20-07-2012

REMBRANDTS VROUWEN

Een aardige man was Rembrandt van Rijn (1606-1669) bepaald niet. De vijfentwintig juridische geschillen waarin hij verwikkeld raakte, bewijzen dat. Doordrammerig, koppig, onaangenaam tegenover iedereen die hem in de weg zat; egocentrisch en veeleisend jegens de vrouwen die hem omringden. Van hen verwachtte hij dat ze zijn leven zó inrichtten dat hij zich probleemloos aan zijn grootste hartstocht kon wijden: de schilderkunst.

 Toen hij in 1634 trouwde met Saskia Uylenburgh stond voor hem al vast wat hij wilde: de grootste schilder aller tijden worden, en wel door vooral historiestukken te produceren. Door gebeurtenissen uit de Bijbel en de klassieke mythologie af te beelden kon je de meest uiteenlopende gevoelens van de mens tonen. Bovendien moest je ook landschappen, dieren en stillevens aankunnen, want die kwamen ook langs als je je met de geschiedenis bezighield. De historieschilder stond dus hoog in aanzien.

 Saskia trouwde duidelijk beneden haar stand. Haar vader maakte deel uit van Frieslands politieke elite, waardoor hij burgemeester van Leeuwarden kon worden. Haar moeder behoorde tot een voorname Friese familie. Maar de mooie Saskia wilde die schilder en verhuisde voor hem naar het verre Amsterdam.

 Dankzij haar veelzijdigheid kon Rembrandt zich fantastisch ontplooien. Saskia wist hoe ze met de rijken en machtigen om moest gaan; bereidwillig leende ze zich voor talloze modellensessies; ze leidde het huishouden en baarde vier kinderen. Maar bovenal was ze zijn toeverlaat en muze. Zijn leven veranderde in een chaos toen ze al in 1642 stierf, nog geen dertig jaar oud.

 Het onontwikkelde kindermeisje Geertje Dircx met wie hij vervolgens een relatie begon, had Saskia's talenten niet. Nu moest de norse en eigenzinnige Rembrandt zelf onderhandelen met zijn deftige klanten. Zijn productie liep dan ook sterk terug. In 1649 nam Hendrickje Stoffels de plaats van Geertje als minnares in. Rembrandt liet zich hier van zijn meest onaangename kant zien, maar de twintig jaar jongere Hendrickje bleek een gouden greep. Zoon Titus en Hendrickje startten een kunsthandel, met pa Rembrandt, die inmiddels failliet was gegaan, als onbetaald personeelslid. Zo beschermden ze hem tegen oude en nieuwe schuldeisers. Ze zorgden ook voor opdrachtgevers, zodat Rembrandt weer plezier in nieuw werk kreeg. In 1663 overleed Hendrickje aan de pest.


De Duitse historicus Christoph Driessen plaatst de levens van deze drie vrouwen en dat van Rembrandts moeder in de context van de zeventiende - eeuwse Hollandse samenleving. Hij laat zien hoe zelfstandig vrouwen toen voor hun rechten konden opkomen, hoe vrij ze handelden, hoe serieus ze door de overheid genomen werden. In andere Europese landen keek men vol verbazing naar deze unieke emancipatie van de vrouw.

 Mikkend op een groot publiek, hanteert Driessen in "Rembrandts vrouwen"(2012) een eenvoudige, glasheldere, doeltreffende stijl. Hij doet zijn uiterste best om de lezer vertrouwd te maken met onze Gouden Eeuw, en vertelt daarom over o.a. gezondheidszorg, gezinsleven, inrichting van de huizen, vriendschap, visie op de dood. Dankzij zijn aanpak en grote kennis van zaken is zijn studie een zeer leesbaar en heel informatief boek geworden.

 Christoph Driessen, Rembrandts vrouwen. 269 blz. Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 2012.

12-07-2012

DE GROTE GATSBY

Je kunt van Jay Gatsby zeggen dat hij zijn kapitaal verdiend heeft met louche zaakjes, dat hij in een monsterlijk groot huis woont, dat veel van zijn verhalen op grootspraak berusten, maar één ding staat vast: hij is een onvervalste romanticus, tegen het naïeve aan.

Bijfiguur en verteller Nick leert hem kennen doordat hij zijn buurman wordt. Beide mannen zijn van dezelfde leeftijd, ergens in de dertig, maar financieel en sociaal is het verschil immens. Nick handelt in obligaties, wat in de jaren twintig niet veel oplevert; Jay beschikt over enorme financiële middelen, want hij organiseert elke zaterdag feesten waar zowat iedereen zonder veel moeite aan kan deelnemen. Alle klaplopers uit de stad verdringen zich rond de hapjes en glazen champagne die constant geserveerd worden, terwijl gerenommeerde orkesten voor de muziek zorgen. Maar wie is de gastheer? Als Nick die terughoudende man ontmoet, ontstaat  er een soort vriendschap tussen beiden. Achter de belangstelling van Jay voor Nick zit ook eigenbelang. Nick kan hem in contact brengen met diens grote jeugdliefde Daisy.

Eens was zij het mooiste meisje van haar geboortestad. Haar sportauto, haar modieuze verschijning, die zwoele en toch zo muzikale stem: iedere jongeman droomde van haar. En toen kwam Jay. Tot aan het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, waarin hij zijn heldendaden zal verrichten, waren ze onafscheidelijk. Ook al haalde de grote wereldbrand de gelieven  hardhandig uit elkaar, voor Jay bleef ze de enige echte. Geruime tijd leest hij het dagblad van Chicago, in de hoop haar naam tegen te komen. Hij loopt door de straten van die stad vanwege de amoureuze  herinneringen  die ze bij hem oproepen. Hij trekt dat protserige huis in, omdat zíj dan tegenover hem woont, slechts gescheiden door een baai. Gefascineerd kijkt hij 's avonds naar het groene lichtje van de aanlegsteiger waaraan haar boot gemeerd ligt. Die patserige feesten houdt Jay alleen maar omdat hij hoopt dat Daisy ook eens een kijkje komt nemen. Terwille van haar gaat hij heel, heel ver. Ik zei het al: een romanticus, die bovendien zo naïef is om te denken dat het verleden ervoor zorgt dat mensen niet veranderen.

Auteur F. Scott Fitzgerald (1896 - 1940) wilde in zijn wereldberoemde en verfilmde roman "The great Gatsby" ( 1925; vertaald door Susan Janssen in 1985) de wereld van de onverschillige rijken schilderen. Hij toont de lezer " onachtzame mensen die dingen en personen kapot maken, vervolgens achteloos hun schouders ophalen en zich terugtrekken in hun geld, terwijl ze anderen de troep die zíj gemaakt hebben, laten opruimen."

Met veel gevoel voor detail tekent Fitzgerald deze holle samenleving. Maar duidelijk daarboven uitstijgend zijn de sfeerbeschrijvingen van het voor Jay zo belangrijke verleden; hier komt Proust goedkeurend glimlachend om de hoek kijken. De lezer voelt sympathie en mededogen voor Gatsby en andere dromers die geloven in onvergankelijke liefde en een toekomst die eens al het geluk zal brengen waar romantici op hopen.