01-05-2013

EEN ARGELOOS MAN

Toen in december 1843 de eerste aflevering van "Martin Chuzzlewit" in zijn tijdschrift verscheen, had Charles Dickens hoge verwachtingen van het boek. Enkele verhaallijnen waren hemzelf nog niet helemaal duidelijk, maar er stonden hem een paar schilderachtige personages en een aantal meeslepende scènes voor ogen. Na de successen van o.a. "Nicolas Nickleby" en "The Old Curiosity Shop" liet het publiek, getroffen door een financiële crisis, hem min of meer in de steek. Waar de andere romans oplages van minimaal 50.000 exemplaren per keer haalden, daar kwam "Chuzzlewit" niet verder dan zo'n 20.000. Men was echter niet op hem uitgekeken. Rond Kerstmis van hetzelfde jaar lag "A Christmas Carol" (Scrooge dus!) in de winkels, dat sensationeel ontvangen werd.

Dickens wilde met "Martin Chuzzlewit" aantonen dat veel ondeugden te herleiden zijn tot die ene: egoïsme. Hij toont de lezer de familie Chuzzlewit, waarvan de leden uitblinken in koppigheid en hebzucht. Zonder zich om iemand te bekommeren, streven ze schaamteloos hun eigenbelang na. Om hun nare karakter des te sterker te laten uitkomen, creëerde Dickens figuren die de lezer weer verzoenen met het menselijk ras.

Een van de aandoenlijksten is Tom Pinch. Met zijn 35 jaar moet hij het niet van zijn uiterlijk hebben. Hij oogt lomp en onhandig, is bijziend en al behoorlijk kaal, terwijl hij de gewoonte heeft om telkens zijn hoofd naar voren te steken als hem iets gevraagd wordt. Zijn leermeester Pecksniff, neef van de Chuzzlewits, buit hem genadeloos uit, maar Tom blijft dankbaar, want zijn natuurlijke goedheid maakt hem argeloos. Pecksniff en zijn dochters kijken op hem neer, omdat hij totaal geen capaciteiten heeft. Volstrekt onjuist: Tom speelt prachtig orgel en piano, en mooie boeken behoren tot zijn beste kameraden.

Ook vriend Martin doet aanvankelijk neerbuigend. Tom is te goedig om dat door te hebben, zoals hij ook weigert te geloven dat sommigen geleend geld nooit aan hem zullen terugbetalen. Pas als Pecksniff ontmaskerd wordt, beseft hij welke donkere kamers in een mens kunnen huizen. Hij treedt resoluut op tegen een rijke kopergieter bij wie zijn zus Ruth in dienst is; hij gaat de schurk Jonas succesvol te lijf als die hem bedreigt.

Hoe staat het met de liefde? In het diepste geheim, alleen Ruth weet ervan, adoreert hij Mary. Meer is er voor hem niet weggelegd, want Dickens heeft Martin voor haar bestemd. Toms argeloosheid zorgt ervoor dat hij absoluut niet doorheeft wat de lezer allang ziet aankomen, namelijk dat zijn innig geliefde zusje in de smaak valt bij vriend John. Dat de vier mensen om wie hij het meest geeft het ware geluk gevonden hebben - er had Tom niets mooiers kunnen overkomen. Zijn totale zelfverloochening leidt ertoe dat hij  niets meer verlangt. Mary zal naar zijn muziek blijven luisteren, Martin biedt hem een gelijkwaardige vriendschap aan, Ruth en John eisen dat hij deel uitmaakt van hun gezinnetje ... wat heeft een mens nog meer nodig? Zijn tevreden eenzelvigheid krijgt door deze houding een tragische grootheid, reden waarom Dickens Tom Pinch de echte held van dit verhaal noemde.