zijn biografen, Ernst Pawel, had de auteur op den duur literaire problemen met zijn roman. Kafka schreef alleen als hij inspiratie had,  maakte geen gebruik van een schema, en omdat Het slot geen echte intrige en  ontwikkeling van de hoofdpersonen kent, waaiert het maar uit, en houdt dan plotseling op. Kafka heeft zijn boek namelijk nooit voltooid, ons dus achterlatend met een duistere, toch wel intrigerende roman.
Franz Kafka, Het slot. Vertaald door Willem van Toorn en Gerda Meijerink, Amsterdam, 2014. 442 blz.