15-12-2014

WINTERLIEFDE: EEN VROUW TUSSEN TWEE MANNEN

 In de jaren vijftig van de vorige eeuw was Friesland een paradijs voor iedereen die van schaatsen hield. In de  uitgestrekte vlaktes, met hier en daar dorpjes en eenzame boerderijen, glinsterden 's winters de sloten en meren de rijders tegemoet. Schippersknecht Jaap, net negentien en al zonder vader, is niet alleen een begenadigd schaatser, maar vooral ook een winnaar. Als hij kortebaanwedstrijden rijdt, observeert hij nauwkeurig zijn tegenstander, stemt daar vervolgens zijn tactiek op af en kent geen zenuwen. Daarom verdient hij veel geld aan zijn sport, daarom zal hij later in Brazilië een succesvol zakenman worden.

Maar eerst ontmoet hij op het ijs het meisje van zijn dromen. Jitske is blond, blauwogig en kan uitstekend schaatsen. Wanneer Jaap zijn vader vertelt dat ze precies zijn slag heeft, geeft die de wijze les: "Wees er zuinig op, want dat maak je misschien  maar één keer in je leven mee." Jitske en Jaap vallen als een blok voor elkaar. Maar er zijn hindernissen te nemen: haar vader, concurrent Tjeerd en vooral het verschil in stand.

"Winterliefde" (2009), de tweede roman van Carel Donck, speelt zich afwisselend af in het nu en zestig jaar geleden, toen er nog echte winters bestonden. Indertijd waren de drie jongelingen verliefd, wanhopig en jaloers, nu zitten ze met hun ouderdomsgebreken bij elkaar om voor oud zeer en smeulende verlangens een oplossing te vinden. Donck is vakman genoeg om te weten hoe je de lezer je roman binnen sleurt. Hij stipt terloops de afloop aan; laat Jaap en Tjeerd iets zeggen over rekeningen die nog vereffend en misverstanden die nog opgelost moeten worden; introduceert een geheimzinnige doos en ongeopende brieven. En waarom zit Tjitske de laatste jaren op zolder in een schommelstoel met een knijpkat te spelen? Het slot is overigens niet zo verrassend, ook al omdat de schrijver te veel zijn best doet om een happy end te bewerkstelligen. En dat hoeft helemaal niet, want oud zijn, redelijk tevreden terugblikken maar toch enkele onvervulde wensen hebben, dat overkomt ons toch straks allemaal?
Carel Donck, Winterliefde. De Arbeiderspers, 2009, 245 blz.

07-12-2014

IN HET CAFÉ VAN DE VERLOREN JEUGD

In de buurt van het kruispunt waar het Parijse theater l'Odéon ligt, bevond zich in de jaren zestig het café Condé. Het werd vooral bezocht door studentikoze types, zo tussen de negentien en vijfentwintig jaar. Ook wat oudere mannen, over wie het gerucht ging dat ze met boeken en schilderijen te maken hadden, kwamen er geregeld om te kaarten, te dobbelen, te roken en te drinken. Toen Louki er voor het eerst binnenstapte, viel ze meteen op. Een jeugdige brunette met groene ogen die alleen  binnenkomt en zwijgend achteraan een tafeltje zoekt, wekt interesse. Eenmaal stamgast bleek dat ze meer dan de anderen aandacht besteedde aan haar kleding. Altijd glanzende nagels die haar fijne handen nog beter deden uitkomen, bevestigden het beeld van een jonge vrouw die verschilde van haar omgeving. Maar ze viel niet uit de toon. Ze sprak niet veel, schoof aan bij de tafels met de grootste druktemakers, dronk haar glas en vertrok vaak pas als de kasteleinsvrouw ging sluiten. Net toen iedereen aan haar gewend was, bleef ze weg, voor altijd.

Louki heette eigenlijk Jacqueline, ontdekte een privé - detective. Opgevoed door een alleenstaande moeder, met slechts een enkeling die zich om haar bekommerde, dwaalde ze al jong door de wijken van de wereldstad Parijs, vol anonieme mensen en vluchtige ontmoetingen. Wat ouder geworden, minder schuchter ook, sloot ze vriendschappen, begonnen mannen haar te ontdekken. Wanneer de banden echter te intiem werden, vluchtte ze. Sterker nog: dan pas voelde ze zich echt gelukkig. Louki, de stamgasten, Parijs...wat hebben ze met elkaar te maken?

Vier vertellers voert Patrick Modiano op als hij in zijn korte roman In het café van de verloren jeugd (2007) wil schilderen hoe grauw en verlaten het leven in een miljoenenstad kan zijn. Mensen zijn slechts passanten die even met elkaar te maken hebben en dan weer verdwijnen. Parijs speelt daarin een belangrijke rol en is daarom óók een hoofdpersoon. Het boek staat vol met namen van echt bestaande straten, winkels, metrostations. De stad wordt voorgesteld als een organisme dat daadwerkelijk het leven van zijn inwoners beïnvloedt. En Louki? Ook zij komt en verdwijnt, heeft lief en blijft geheimzinnig. Zoals waarschijnlijk wij allemaal.

Een boek van heimwee en melancholie en eenzaamheid, verteld op zachte, meelevende toon, waarin je de tochten van de personages met de vinger kunt volgen op een gedetailleerde kaart van Parijs. Patrick Modiano (geboren in 1945), een gevierd schrijver in Frankrijk, winnaar van de Nobelprijs voor de literatuur in 2014, heeft al meer dan dertig romans geschreven. Ik weet wat mij te doen staat.
Patrick Modiano, In het café van de verloren jeugd. Vertaald door Maarten Elzinga in 2008. Uitgeverij Querido; in 2014 verscheen de laatste druk.