31-05-2021

MIDNIGHT IN PARIS

Nadat Woody Allen een paar succesvolle films in het buitenland had gemaakt, kreeg hij van wereldstad Parijs het verzoek om aldaar een film op te nemen. Men zou hem alle medewerking verlenen. Allen, de man die geniet van de drukte die wereldsteden nu eenmaal te bieden hebben,  hapte meteen toe. Vier maanden  vertoefde hij met vrouw en kinderen in een suite van een voornam hotel in Parijs. 

Hoofdpersoon Gil heeft wel wat van Woody weg. Hij is permanent ongelukkig. Het bevalt hem uitstekend in de stad, maar de omgeving staat hem minder aan: zijn verloofde wil dat hij rijk genoeg is om in in Santa Monica te wonen, zijn schoonvader vindt hem een linkse rakker en Gil zelf wil een serieuze, echt literaire, roman schrijven, want tot dusver was hij slechts een broodschrijver.

Op een nacht, als hij alleen rondtrekt, verdwaalt hij. Wanneer  de klok twaalf uur slaat, komt plotseling een auto uit de jaren twintig voorrijden. Mannen roepen hem toe om in te stappen. Ze brengen hem naar een restaurant waar hij auteur Scott Fitzgerald met zijn vrouw Zelda ontmoet, die hem voorstellen aan niemand minder dan Ernest Hemingway. Later die nacht bezoekt hij het huis van Gertrude Stein, die hem dan en de nachten erna in contact brengt met andere artistieke grootheden uit de jaren twintig van de vorige eeuw: Bunuel, Salvador Dali, Degas, Picasso, Cole Porter. Nu voelt hij zich gelukkig, hier voelt hij zich thuis, dit zijn de jaren waarin hij wil leven. Als hij ook nog verliefd wordt op het vriendinnetje van Picasso en die liefde beantwoord ziet, dienen de eerste moeilijkheden zich aan.

Kan het romantischer? Ontevreden zijn met je bestaan, een onbereikbare geliefde, verlangen naar een verleden tijd, oog in oog staan met de artiesten die je bewondert en daarom onaanraakbaar zijn...dit alles zit in deze film en in het leven van de regisseur. Als u de autobiografie van Woody Allen gelezen hebt, dan weet u hoezeer hij mannen als Bunuel, Hemingway en Scott Fitzgerald hoogacht. In ` A propos vertelt hij ook hoe hij, sociaal onhandig als hij is, Carla Bruni, de echtgenote van toenmalig president Sarkozy, wist te bewegen een rolletje te spelen. Hij was toch al zeer tevreden over haar en de cast, maar de kers op de taart is voor hem Léa Seydoux, het  Franse meisje Gabrielle van die muziekwinkel met platen van heel vroeger(!). Zich definitief vestigen in Parijs...Woody heeft er serieus over nagedacht.

De film leverde Allen, die niet alleen regisseerde maar ook het verhaal schreef, een Oscar op voor het meest originele script. Voor het eerst in zijn carrière  maakte hij  een film die meer dan 150 miljoen dollar opbracht. Een artistieke film vol weemoed, heimwee en verlangen, waar alles zich afspeelt in een betoverend gefilmd Parijs ...wat heerlijk dat zoiets ook een financiéél succes kan worden.

Midnight in Paris. Regisseur: Woody Allen. Acteurs: Owen Wilson, Rachel McAdams, Carla Bruni, Léa Seydoux. Land: Verenigde Staten. Uitgebracht: in 2011. 

20-05-2021

WOODY ALLEN OVER ZIJN LEVEN

Woody Allen ( geboren in 1935) groeide op in Brooklyn, New York, in een joods gezin uit de lagere middenklasse. Zijn moeder bracht als boekhouder van een bloemenzaak het geld binnen; vader rommelde wat aan als weinig succesvolle bookmaker. Toen hij vijf was, nam zijn oudere nicht hem al mee naar de bioscoop voor de dubbele voorstelling van twaalf uur op de zaterdag. Eindeloos luisteren naar de radio, constant films bekijken, zelf verhalen bedenken: zó schermde toen al de jonge Woody zich af van de rauwe buitenwereld. De familie omringde hem met alle aandacht en liefde, maar als kind al bleek Woody een zenuwpees, een angsthaas, een pessimistisch jongmens. 

 Toen hij zestien was stuurde hij grappige opmerkingen en moppen naar columnisten van plaatselijke kranten, en vaak namen die ze op in hun stukjes. Op zijn zeventiende werd hij ingehuurd door een kantoor om na school even langs te komen om grappen te bedenken die aan kranten verkocht werden. Hij krijgt daarvoor veertig dollar per week. Zijn moeder verdient hetzelfde, maar die moet wel vijf dagen in de week acht uur werken. 

Op zijn twintigste trouwt hij met Harlene, die dan zeventien is. Neurotisch is hij nog steeds, hij lijdt o.a. aan entreevrees: vaak durft hij niet ergens naar binnen te gaan, Jarenlang zal hij, zonder succes, diverse psychiaters verslijten. Eenentwintig jaar oud schrijft hij teksten voor tv - shows, waarmee hij bakken met geld verdient. Hij gaat scheiden van Harlene en trouwt later met Louise Lasser, maar ook dat huwelijk houdt niet zo lang stand. 

Dan doet hij zijn intrede in de filmwereld. Woody schrijft het script voor What's New Pussycat, waarvan de titelsong een grote hit wordt voor Tom Jones. Hij treedt op in shows van Johnny Carson en Ed Sullivan, krijgt veel aandacht in de pers, nachtclubeigenaars willen hem als stand - up comedian. In 1966 presenteert hij zijn eerste, tamelijk succesvolle, toneelstuk op Broadway. Dat zal vanaf nu zijn leven worden: toneel en films, waar hij vaak zelf in acteert, die hij  regisseert en waarvoor hij de scripts levert. Kunst biedt schoonheid en maakt het leven draaglijk. Humor is daarvoor absoluut een vereiste. 

Hij ziet zichzelf niet als een groot filmkunstenaar. Ingmar Bergman, Antonioni, Fellini, Roman Polanski, dat zijn de grote jongens. Het zevende zegelA Streetcar Named Desire, gebaseerd op het toneelstuk van Tennessee Williams! Die laatste is trouwens zijn favoriet als het om toneel gaat. Woody kent zijn meesters, maar is niet jaloers, hij bewondert slechts.  Eigenlijk houdt hij meer van schrijven dan van filmen, want een regisseur heeft constant veel aan zijn hoofd en dat werk is ook fysiek zwaar.  Bullets over Broadway, Manhattan Murder Mystery en Husbands and Wives ziet hij als zijn beste films.

Vaak heeft Allen het in zijn autobiografie (hij is daar 84 jaar) over goede maaltijden, de grote sterren die hij mocht luxe huizen, mondaine hotels, mooie vrouwen. Hij koketteert ermee dat hij, eenvoudige jongen uit Brooklyn, dat toch maar allemaal bereikt heeft. Dat is dan de burgerman in hem. Al die sociale contacten zoekt hij ook op omdat hij zich niet graag alleen in de openbaarheid waagt. Altijd moet er iemand mee.  

Toen in 1992 zijn relatie met Mia Ferrow uiteenspatte, stond zijn hele leven totaal op zijn kop. Wat hem vooral buitengewoon pijn deed waren de vrienden die hem toen, zoals hij dat noemt, in de steek lieten. Er waren er ook die hem openlijk steunden: Alec Baldwin, Javier Bardem, Scarlett Johansson, Catherine Deneuve. Zeer uitgebreid gaat hij op deze onsmakelijke zaak in. Begrijpelijk, want zijn reputatie lijdt een enorme schade, in de V.S. wil niemand hem financieren, Amerikaanse acteurs en actrices weigeren rollen. 

Waar gaat het in het kort over? Mia Ferrow beschuldigt hem ervan dat hij zijn adoptiefdochter Dylan vanaf haar achtste misbruikt heeft. Tevens neemt ze het hem kwalijk erotische foto's gemaakt te hebben van een andere adoptiefdochter, namelijk Yoon - Si. Met haar is hij overigens al 25 jaar samen. Wat vóór hem spreekt: er hebben twee, van elkaar onafhankelijke, diepgaande onderzoeken plaatsgevonden en in beide gevallen besloten de rechters dat er geen rechtszaak zou plaatsvinden wegens gebrek aan bewijs. 

Laten we vooral naar zijn films gaan kijken. De meest recente is A Rainy Day in New York uit 2019: opnieuw onderhoudend, geestig, een beetje tragisch, met iets om over na te denken. Als u zijn boek leest, zult u hem(mijn hemel, wat is die man onhandig!) en de filmwereld beter leren kennen en waarschijnlijk zin hebben om weer eens een meesterwerkje van hem te bekijken. Doen!

Woody Allen,`A propos. Oorspronkelijke titel: Apropos of Nothing (2020). Nederlandse vertaling Ton Heuvelmans, Gabriëlla van Karsbergen, Emilin Lap, Mario Molegraaf, Roelien Plaatsman, Theo Schoemaker. Prometheus Amsterdam, 2020. 351 blz. 



09-05-2021

DE TRANEN DER ACACIA'S

Wat schreef Hermans toen literair! Gedetailleerde beschrijvingen, langere zinnen, steeds op jacht naar originele beeldspraak...in de tijd dat hij bezig was met De tranen der acacia's (16 mei 1946 - 4 januari 1948) hield hij zich bepaald niet aan de opvatting die hij later huldigde: kort, sober, geen enkel overbodig woord. De jongeman van 25 die pas één, onopgemerkte, roman had gepubliceerd, wilde het toch wel even laten zien. Zijn thematiek bleef hetzelfde. Er is nauwelijks een auteur aan te wijzen die zijn hele carrière lang zó trouw zijn opvattingen belijdt.

In de barre maanden maart 1944 tot en met de bevrijding in 1945 dwaalt de jonge Arthur Muttah door een onherbergzaam, vervuild, verarmd, uitgeplunderd Amsterdam, waar iedereen wanhopig voedsel, hout en sigaretten probeert te bemachtigen. (Even een terzijde: ik ken geen roman waarin de hoofdpersonen zó obsessief met nicotine bezig zijn. Hermans was zelf een kettingroker). Hij heeft zijn moeder nooit gekend, zijn vader woont in het onbereikbare Brussel. Met zijn grootmoeder, een waarzegster, en zijn halfzuster Carola bewoont hij twee etages in een Amsterdamse torenflat. Hij haat ze allebei, en laat dat verbaal en soms zelfs fysiek nadrukkelijk merken. Want Arthur is geen prettige man; hij buit mensen uit, laat ze vervolgens in de steek, beledigt vooral de kwetsbaren, en wat erger is: hij geniet daarvan. 

Maar het leven in oorlogstijd is dan ook heftig. Overal dreigt gevaar, zijn er verraders, provocateurs, mensen met schuilnamen, doen onheilspellende geruchten en angstaanjagende fantasieën de ronde. Dus: chaos, waar je ook kijkt. Arthur ziet dit alles, neemt nergens aan deel, is en blijft een buitenstaander. Zijn enige vriend, en vaderfiguur, Oskar, liegt hem voor en vindt hem niet zo belangrijk. Carola heeft een Duitse deserteur als minnaar, maar hoe dat precies zit, krijgt hij niet te horen. Als hij na de bevrijding zijn vader opzoekt in Brussel, mag hij daar een tijdje blijven wonen, maar hij wordt ook hier buitengesloten. Zijn halfzusters laten hem links liggen, zijn vader vertelt hem niets over zijn eigen moeder. Hij maakt geen vrienden, doolt door de stad, lijkt wel een gedoemde. Wat hem overkomt, geldt eigenlijk voor ons allemaal, wil W.F. Hermans eigenlijk zeggen. Je weet niet wie je vriend en wie je vijand is, waardoor je onder een voortdurende bedreiging leeft. Dat maakt het menselijk bestaan onzeker. Je bent niet in staat jezelf te begrijpen, laat staan dat je een ander kunt doorgronden. Dus: het leven is chaotisch, onbegrijpelijk, absurd.

Hoe is nu de titel te verklaren? Arthur bloedt aan het slot dood. De acacia is weliswaar het symbool van de onsterfelijkheid, maar hij geeft de eeuwig wederkerende vernietiging weer, namelijk moorden en dan doodgaan, en daar heeft Arthur in zijn korte leven nadrukkelijk mee te maken gehad. Daarom zijn de tranen van acacia's van bloed, en dus kleverig.

Wat viel mij nu na herlezing vooral op in deze roman, die nu ruim zestig jaar oud is? Er gebeurt eigenlijk niet zo veel in, echte handelingen zijn schaars. Veel, zeer rake, beschrijvingen van een troosteloos Amsterdam, in mindere mate van Brussel; heel veel overpeinzingen van Arthur, voor wie het erg belangrijk is hoe mensen over hem denken, en zich daar telkens in vergist. Dit is in feite een psychologische roman, die overtuigt door de kracht waarmee de auteur zijn pessimistische levensvisie weet over te brengen. 
W. F. Hermans, De tranen der acacia's. Eerste druk 1949. Herziene uitgave 1971. 381 blz. G.A. van Oorschot, Amsterdam.