23-05-2022

DE DOOD IN TAORMINA

 Een intrigerende eerste zin, zo eentje die uitnodigt om verder te lezen, daar draait Arnon Grunberg zijn hand niet voor om: "Tot ik Jona ontmoette was ik niet bang om te sterven." Hier is Zelda aan het woord, 26 jaar, jong dus, maar iemand die al een tumultueus leven achter zich heeft. Opgevoed door een welwillende, zorgzame en toch ook afstandelijke vader; met een moeder die al vroeg verdween naar een vriendin in Canada en haar schuldgevoelens tracht weg te poetsen door één keer in de maand een brief te schrijven. Op haar zestiende lokt Zelda, als lid van een jeugdbende, rijkaards mee, die dan vervolgens beroofd worden. Ze heeft het er vaak over, want ze vertelt ons alles over haar leven. Heeft ze spijt? Niet echt: deze mannen waren behalve slachtoffers ook daders, en zij vervulde toch maar mooi hun verlangens.

Mannen komen snel op haar af. Kennelijk is ze fysiek aantrekkelijk, en bovendien is ze slim en bereid van alles aan te pakken. Zo verschijnt Rasmus in haar leven: een Zweedse Nederlander die de wereld rondreist om op de actualiteit gebaseerde opera's te regisseren. Het wordt vriendschap, niets meer, en ze mag wat klusjes voor hem opknappen. 

Met Jona is het allemaal anders. Een vooraanstaand Nederlands acteur van boven de zestig, die veel praat, ook in het dagelijks leven toneelspeelt en met wie ze intiem omgaat. Ze hebben echter afgesproken: " Géén liefde", terwijl ze tegelijkertijd niet zonder elkaar kunnen. Hij krijgt concurrentie van de jonge Per, die voor Zelda de schoonheid belichaamt. Zwijgzaam, ondoorgrondelijk, altijd bezig met zijn scenario dat maar niet afkomt. Zelda noemt hen 'de jongens' ; zíj is het middelpunt, de mannen willen haar aandacht, en het is de jeugd tegen de ouderdom. Als trio verblijven ze een weekje in het plaatsje Taormina op Sicilië. De gebeurtenissen aldaar vormen het slot van deze onderhoudende roman, waar dingen gebeuren die u niet voor mogelijk had gehouden.

Wat voor mensen ben ik nu in dit boek tegengekomen? Onafhankelijke types, personen die hun eigen plan trekken en vooral, zoals Zelda, toeschouwer zijn. En iedereen heeft ook wel de les geleerd, dat je niet te veel van anderen moet verwachten. Je wordt al gauw terzijde geschoven, men vergeet je, slechts het eigenbelang telt. Op een luchtige toon, gelardeerd met levenswijsheden en licht absurdistische humor, vertelt Grunberg zijn verhaal, dat hij ook de nodige spanning weet mee te geven. Hoe zit het nu eigenlijk precies tussen dat drietal?

Arnon Grunberg, De dood in Taormina. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 2021. 319 blz.

09-05-2022

HERINNERINGEN UIT HET LIJSTERNEST

 Hij werkte weliswaar als bakker in de zaak van zijn ouders, in Ingooigem, maar zijn hart lag bij schrijven en lezen, en dus had hij een plekje voor zichzelf nodig. Dat vond hij uiteindelijk iets buiten het dorp: een kleiachtige aardbult waar vrijwel niets op groeide. Het duurde drie jaar voordat het huis klaar was, maar toen had hij dan ook een werkkamer met een panoramavenster, en een fantastisch uitzicht over zijn geboortegrond, het West - Vlaamse platteland. Vanaf 1905 zal Stijn Streuvels (geboren in Heule, 1871) erin wonen tot aan zijn dood in 1969. Hij noemt zijn woning Het Lijsternest.

Stijn Streuvels? Wie was dat? Neef van de dichter Guido Gezelle, eigenlijke naam Frank Lateur, autodidact, en tijdens zijn leven een succesvol auteur, ook bewonderd door de vakgenoten en critici uit zijn tijd. Hij won talloze grote, literaire prijzen en werd diverse malen voorgedragen voor de Nobelprijs. Gebruikmakend van Vlaamse woorden en uitdrukkingen schildert hij het harde leven van boeren en landarbeiders die onder het geweld van de natuur moeten ploeteren om aan de dreigende armoede te ontkomen, waarbij ze vaak elkaar het licht in de ogen niet gunnen. Zijn romans en novellen moeten dankzij de stijl, psychologische beschrijving en thematiek duidelijk hoger ingeschat worden dan de alledaagse streekroman.

Waarom deze belangstelling? Omdat in 2021 het 150 jaar geleden was dat Streuvels geboren werd, besloot uitgeverij Lannoo vijf klassieke werken te herdrukken (De Vlaschaard, De teleurgang van de Waterhoek o.a.), en De Arbeiderspers kwam met een deel over Streuvels in de reeks Privé - Domein. Daar gaan we het nu even over hebben.

Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog had Streuvels geen zin meer in nieuw literair werk. Geen romans, toneelstukken of verhalen meer, anderen konden dat inmiddels gewoon beter. Maar wat nu? Schrijven had hij al vijftig jaar gedaan, het is voor hem een levensbehoefte geworden. Hij besluit zijn herinneringen op papier te zetten, en doet dat door deze te verbinden met de drie dorpen waar hij gewoond heeft: Heule, Avelgem en Ingooigem. Deze uitgave bestrijkt de periode 1914 - 1940. 

Waar heeft hij het over? Allerlei impressies over dorp, platteland en zijn bewoners natuurlijk, en de mensen die op welke manier dan ook indruk gemaakt hebben. Streuvels blijkt, en dat is geen verrassing als het over een gerenommeerd auteur gaat, een goed verteller en mensenkenner te zijn. Indrukwekkend is zijn portret van Hugo Verriest, priester, dichter, schrijver, redenaar, flamingant; door de jonge Streuvels hogelijk bewonderd, door de auteur ook kritisch maar met mededogen bekeken. Een hoogtepunt in deze memoires vind ik de uitgebreide beschrijving van de reis die hij met vier vrienden naar Palestina ondernam. Als een moderne reisjournalist neemt hij waar, oordeelt hij onafhankelijk. Met volle teugen geniet hij; negentig bladzijden lang volg je hem op vermoeiende tripjes door toeristisch en foeilelijk Jeruzalem, genietend van prachtige moskeeën, starend naar indrukwekkende sterrenhemels. Streuvels was een gelovig katholiek, maar de traditionele voorstellingen van hemel en hel, het dreigen met doodzonden en de routine van de mis, waren aan hem niet besteed.

Een harde werker, deze Stijn Streuvels. Als hij al niet met eigen, creatief werk bezig was, dan waren er wel vertalingen (Frans, Duits, Noors) die afgemaakt moesten worden, of bewerkingen van oude legendes waar uitgevers om vroegen, of krantenartikelen waar hoofdredacteuren op zaten te wachten. Maar een kluizenaar was hij zeker niet. Hij nam graag uitnodigingen aan, had Nederlandse vrienden (Coolen, Van Looy) en bezocht nog in 1935 de passiespelen in Tegelen ( "Oberammergau in het klein"). 

Een interessante man, een nog steeds zeer leesbare schrijver. Ik ga eens bij Lannoo kijken wat er daar voor me klaarstaat. 

Stijn Streuvels, Ingooigem. De Arbeiderspers, Amsterdam - Antwerpen.2021. 381 blz.