30-06-2022

NICHT BETTE

Als er iemand over een formidabele schrijflust beschikte, dan was het wel Honoré de Balzac ( Tours, Frankrijk; 1799 - 1850). Hij publiceerde 96 romans en novellen, die hij samenvoegde onder de paraplu La comédie humaine. Zijn doel was om een zo realistisch mogelijk beeld te geven van het maatschappelijk leven in Frankrijk sinds de Revolutie. Hij startte met Les Chouans in 1829, en eindigde, volkomen uitgeput, met La Dernière Incarnation de Vautrin in 1847. Ruim 2000 personen uit alle mogelijke rangen en standen bevolken deze romans. Om toch een soort eenheid te creëren laat Balzac diverse personen geregeld terugkeren. De hartstochten, obsessies en ondeugden waar zijn hoofdfiguren mee behept zijn, roepen toch vooral een wereld op van mensen voor wie macht, geld, aanzien het allerbelangrijkste is. Nee, het zijn geen sombere, moralistische werken. Balzac heeft gevoel voor humor, voor komische taferelen en weet zijn personages geestige opmerkingen in de mond te leggen.

Nicht Bette uit de roman van 1846 is Lisbeth Fischer, die samen met haar nicht Adeline opgroeit in een dorpje. Maar Adeline is al jong een veel begeerde schoonheid, terwijl Bette altijd een onaantrekkelijke oude vrijster zal blijven: mager, zware, doorlopende wenkbrauwen, plompe voeten, wratten in haar gezicht. Als de goedhartige Adeline trouwt met baron Hulot, laat ze haar nicht naar Parijs overkomen. Maar ondanks alle vriendelijkheid die Bette van haar familie ondervindt, zal ze altijd ziekelijk jaloers blijven. Naar buiten toe de familie adorerend, loert ze voortdurend op een mogelijkheid om te stoken en te kwetsen, waarbij vooral Adeline het moet ontgelden.

En daar zijn mogelijkheden genoeg voor. Haar mooie nichtje mag dan een goed huwelijk gesloten hebben, baron Hulot heeft één zeer kwetsbare kant: jonge, aantrekkelijke vrouwen kan hij niet met rust laten. Ook al kosten ze hem een vermogen, hij zal ze hebben. En als zijn concurrent dan een schatrijke zakenman is met wie hij onmogelijk kan concurreren, dan verdringen de schuldeisers zich voor zijn deur. Zo verbindt Balzac allerlei intriges met elkaar, met veel aantrekkelijke meisjes die dure courtisanen worden, en getalenteerde jongemannen die azen op lucratieve posities. Op Adeline na is iedereen toch vooral op eigen voordeel bedacht. 

In Nicht Bette is het de maatschappij van de Julimonarchie (Frankrijk, 1830 - 1848) die door Balzac nader bekeken wordt. De adel en de geestelijkheid hebben hun macht verloren, de rijke burgers, industriëlen en bankiers nemen hun plaatsen in. Balzac is een geweldige verteller, die van ieder persoon een interessant mens weet te maken, en de lezer toch telkens weer verrast met een opmerkelijke wending in zijn verhaallijnen. Er blijft nog genoeg van hem te lezen over!
Honoré de Balzac, Nicht Bette. Vertaald, geannoteerd en van een nawoord voorzien door Hans van Pinxteren. Atheneum - Polak & Van Gennep. Amsterdam 1999. 502 blz.

17-06-2022

DE BLAUWE MAANDAG VAN NICCI FRENCH

Wist u dat eeneiige tweelingen, ook al zijn ze apart opgegroeid, innerlijk heel sterk op elkaar lijken?  Zo zijn ze beiden bijvoorbeeld heel ongeduldig in een rij, of nemen dezelfde eigenaardige houding aan bij het inslapen, of trouwen vrouwen die er hetzelfde uitzien. Eeneiige tweelingen hebben overigens hetzelfde geslacht. Als je ouders  allebei blauwe ogen hebben en jij niet, dan is er ergens iets mis. Frieda Klein kende deze weetjes niet, net zo min als u, maar toen ze betrokken raakte bij de opsporing van een vermist kind bleek al deze kennis van groot nut.

Frieda Klein? Lang donker haar, gemiddelde lengte, altijd kaarsrecht lopend; wandelt graag 's nachts door haar geliefde Londen. Ze woont in een oud huisje in een verscholen straatje. Haar patiënten ontvangt ze daar nooit; dat doet ze op een kantoor elders in de stad. Patiënten? Ze is psychoanalytica, waarbij ze de stelregel hanteert: " Ik ben er niet om mensen te genezen, maar om ze te helpen hun leven weer aan te kunnen. Daarvoor moet ik weten wat er in het hoofd van een patiënt omgaat."  Frieda moet iets aantrekkelijks over zich hebben, want mannen raken snel verliefd.

Ze komt in beeld als de politie jacht maakt op een zaak die grote opschudding veroorzaakt: de verdwijning van de zevenjarige Matthew, een jongen met vuurrood haar en sproeten. Laat nu net Alan, 42 jaar, en een patiënt van Frieda, haar eens vertelde dat hij zo graag een zoontje zou willen hebben met rood haar en sproeten? Hij droomt zelfs van hem! Frieda meldt dit bij hoofdinspecteur Karlsson, die op zijn beurt piekert over een onopgeloste zaak van 22 jaar geleden. Toen werd er een meisje van vijf ontvoerd. Nooit ook maar iets gevonden.

En vanaf hier beland je als lezer in een achtbaan van verwikkelingen. De voornaamste personen heb je goed leren kennen, want Nicci French (ik weet het: een echtpaar) heeft Frieda en haar minnaar, haar voormalige leermeester, de klusjesman Josef en vooral Alan en diens vrouw, uitvoerig aan ons voorgesteld, dus nu moeten we eraan geloven. De gebeurtenissen volgen elkaar in hoog tempo op, de een nog verrassender dan de ander. Frieda blijkt een slimme vrouw, die zich goed in anderen inleeft en daarom bij het politiecorps op achting kan rekenen. De lezer steekt wat op over psychoanalyse en genetica, terwijl hij toch ook graag ziet dat de dader(s) wordt (worden) gevonden. 

En dan nog de slachtoffers, de achterblijvenden, die weken, maanden, jaren vertwijfeld rondlopen. Terecht heeft Nicci French veel werk van hen gemaakt; ieder moet op zijn eigen manier met de angst, de woede, de vertwijfeling zien te leven. Het resultaat is een heel spannende roman die door de uitgebreide karaktertekening wat traag op gang komt, maar dat bent u allang vergeten als u gulzig al die opzienbarende ontwikkelingen tot u neemt. 

Frieda Klein is de hoofdpersoon in een reeks van acht romans, waar in de titel de dagen van de week verwerkt zijn. 

Nicci French, Blauwe maandag. Vertaling Irving Pardoen. Ambo/Anthos Amsterdam, 2011. 369 blz.

06-06-2022

EEN VROUW OP LEEFTIJD

 Nooit heeft Gerrit zich zó gelukkig gevoeld als tijdens zijn studentenjaren in Amsterdam. Niemand zat hem op te jagen, geen mens moest wat van hem, allen woonden op veilige afstand: zijn vriendin, zijn moeder, zijn grootouders. Vrijheid alom! Hij had geen problemen met zijn studie, woonde lekker op zichzelf in een bovenwoninkje, en zwierf als jongen uit de provincie nieuwsgierig door de hoofdstad. Lopend, fietsend, trammend, leerde hij Mokum al vrij snel behoorlijk goed kennen.

Op één van zijn zwerftochten, vlak nadat hij de jonge Harry Mulisch in hoge laarzen en lang haar voorbij zag lopen, werd hij in de buurt van het Leidseplein aangesproken door een wat oudere vrouw. In het Engels vroeg ze hem de weg naar het Rijksmuseum. "Dat is voor u nog een aardig eind lopen," antwoordde hij. "Zo'n half uur, schat ik." Ze keek hem met een schuin hoofd speels, onderzoekend, aan. "En voor u?" "Ik  denk dat ik er tien minuten sneller over doe," glimlachte Gerrit.

Hij bekeek haar wat aandachtiger. Midden veertig, goed gekapt, zorgvuldig gekleed, vrij klein. Hij had het vermoeden dat hij bij haar in de smaak viel. 

"Zal ik met u meelopen naar het museum? De weg daar naartoe is misschien voor een buitenlander niet zo makkelijk te vinden." Dat was eigenlijk niet waar, maar Gerrit voelde zich gevleid door haar, haast onmerkbare, aandacht. Ze knikte glimlachend.

 Wat verlegen met de situatie, spraken ze onderweg niet zo veel tegen elkaar. Zij vertelde dat ze Rembrandt wilde zien, vooral The Night Watch. Toch logisch als je een paar dagen in Amsterdam doorbrengt? Bij het museum aangekomen, stuitten ze op een wel heel lange rij bezoekers. De Engelse dame aarzelde, keek om zich heen, snoof de frisse lucht op, en zei: "Het is eigenlijk veel te mooi weer om binnen te zitten. Weet u geen plek om ergens van de natuur te genieten?" "

"Jazeker! Hier in de buurt  is het Vondelpark, beroemd in heel Nederland. We nemen even de tram." En zo zat Gerrit, tot zijn eigen verbazing, een half uur later met een redelijk aantrekkelijke, rijpe, Engelse dame op een bankje. Hij mocht haar Julie noemen en ze zat  erg dicht naast hem. Hij moest haar uitleggen wie Vondel was, hoe zijn beroemdste toneelstuk heette ( "Gysbrecht van Aemstel, Julie") en waar dat over ging. Omdat ze wilde weten waarom hij dit allemaal wist ( "Ik studeer Nederlandse literatuur, Julie") kreeg hun gesprek een intieme wending. Julie was gescheiden, had één zoon die zich zelden meldde, en hield van reizen. Toen ze even haar hand op zijn arm legde, vielen hem haar smaakvolle ringen op. Financieel zal ze ook wel geen problemen kennen, vermoedde Gerrit.

Opeens stond ze op. " Ik logeer in het  Amstel Hotel. Heb je honger? Ik nodig je uit." Een aangenaam, onrustig gevoel begon zich van Gerrit meester te maken. Waar ging dit heen? Wat wilde die vrouw? Tja, eten in het Amstel... als eenvoudige student..in het gezelschap van een charmante lady.... waarom zou je daar 'nee' op zeggen?

In de taxi zaten ze samen op de achterbank, dicht naast elkaar, zodat hij haar weldadige parfum goed kon ruiken. Een visioen van kaviaar, champagne en Porsches drong zich even aan hem op. Ze probeerde zijn hand te pakken, maar die poging wist hij te ontwijken. Wel gaf ze hem een arm en dat liet hij maar zo. 

In het Amstel merkte hij aan de manier waarop ze het personeel toesprak en zich door de gangen bewoog, dat Julie gewend was bevelen te geven en gehoorzaamd te worden. Hij ging om met een vrouw van niveau, zoveel was wel duidelijk. Toen ze in het restaurant tegenover elkaar zaten en de consumpties besteld waren, boog Julie zich naar hem over en deed op haast zakelijke toon haar voorstel: " Gerrit, ik bied je aan  om een maand lang, samen met mij en natuurlijk op mijn kosten, rond te reizen. Ik denk daarbij aan steden als Berlijn, Parijs, Stockholm. Wat vind je daarvan?" 

Gerrit reageerde vooral verbaasd, niet echt enthousiast, haalde zijn schouders op, mompelde: "Je verrast me. Hier heb ik niet op gerekend," en verviel in stilzwijgen. Er gingen enige minuten voorbij; vervolgens stond Julie op met de mededeling: "Ik ga nu naar het toilet. Vertel het me straks maar."

Toen ze na een half uur nog niet teruggekeerd was, begreep Gerrit dat hij niet gretig genoeg was geweest.