27-07-2019

EEN BIJZONDERE VRIENDSCHAP

"Zullen we bij Piet gaan zitten?" Gerrit vroeg het zijn vrouw toen ze die warme zondagmiddag een plaatsje op het terras zochten. Piet zat al vanuit de verte naar hen te zwaaien. Ze kenden hem oppervlakkig van het buurtcafé. Af en toe bezocht Gerrit, soms begeleid door zijn Ineke, de kroeg om wat te kaarten of over voetbal te praten. Piet was een wat oudere man, een weduwnaar met veel tijd die graag mensen om zich heen had en over een opgewekt humeur beschikte. Ze schoven aan, bestelden wat en begonnen, zoals dat hoort in Nederland, over het weer te klagen.

Ze praatten, lachten, discussieerden en de gesprekken werden nog geanimeerder toen de eerste pilsjes op tafel kwamen. Na enige tijd viel Gerrit iets op. Ineke lachte zo hard! Dat kwam door het bier, zeker, maar er was nog wat. Ze keek Piet zo indringend aan. Ze vond zijn grapjes zo leuk. Tot Gerrits lichte verbijstering kreeg ze zelfs kleine blosjes toen Piet haar onverwacht aansprak. En zag hij het goed? Knipoogde Piet naar haar? Gerrit kon het niet geloven. Begon het bier nu te veel te werken? Werd hij jaloers? Natuurlijk, Ineke wàs aantrekkelijk; genoeg mannelijke kennissen hadden hem in de loop der jaren gecomplimenteerd. Maar Ineke bleef onder vleiende opmerkingen en bewonderende blikken van vrienden en bekenden heel nuchter, terwijl gefluit op straat en getongklikklak van vreemden haar slechts amuseerden. Gerrit was haar man; daar hoefde niemand aan te twijfelen. En nu: blosjes, overdreven stralende lachjes? Wat moest dat? Piet was zeker vijftien jaar ouder, aan de dikke kant en al flink grijs. Gerrit begon zich op te winden.

Toen Ineke zich excuseerde en op weg naar het toilet een kennis begroette, kon Gerrit zich niet meer inhouden. Hij boog zich voorover en voegde Piet op zachte toon toe: " Zie ik dat goed? Ineke valt op jou! Hoe kan dat?"
Piet reageerde anders dan Gerrit verwachtte. Hij keek niet verbaasd, schoot niet in een daverend gelach, vroeg niet ongelovig: "Waar heb je het over?" Nee, hij keek een beetje schuw op; er lag iets van schrik in zijn ogen, terwijl hij mompelde: " Hoezo?" Kreeg  hij een kleur, of verbeeldde Gerrit zich dat maar? Er viel een ongemakkelijke stilte tussen beide mannen.

Ineke schoof aan. Ze keek in het rond en vroeg verwonderd: "Wat zijn jullie zwijgzaam? Gaat het weer over voetbal? Het is toch niet zo erg dat Ajax kampioen geworden is?"
Gerrit heeft iets in de gaten", bromde Piet.
"Wat heeft hij in de gaten?"
"Van ons."
Geschrokken keek ze beurtelings haar mannen aan.
"Hoezo?"
"Dus er ìs wat tussen jullie", stelde Gerrit, kalmer dan hijzelf gedacht had, vast.
"Het is niet wat je denkt, schat."
"Dat zeggen ze allemaal, liefje. Leg het me maar eens uit."
Ineke haalde diep adem. Gerrit had het idee dat ze eigenlijk wel blij was dat ze eindelijk haar verhaal kon vertellen. "Het begon allemaal toen ik mijn eerste baan kreeg als secretaresse op een makelaarskantoor, dus lang voordat ik jou leerde kennen. Ik vond alles spannend, deed met veel plezier wat me werd opgedragen en kon van mijn salaris allerlei leuke kleren kopen. En ik werd al gauw verliefd op mijn chef. En dat was Piet."
" Ineke was een verademing", vulde Piet aan. "Ze was jong, altijd vrolijk, zong veel en liep al dansend over de afdelingen rond. En: ze zag er goed uit."
" Maar wat zag jij in godsnaam in Piet?"
 Ineke keek nadenkend voor zich uit. "Hij was zo anders. Hij flirtte niet met mij, maakte geen flauwe grappen over mijn jurken, mijn kapsel, mijn make - up. Hij was serieus, zwijgzaam, veel ouder dan ik, had al wat grijze haren. Ja, wat zag ik in hem? Juist omdat hij zo verschilde van die jonge knulletjes, werd ik smoorverliefd, denk ik. Een echte vent, hè, een volwassen kerel."

Weer viel er een stilte. Iedereen was bezig met zijn eigen gedachten. Gerrit had hier nooit wat van geweten, maar waardeerde hun eerlijkheid. Het luchtte hun ook wel op, vermoedde hij.
"Jij was toen nog getrouwd?" vroeg hij aan Piet.
"Ja, en daar is onze verhouding ook eigenlijk op afgeknapt. Ik moest thuis liegen en bedriegen, en dat viel me steeds zwaarder. Ik heb mijn vrouw nooit iets verteld, ze heeft ook nooit wat vermoed. Ineke en ik besloten te stoppen."
" Ik heb ontslag genomen en ben ergens anders gaan werken. En toen kwam ik jou tegen. Jij was mijn tweede grote liefde."
Gerrit kende zijn vrouw door en door. Als ze zo iets zei, meende ze dat ook. Hij begon nu nieuwsgierig te worden. "Hoe heftig was jullie relatie?"
Piet en Ineke keken elkaar vragend aan. Zullen ze het zeggen?
"Je hebt er recht op het antwoord te weten. Ja, heel hartstochtelijk. Een echte, volwassen, seksuele relatie".

Opnieuw zwijgen ze met zijn drieën. Gerrit zit toch wel even na te duizelen. Zijn Ineke! "En nu? Wat is de stand van zaken?"
Beiden aarzelen. Dan neemt Piet het woord: " Zo'n jaar geleden kwamen we elkaar weer tegen in ons buurtcafé. We keken elkaar in de ogen, en wisten: we moeten praten. Dat hebben we gedaan. Ik geloof dat ik ook namens Ineke mag zeggen dat we niet echt verliefd meer zijn, maar we mogen elkaar nog altijd erg, erg graag." Ineke knikt instemmend.
" De afgelopen maanden hebben we een paar keer afgesproken, gewoon, ergens in een restaurant. We praten, we lachen, we zijn ook vaak serieus ", neemt ze het woord over. "Er is sympathie over en weer, vriendschap die ik niet zou willen missen." Piet knikt. "Dat geldt ook voor mij. Vrouwen praten anders dan mannen. Ze hebben meer zelfspot, willen zich niet telkens bewijzen, zijn meer in andere mensen geïnteresseerd dan mannen. Ik zou het vreselijk vinden als mijn vriendschap met Ineke verloren ging. Maar ze is jouw vrouw, Gerrit." 
 "Echte, eerlijke, oprechte vriendschap is heel veel waard in het leven", besluit Gerit opgelucht. Hij wendt zich om: "Ober, drie bier. Misschien hebben we wat te vieren."

12-07-2019

EEN ROMAN IN VERZEN

Alexander Poesjkin (Sint - Petersburg; 1799 - 1837) startte in 1823 met Jevgeni Onegin en voltooide deze roman in verzen in 1831. Pas in 1833 werd het werk voor het eerst in zijn geheel, dat wil zeggen in acht hoofstukken, gepubliceerd. In het begin van de negentiende eeuw waren de Russische schrijvers zoekende: men zocht naar een literaire standaardtaal en naar een vaste vorm. Tot aan 1830 was literatuur in Rusland namelijk vooral poëzie, daarna richt men zich meer op proza. Poesjkin bewandelt een middenweg. Hij wil een verhaal vertellen met verschillende personen, maar kiest daarvoor het vers. Hij creëert zelfs een eigen versvorm, de Onegin - strofe, die bestaat uit veertien regels met een rijmschema waarin gekruist, gepaard en omarmend rijm afwisselend worden gehanteerd. Poesjkin sprak ook niet over 'hoofdstukken', maar over 'zangen'.

Het draait in Jevgeni Onegin om de volgende vier personen: Jevgeni zelf, rijk, verwend, snel verveeld, een man van de wereld. Uit Sint - Peterburg afkomstig, bewoont hij nu het landgoed van zijn oom, dat hij geërfd heeft. Daar, op het platteland, ontmoet hij de mooie freule Tatjana, die haar mensenkennis heeft opgedaan uit de talloze romans die ze gelezen heeft en dus allerlei hooggestemde ideeën over de liefde en de mannen koestert. Ze wordt hopeloos verliefd op Jevgeni. Hij weet dat, maar doet er niets mee. Haar zusje Olga is een stuk oppervlakkiger; de dichter Vladimir Lenski zal haar minnaar worden, en vriendschap sluiten met Jevgeni. Tussendoor duikt telkens de verteller op: hij is bevriend met Jevgeni en levert voortdurend vaak spottend commentaar op personen, gebeurtenissen, toestanden. Naarmate de roman vordert, wordt hij ernstiger. Geen wonder, want Poesjkin maakt zelf het een en ander mee in zijn privé - leven gedurende de jaren dat hij met deze roman bezig is. Dat leidt dan tot nuchtere constateringen als:

 Alles vergeten is een gave
 Die men slechts met de dood verkrijgt. Of:

Al je geheimen te verklappen,
Verliefdheid, afkeer, treurnis, vreugd,
Dat alles er maar uit te flappen:
Het is een kenmerk van de jeugd.

Voor de toenmalige lezers van Jevgeni Onegin was het aantrekkelijke van de roman hierin gelegen dat ze lazen over hun eigen tijd, hun eigen Moskou en Sint - Petersburg, compleet met de rangen en standen, de tradities en gewoontes van die dagen. Op een aanstekelijke manier, in prettig klinkende verzen, laat Poesjkin over van alles en nog wat zijn licht schijnen.

Het slot is ernstig en weemoedig. Na 26 jaar zien Jevgeni en Tatjana elkaar weer terug, maar de omstandigheden zijn totaal verschillend. Zij heeft een verstandshuwelijk gesloten met een generaal, en is dus in Moskou een 'grande dame'. Over Jevgeni kunnen we kort zijn:

Hij had in 26 jaar
Alleen een beetje lopen kloten,
Hij had geen vrouw, geen vak, geen baan,
En zin noch doel had zijn bestaan.

Veel harder had Poesjkin niet kunnen uithalen. De zielige poging om Tatjana toch nog te veroveren stuit op haar ijzige houding, hoewel ze toegeeft, o romantiek, nog van hem te houden. Je hele leven wijden aan vrijheid, onafhankelijkheid en onverstoorbaarheid kan, vooral als je jong bent, je een hele prettige tijd bezorgen, maar o wee als de oude dag nadert. Het inzicht dat je eigenlijk een mislukt leven geleid hebt, zal voor menige bon vivant zijn laatste levensjaren verzuurd hebben.
A.S. Poesjkin. Werken. Gekozen en vertaald door Hans Boland. Uitgeverij Van Oorschot, Amsterdam, 2018. 899 blz.
Arthur Langeveld en Willem G. Weststeijn, Moderne Russische literatuur. Amsterdam, 2005.