24-06-2020

EEN DORP IN TIJDEN VAN OORLOG

Op 10 oktober 1944 telde het Zuid - Hollandse dorp Rhoon 2200 inwoners. Er waren tussen de 300 en 400 Duitse militairen gelegerd; daarvan was twee derde jonger dan 25 jaar. Wilde je als jong, weliswaar gereformeerd, meisje een lichtzinnig avontuurtje met een man in uniform, die bovendien aan parfum, zijden kousen en sigaretten kon komen, dan lagen er mogelijkheden. Twee van die meisjes maken op die avond een wandeling met drie soldaten uit het vijandelijke leger.

Het is, vanwege de verplichte verduistering, stikdonker. Walter Loos en Dien de Regt lopen gearmd, haar zus Sandrien voelt om haar middel de arm van Ernst Lange, en Heinz Willems hangt er wat verloren bij. Plotseling klinkt er een gil, afkomstig van Ernst. Iedereen hoort ook een sissend geluid. Ernst is tegen een loshangende elektriciteitskabel met 500 volt gelopen, die over de weg hing, of was gespannen. Hij overlijdt. Een ongeluk? Sabotage?

Het verzet was niet geliefd in de oorlog. Iedereen wist dat na een actie waarbij Duitse militairen of Nederlandse overlopers gewond of gedood werden, een vergelding zou plaatsvinden. Zo ook hier, in Rhoon, op dat stukje dijk dat Het Sluisje genoemd wordt. De officiële versie is altijd geweest dat het om een ongeluk ging, een krachtige wind die de kabel had los geblazen. Voor de belangrijkste Duitse officier, Oberleutnant Karl Schmitz, stond al snel vast: sabotage. Het onderzoek van de Duitse Sicherheitsdienst had uitgewezen dat de de draad doorgeknipt was. Dus sabotage, dus executie. Op 11 oktober worden zeven mannen uit het dorp, tamelijk willekeurig uitgekozen, op een rijtje neergezet, en op de plaats des onheils, Het Sluisje, doodgeschoten.

Snel na deze executie lieten de verzetsorganisaties weten dat ze met dit betreurenswaardige voorval niets te maken hadden; het was een ongeluk. Schmitz kreeg op zijn donder van zijn meerderen: hij had nooit het bevel mogen geven om de zeven pechvogels te doden. Volgens protocol hadden dat tien gijzelaars moeten zijn die al tot de doodstraf veroordeeld waren. En opnieuw rijst bij de lezer de vraag: sabotage of ongeluk?

Auteur Jan Brokken (geboren in 1949) is, als zoon van de dominee, opgegroeid in Rhoon. Hij is dus op de hoogte van de plaatselijke situatie, heeft de meeste personen of hun familieleden gekend die in zijn studie voorkomen. Vooral de moordpartij "veroorzaakte een woede in het dorp die tientallen jaren de onderlinge verhoudingen heeft verziekt", zo schrijft hij.

En daarom spit hij, samen met onderzoeker Bert G. Euser de hele affaire minutieus door. Al spoedig komt hij tot de conclusie dat er wel degelijk opzet in het spel was. Maar wie? Brokken draagt een aantal personen aan, licht zijn keuze toe, vermeldt motieven. Hij behandelt ook de jaren na de oorlog. Fel bekritiseert hij de rechtbank, die er eigenlijk vlug vanaf wilde; met enig medelijden bespreekt hij de lotgevallen van hen die vooral mentaal zwaar geleden hebben onder alle, al dan niet terechte, beschuldigingen. Ook wat er van Loos en Schmitz geworden is, gaat hij na.

Brokken laat niets onbesproken, blijft zoveel mogelijk objectief, maar deinst er gelukkig niet voor terug om van zijn afschuw blijk te geven als hij dat nodig acht. Een gedegen historisch onderzoek dus, niet droog maar geladen met emotie, dat geregeld zó spannend is dat je denkt een thriller te lezen.

Als u naar Rhoon wil reizen om Het Sluisje nog eens te bekijken: niet doen. Het is in 1971 voor de aanleg van de A15 compleet weggevaagd. Niemand protesteerde.
Jan Brokken, De vergelding. Een dorp in tijden van oorlog. Amsterdam/Antwerpen,2013. 382 blz.

10-06-2020

WIE VAN DE TWEE

Toen hij merkte dat de muren tegen hem begonnen te praten, begreep Gerrit dat hij gezelschap moest gaan zoeken. Vier jaar geleden was zijn vrouw na een lang ziekbed overleden. Als man van middelbare leeftijd had hij tijd nodig gehad om zich een nieuwe leefstijl aan te meten, maar het was hem inmiddels duidelijk geworden dat hij niet alleen wilde blijven. Een leuke, lieve vrouw leek hem wel wat. Alleen: hoe vind je haar?

Aanvankelijk had Gerrit totaal geen last van eenzaamheid gehad. Hij durfde het eigenlijk aan niemand te vertellen, maar in de beginfase beviel het alleen zijn hem wel. Die vrijheid! Hij kon nu opstaan wanneer hij wilde, diep in de nacht, na de nodige glaasjes, zijn bed opzoeken, op zaterdagmiddag op tv drie voetbalwedstrijden achter elkaar bekijken. Er was geen mens die hem tot de orde riep. "Leg nou dat boek eens weg", "Word het niet eens tijd om in de tuin te gaan werken?'  of "Houd je die broek vandaag aan?" waren opmerkingen uit een recent verleden, die hem toen hinderden en nu niet meer gemaakt werden. Maar na verloop van tijd miste hij zijn Joke steeds meer, klonken zijn voetstappen hol in het lege huis en verlangde hij naar de intimiteit die alleen een lieftallige vrouw een man kan bieden.

Hij zocht in zijn directe omgeving; tenslotte had hij zijn geboortestad niet verlaten, was hij lid geweest van diverse verenigingen en kon hij makkelijk met mensen omgaan. Tot zijn genoegen merkte hij dat hij nog goed in de markt lag. Weduwen en gescheiden vrouwen van zijn leeftijd  toonden interesse. Dinertjes, verjaardagen, bioscoop - en theaterbezoek, recepties: Gerrit had geen bemiddelingsbureaus nodig om alleraardigste dames tegen te komen. Uiteindelijk bleven er twee over: Aaltje en Moniek.

Beiden waren een stuk jonger dan hij, wel zo'n vijftien jaar. Gerrit vond dat wel gênant voor de dames van zijn eigen leeftijd, die hem daarop ook wel aankeken, maar ja, Aaltje en Moniek waren toch wel wat frisser en moderner. En het streelde natuurlijk zijn ijdelheid dat ze zo dol op hem waren. En dat was het probleem: wie van de twee? Aanvankelijk leek Aaltje het pleit te winnen. Ze kleedde zich voortreffelijk, lachte uiterst charmant, bezocht gewillig musea, waar ze ook goede opmerkingen plaatste, maar ze viel uit haar beheerste rol toen Gerrit Wilders kraakte en een links politiek standpunt innam. Alle populistische clichés rolden uit haar mond. Weg was haar innemende glimlach, verdwenen de bedwelmende geur van haar parfum. Gerrit wist het meteen: over en voorbij.

Ook Moniek viel door de mand. Ze was een type vrouw dat op straat wordt nagestaard, door bouwvakkers nagefloten, voor wie een bewonderend gemompel opstijgt  in een chic restaurant met veel mannen. Maar saai! Ze kon Gerrit eindeloos vervelen door lang uit te weiden over het beste wasmiddel, de goedkoopste asperges, de lekkerste koffie.Haar verleidelijke uiterlijk botste met haar alledaagse innerlijk. Wat nu?

Gerrit heeft besloten dan maar alleen te blijven. Hij is lid van twee kaartclubjes, een biljartvereniging en een fietsgroepje. Op zondag gaat hij naar voetbalwedstrijden kijken van amateurclubs. Dat vult toch al gauw een hele middag. Voor de wedstrijd een kopje koffie, in de rust het eerste pilsje, na de wedstrijd in de kantine nog wat nababbelen. En ja, de juffrouw die altijd bedient bij Quick Vooruit lacht altijd zo vriendelijk tegen hem. Caroline heet ze.  Vorige week knipoogde ze zelfs naar hem. Zou zij...?