18-12-2022

EEN MAN IN ZIJN HOL

Het is een gecompliceerd man die vanuit een souterrain het woord tot u richt. Hij geeft zijn naam niet prijs, is veertig jaar en leeft van een kleine erfenis. Hij noemt zichzelf in het eerste deel van zijn verhaal 'ziek', 'onsympathiek', en zelfs 'gemeen', waarna hij uitgebreid tekeer gaat tegen de mensheid in het algemeen. Hij voelt zich tekort gedaan, is dikwijls beledigd, mensen zijn ondankbaar en dom. Zo was in 1864, het jaar waarin deel I zich afspeelt, de opvatting populair dat de mens vooral handelt volgens rationele overwegingen: hij doet wat voor hem van belang is. Zo zal hij pas iemand doden als hij honger heeft. De man in zijn hol moet hier smalend om lachen. Deze theorie van de materialist Tsjernysjevski ontkent het wezen van de mens. Die is een vat vol tegenstrijdigheden, leeft op zijn emoties, is in staat om beslissingen te nemen die regelrecht tegen zijn eigenbelang ingaan. 

Het tweede deel speelt vijftien jaar eerder. De holbewoner vertelt de onthutste lezer over drie voorvallen, waarin hij vreselijk voor schut werd gezet. Zo dringt hij zich op bij een vriendengroepje dat een afscheidsdinertje voorbereidt, waar de ondergrondse man beslist aan wil deelnemen. Dat lukt, maar door zijn uiterst onbeholpen gedrag wordt hij door hen uiteindelijk genegeerd. Als ze aan het eind van de avond in een bordeel belanden, ontmoet hij Liza, een jonge prostituee, die nog zwakker is dan hij. Hij praat en preekt onophoudelijk tegen haar, nodigt haar uit om bij hem langs te komen, wat de stakker een paar dagen later ook doet. Het lijkt iets te worden, maar de man uit het souterrain is zo cynisch en haatdragend, dat hij niet kan liefhebben. Sterker nog, hij ziet lijden als een groot goed, en stelt daarom aan het slot ook de voor hem kenmerkende vraag: "Wat is beter - goedkoop geluk of hooggestemd lijden?" Ik  heb het vermoeden dat deze geestelijk verminkte man, voor het laatste kiest.

Oorspronkelijk heette deze korte roman (verschenen in 1864) in vertaling Aantekeningen uit het ondergrondse. In de nieuwe vertaling is het begrip 'ondergrondse' gehandhaafd, omdat het de bedoeling van Dostojevski treffend weergeeft. Hij bedoelde ermee: alles wat tegen de algemeen aanvaarde opvattingen van vooral linkse intellectuelen ingaat. Tijdens zijn leven was Ondergrondse notities geen succes. Slavist en vertaler Arthur Langevelt noemt het nu " een van de mijlpalen in de moderne literatuur."  Dat zal dan wel, maar voor mij is het een roman geworden vol pijnlijke situaties en vernederde mensen, dus onprettig om te lezen. Sorry, Arthur.

F.M. Dostojevski, Ondergrondse notities. Verzamelde Werken deel 4, blz. 135 - 246. Vertaling Gerard Cruys. Uitgeverij Van Oorschot, Amsterdam, 2022.

Arthur Langevelt, Tussen geld en God. Uitgeverij Van Oorschot, Amsterdam, 2022. 


02-12-2022

EEN DAME EN HAAR GIGOLO

 Na de dood van haar man besluit Nancy, een gepensioneerde lerares godsdienstleer, haar leven helemaal om te gooien. Tot dusver had ze braaf geleefd, dus niets spannends meegemaakt, met een echtgenoot die vooral voorspelbaar was. Tijdens hun huwelijk bijvoorbeeld voerde hij 31 jaar lang, als ze seks hadden, precies dezelfde handelingen uit, met als gevolg dat Nancy nooit aan een orgasme toegekomen is. Geen idee hoe dat voelt. Daarom belt ze nu een jonge sekswerker, die zich Leo Grande noemt, en spreekt met hem af op een hotelkamer. Ze zullen elkaar daar vier keer ontmoeten.

Nancy is geremd, schrikt overal voor terug, heeft al gauw spijt van haar beslissing. Leo is een vakman; hij praat tactvol op haar in, neemt veel tijd voor haar, weet haar in bed te krijgen. Nee, van een orgasme is vooralsnog geen sprake. Maar Nancy en haar gigolo komen wel nader tot elkaar. Ze vertelt over haar eentonige bestaan, haar behoefte om nu  met burgerlijke conventies te breken en in te halen wat ze gemist heeft. Leo geeft aanvankelijk niets van zichzelf prijs, speelt zijn rol, verricht de seksuele handelingen (blowjob, standjes) waarvan Nancy tot dan toe slechts gehoord heeft. Nee, een orgasme zit er nog steeds niet in. Er ontstaat zelfs even een breuk in hun relatie als Nancy zich, volgens Leo, niet aan de regels van het spel houdt. Toch heeft ook hij wat van haar opgestoken.

Vrouwen heersen in deze film. De regisseur is Sophie Hyde (45 jaar), het script van Katy Brand (43 jaar) en de hoofdrolspeelster de fameuze actrice Emma Thompson (63 jaar). Met gevoel voor humor behandelen deze dames serieuze kwesties waar vooral vrouwen mee te maken krijgen: de rol van de vrouw als echtgenote, moeder, lerares. Eens vrij mogen zijn! Eens kunnen zeggen en doen wat je wil! Dat burgerlijke juk van je af kunnen schudden!

De film werd in 19 dagen opgenomen. Op één dag liepen Sophie, Emma en Daryl McCormack (Leo, 29 jaar) naakt over de set om te repeteren en aan elkaars lichaam te wennen. Emma en Daryl brachten elke dag van vroeg tot laat samen door; alle scènes werden opgenomen in de volgorde zoals ze ook in de film te zien zijn. Er wordt zoveel over seks gesproken dat je als kijker mag verwachten dat Emma en Daryl toch even bloot in beeld komen. Dat gebeurt dan ook. Emma vond dat het moeilijkste moment in haar carrière.

 En dat orgasme? U moet zelf maar gaan kijken en luisteren.

Good Luck to You, Leo Grande. Regisseur: Sophie Hyde. Acteurs: Emma Thompson, Daryl McCormack. Land: Verenigd Koninkrijk. Uitgebracht: in 2022. 

19-11-2022

DE EEUWIGE ECHTGENOOT

 Waarom Veltsjaninov zo hartstochtelijk verliefd was geweest op Natalja, de vrouw van Troesotski, wist hij zelf achteraf ook niet meer. Ze had geen knap maar wel een levendig gezicht, was mager, had harde ogen, kon zich uitstekend kleden. Ze beschikte nu eenmaal over het talent om mannen te manipuleren, om haar vingers te winden, met ze te spelen en vervolgens, na korte of langere tijd, weg te sturen. Zo was het de ervaren, imposante grootgrondbezitter Veltsjaninov ook vergaan. Als hij na negen jaar haar echtgenoot tegenkomt die hem vertelt dat zijn vrouw Natalja gestorven is, keren alle herinneringen weer terug.

Ja, die echtgenoot...wat weet hij? Hij is nog steeds ambtenaar, zit er financieel goed bij, blijkt nog steeds veel te veel te drinken. Hij laat zich glimlachend ontvallen dat hij "een eeuwige echtgenoot"  is, maakt tijdens een van de vele gesprekken met Veltsjaninov gebaren dat hij hoorntjes draagt, kent de naam van weer een andere minnaar van zijn vrouw. En wie is eigenlijk de biologische vader van Liza, zijn achtjarige dochtertje? 

Troesotski en Veltsjaninov, ze zijn voortdurend in elkaars nabijheid, of ze nu willen of niet. Ze slapen in dezelfde kamer, gaan samen op bezoek bij een familie met zes dochters; Troesotski is op de jongste verliefd en hoopt op steun van zijn voormalige rivaal. Want beide mannen zijn eigenlijk verwikkeld in een spiegelgevecht. Simon Vestdijk, die graag over schuld en boete mag filosoferen, ziet in de weduwnaar iemand die het niet aandurft om zijn wraakzucht te bevredigen, terwijl de voormalige minnaar van zijn vrouw wel wordt gekweld door onuitgesproken schuldgevoelens, maar die niet hardop durft uit te spreken. Erger nog: door zijn charmante optreden tegenover vrouwen stelt hij de onhandige Troesotski telkens weer in de schaduw, aldus de gevoelens van schuld tegenover deze hoorndrager alleen maar vergrotend. 

Komt het nog tot een climax? Wordt er toch nog wat openlijk uitgesproken? Jawel, maar kort, aan het slot. Troesotski blijkt flinker dan u dacht. Vestdijk noemde De eeuwige echtgenoot, dat uit 1870 stamt, Dostojevski's meest aangrijpende kortere roman. Dat is wel heel veel eer, maar een uitstekende en gevoelige psychologische roman is het zeker.

F.M. Dostojevski, De eeuwige echtgenoot. Verzamelde Werken deel 4, blz. 433 - 580. Vertaling Arthur Langeveld. Uitgeverij Van Oorschot, Amsterdam, 2022.

Simon Vestdijk, De Poolse Ruiter. Bert Bakker, Den Haag, 1958. 

05-11-2022

DE SPELER VAN DOSTOJEVSKI

 Omdat hij opnieuw in geldnood zit, tekent Fjodor Dostojevski (Moskou; 1821 - 1881) in 1865 een contract met uitgever Stellkovski voor een uitgave in drie delen van zijn verzamelde werken. Hij ontvangt daarvoor 2000 roebel, maar er zit wel een addertje onder het gras. Dostojevski moet vóór 1 november 1866 een nieuwe roman van zo'n 200 bladzijden inleveren. Doet hij dat niet, dan zal hij negen jaar lang alle rechten verliezen op alles wat hij geschreven heeft of nog zal schrijven. In oktober begint hij aan de omvangrijke roman  Misdaad en straf. Hij schiet lekker op, totdat hij hij zich eind september 1866 realiseert dat Stellkovski op de loer ligt. Hoewel hij niet in paniek raakt en aan twee boeken werken als een uitdaging ziet, begrijpt hij dat hij hulp nodig heeft. Die krijgt hij van Anna Snitkina, een twintigjarige stenografe, met wie hij tussen 4 en 29 oktober de beloofde roman, getiteld De speler, zal schrijven. 

Maar de ellende is nog niet helemaal voorbij. Stellkovski, aan wie het manuscript overhandigd moet worden, blijkt op 31 oktober onvindbaar. Op zijn kantoor weigert de bureauchef het manuscript te ontvangen, omdat hij geen volmacht heeft. Anna was te weten gekomen dat een handtekening van de dienstdoende chef van een politiebureau ook rechtsgeldig is. Pas 's avonds om tien uur lukt het om die te bemachtigen. Op 15 februari 1867 trouwen Anna en Fjodor; ondanks het leeftijdverschil van 25 jaar en dankzij haar rustige, standvastige karakter zal het een gelukkig huwelijk blijken. 

Is het, literair gezien, allemaal de moeite waard geweest? Nou en of. Vertaler Arthur Langeveld spreekt van 'een juweeltje'  en ik ben graag bereid hem gelijk te geven. Dostojevski situeert zijn verhaal in Roulettenburg, waarmee hij Bad Homburg bedoelt. Hoofdpersoon en ik - verteller is de vijfentwintigjarige Aleksej, huisleraar bij een generaal die, zoals zo vaak bij Dostojevski, heel veel schulden heeft. Alle hoop is gevestigd op oma uit Moskou, grootgrondbezitter, huizeneigenares, dus schatrijk. Dostojevski schetst een fantastisch portret van haar: een onbuigzame, heerszuchtige oude vrouw, die erop staat om een casino vanbinnen te bekijken, en net zo lang aan de roulettetafel zit, totdat al haar geld op is. En de volgende dag gaat ze wéér. Aleksej is ondertussen hopeloos verliefd geworden op Polina, de stiefdochter van de generaal, die zichzelf weer belachelijk maakt door de jeugdige Blanche achterna te lopen, van wie de lezer weet dat ze een vrouw van vederlichte zeden is. 

Centraal staat dus de roulette. Je begint te spelen, raakt na verloop van tijd in een roes, en als je daar gevoelig voor bent, kom je er nooit meer van af. Telkens weer op zoek gaan naar die roes leidt namelijk tot verslaving; het geld zelf is eigenlijk minder belangrijk. Dat overkomt, min of meer, oma, in ieder geval Aleksej, en in hoge mate  ook onze Fjodor. In 1863 maakte hij al een ronde langs de speeltafels in West - Europa, en in de jaren 1867 - 1871 deed hij dat, tot wanhoop van zijn jonge vrouw, nog eens dunnetjes over. Een ervaringsdeskundige, zeg dat wel.

 Maar, net als Dickens, blijft hij de rasverteller, de man die onweerstaanbare types weet te creëren; die mensen, omstandigheden en situaties die je in het alledaagse, saaie leven niet tegenkomt, aan de dankbare lezer presenteert. Ik kan hem u aanbevelen.

F.M. Dostojevski, De speler. Verzamelde Werken deel 4, blz. 287 - 432. Vertaling Madeleine Mes. Uitgeverij Van Oorschot, Amsterdam, 2022. 

22-10-2022

HET RAMPJAAR 1672

 Als je van geschiedenis houdt en een tikkeltje nationalistisch bent, kun je je wellustig overgeven aan boeken die onze zeventiende eeuw behandelen. Je leest dan triomfantelijke verhalen over de vrijheidsstrijd tegen de Spanjaarden, Hollands heerschappij in de wereldhandel, schilders wier werk alom bewonderd werd en wordt. Natuurlijk, we waren toen niet altijd even netjes: de slavenhandel, onderdrukking en uitbuiting van inlanders, roof en plundering, ook dat heeft allemaal plaatsgevonden. Maar toch, de Nederlandse Republiek als één van de machtigste en rijkste landen ter wereld: je kunt er met welgevallen op terugkijken. 

Echter, eens komt de neergang. In het in 2009 verschenen boek Rampjaar 1672 (inderdaad, nu 350 jaar geleden) vertelt Luc Panhuysen wat en waarom er van alles fout ging. Hij doet dat door gebruik te maken van de zeer uitgebreide briefwisseling tussen Margaretha Turnor, haar man Godard Adriaan van Reede en hun zoon Godard. De familie Van Reede nam aan het slot van de zeventiende eeuw een vooraanstaande positie in de Republiek in. Godard Adriaan, baron, bewoonde met zijn vrouw het kasteel Amerongen en behoorde in 1672 tot de top van de Nederlandse diplomatie. Zoon Godard was kolonel in het leger en streefde met grote hartstocht een indrukwekkende militaire loopbaan na. 

Op basis van deze en andere gegevens gebruikt Panhuysen geraffineerd twee verhaallijnen: a) het wel en wee van de Van Reedes; b) de strijd van de Republiek in 1672 en daarna tegen Engeland, Frankrijk, Munster en Keulen. De imperialistische verlangens van Lodewijk XIV, koning van Frankrijk (zeker, de Zonnekoning) hebben ervoor gezorgd dat 1672 een rampjaar werd. 

Het resultaat is een geschiedkundig werk geworden dat leest als een historische roman en als een thriller. De lezer krijgt een haarscherp en daardoor schrijnend beeld van een land in oorlog. De trefzeker geschetste portretten van de drie hoofdpersonen, gevoegd bij de spijkerharde karakters van de Hollandse prins Willem III en zijn aartsvijand Lodewijk XIV, beiden gedreven door rancune en belust op roem, dragen ertoe bij dat je simpelweg wilt weten hoe het afloopt. Weet de jeugdige Willem de Republiek te redden? Krijgt die machtswellustige Lodewijk nu eens een flink pak slaag? Geeft Willem die dappere Godard eindelijk de hoge functie waar hij en zijn ouders zo naar smachten? Wordt dat prachtige kasteel Amerongen werkelijk platgebrand? 

Wat is mij vooral bijgebleven van dit meeslepende boek? Oorlog was in die tijd voor plattelanders het vreselijkst. Of er nu Fransen, Duitsers of Hollanders langskwamen, maakte niet uit: iedereen roofde, verkrachtte, vernietigde. Oorlog bleek ook voor de Republiek en Frankrijk in financieel opzicht uiteindelijk rampzalig. In 1715 kon de Nederlandse Republiek niet langer de rente uitbetalen aan de obligatiehouders. Het land ging bankroet. Lodewijk moest in 1712 het beroemde massieve zilveren meubilair van Versailles laten smelten om zijn soldaten te kunnen betalen. Oorlog is zinloos. 

Maar het Kasteel Amerongen kon voor 100.000 gulden weer prachtig uit zijn as herrijzen. In 1676 werd de kop op het Huis geplaatst. U kunt het nog steeds bezichtigen.

Luc Panhuysen, Rampjaar 1672. Uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam, 2009. 500 blz. 

08-10-2022

WIE DURFT?

Als je zelf twee linkerhanden hebt, is het wel zo prettig wanneer je buurmannen alles kunnen. Neem nou Jos: die timmert, zaagt en last alles wat daarvoor in aanmerking komt. En vlak ook Herman niet uit. Hij kan elk elektrisch apparaat repareren dat je hem voorlegt. Ze werken allebei heel graag in de tuin en kunnen me precies vertellen wat er mis is aan mijn auto als die weigert te starten. Technisch inzicht, vakmanschap en zelfvertrouwen: ik zou graag met ze willen ruilen.

Jos beschikt bovendien over de prettige eigenschap, vindt hij zelf, dat hij iedereen de waarheid durft te zeggen. "Ik zei toen tegen een collega: "Jong, wat jij daar beweert, klopt helemaal niet. Lees de stukken toch wat beter!"  Of: "Komt daar mijn chef met een belachelijk plan, dus dan zeg ik dat recht in zijn gezicht." Met mij valt niet te spotten, wil hij zijn toehoorders duidelijk maken. En omdat wij hem vooral kennen als vriendelijk en goedaardig, kost ons dat enige moeite.

Herman leidt op zijn bedrijf zo'n twintig mannen, die vooral uit Oost - Europa komen. Ze zijn zwijgzaam, knoestig, met opvallend grote handen. Het is niet eenvoudig ze te laten doen wat Herman wil, vertelt zijn vrouw geregeld met enige trots, mar als hij zich vierkant voor hen opstelt, zacht maar indringend op hen inpraat, zijn zo mak als schapen. Ik ben bereid haar te geloven.

Op een zomermiddag, zo rond vijf uur, hoor ik harde, felle geluiden en wat geschreeuw. Ik kijk door het raam en zie in de volkswijk schuin tegenover een hele oploop van duwende en dringende mensen. Er staan ook twee politieauto's. Zoals altijd belust op sensatie snel ik naar buiten. De menigte is stilgevallen, merk ik. Men zwijgt en kijkt. Wat is daar nu precies aan de hand? Eropaf! Dan hoor ik gekuch. Voor zijn huis staat Jos ook naar het gewoel te staren, geflankeerd door Herman en zijn vrouw. Ik loop haastig naar ze toe. "Gaan jullie mee?" vraag ik, naar de oploop wijzend.
"Ik gaon neet mei," schudt Jos met zijn hoofd. Hij is nogal kortaf; als emoties hoog oplopen spreken mensen dialect. Jos praat anders altijd Nederlands tegen me.
"Ik ga ook niet," meldt de vrouw van Herman. In gezelschap van vriendinnen en buurvrouwen straalt ze altijd een wat irriterend zelfvertrouwen uit.
Herman zelf reageert aanvankelijk niet. Hij moet er kennelijk nog even over nadenken. Dan zegt hij: "Goed, ik ga mee."

Ik ben vooral verbaasd. Zo gevaarlijk is het toch niet? Sinds wanneer ben ik de meest heldhaftige? We steken het plein voor ons huis over. Herman loopt een paar meter achter mij aan en doet zijn mond niet open.
Bij de menigte aangekomen blijft hij bij de buitenste rand staan. Je ziet daar haast niets, dus ik wurm me door die rijen zwijgende mensen heen, tot vlak bij het huis waar de voordeur open staat. Agenten lopen in en uit. Uit navraag blijkt dat de bewoner van het huis doodgeschoten is; hij heeft een kogel door het hoofd gekregen en ligt in zijn eigen woonkamer opgebaard. Ik wil hem zien, want, ik vertelde het al, bij relletjes, aanrijdingen, vechtpartijen wil ik vooraan staan. Het leven is toch al zo saai. En een man met een gaatje in zijn voorhoofd is me nog nooit aangeboden. Ik dring dus naar voren, weet het raam te bereiken, en inderdaad, daar ligt hij. Hij heeft iets om zijn hoofd, maar een agent duwt me beschaafd maar beslist een paar meter terug. Toch voel ik me voldaan.

Als we teruglopen, vraagt Herman niets. Hij maakt de indruk blij te zijn dat hij het allemaal zonder kleerscheuren overleefd heeft. Jos en Hermans vrouw staan nog op dezelfde plek. Als ik mijn verhaal vertel, reageren ze nauwelijks. Ze willen allemaal zo gauw mogelijk terug naar hun huisje. 
 En ik vraag me geruime tijd af: stel, er is een pittige brand of een gruwelijke overstroming of echt oorlog. Wat heb je dan aan de mensen die je omringen?

24-09-2022

BOEKEN ZIJN VRIENDEN

Op 5 oktober 1949 schrijft Helene Hanff vanuit New York City een brief aan de medewerkers van  het antiquariaat Marks & Co 84, Charing Cross Road in Londen. Ze had de advertentie gelezen van het bedrijf in de Saturday Review of Literature, waarin stond dat Marks & Co gespecialiseerd was in boeken die niet meer in druk zijn. Ze is dol op tweedehands werk, heeft geen geld voor dure, nieuwe exemplaren, en stuurt alvast een lijst mee van boeken die ze graag zou willen hebben. Na drie weken krijgt ze bericht terug dat tweederde van haar wensen vervuld kan worden. Op 3 november meldt Helene opgewekt  dat de boeken in goede conditie aangekomen zijn.

Aangemoedigd door dit succes blijft ze bestellen. Haar toon wordt  al snel informeler; de Engelsen reageren wat terughoudend. Van "Mijne Heren", schakelt ze over naar "Mijnheer", en ze wil graag weten wie FDP is die de brieven steeds ondertekent. Dat blijkt de belangrijkste man bij Marks te zijn: Frank Doel (rijmt op het Franse Noël). Ze zal twintig jaar, tot zijn dood, met hem, zijn vrouw en dochters corresponderen.

In Engeland is zo kort na de oorlog gebrek aan alles. Een half ons vlees per gezin per week, en één ei de man per maand, dat soort maatregelen. De zwarte markt is voor het personeel niet te betalen. Ze stuurt hun ham en eieren toe en later andere lekkernijen; Helene krijgt er zes nieuwe vrienden uit het verre Londen bij. 

Haar andere vrienden zijn toch vooral boeken. Ze let op innerlijk èn uiterlijk. Graag bezit ze werken met een lederen band; de kartonnen omhulsels waar in die tijd Amerikaanse uitgevers mee kwamen aanzetten, vindt ze heel erg. Het geweldige aan tweedehandsboeken is dat je kunt zien welke passages het vaakst gelezen zijn: leg zo'n boek maar op tafel en het valt op die plaatsen open. Aantekeningen in de kantlijn zijn een feest, want die zorgen voor een band met de vorige bezitter. Wat ze het liefste leest? Poëzie (John Donne!), essays, geschiedenis. Aan fictie heeft ze een hekel. "Ik kan maar niet geïnteresseerd raken in dingen die niet echt gebeurd zijn met mensen die nooit bestaan hebben." Later zal ze overigens wel Pride & Prejudice van Jane Austen verslinden. En als haar iets wordt toegestuurd wat tegenvalt, dan kan ze op een originele manier hard uitpakken.

Want beroepshalve schrijft en beoordeelt ze film - en tv - scripts. Op 15 augustus 1959 barst ze haast uit haar voegen van geestdrift omdat ze een beurs van 5000 dollar van CBS heeft gewonnen, waarmee ze een jaar lang toneelstukken, gebaseerd op de Amerikaanse geschiedenis, kan schrijven. In haar brieven komt geen enkele vriend voor, hier en daar wordt de naam van een vriendin genoemd. Geregeld kondigt ze aan dat ze haar vrienden van Marks & Co in Londen van de zomer komt opzoeken, maar dat zal nooit gebeuren. Dit is veiliger, lekker op afstand, fantaseren over de goede eigenschappen van vriendelijke, onzichtbare mensen. Al die prachtige boeken om haar heen, waar ze zo heerlijk in kan verdrinken, vormen een alleraardigst surrogaat.

In 1970 verschenen de brieven van Helene, Frank en andere betrokkenen in boekvorm. Het succes was zo groot, dat er vervolgens een toneelstuk (1983, Broadway, hoofdrol Ellen Burstyn) en een film (1987, met Anne Bancroft en Anthony Hopkins) van gemaakt werden.

Helene Hanff, Charing Cross Road 84. Vertaling in 1982 van Barbara van Kooten. Tweede druk 2021, Rainbow, Amsterdam. 134 blz. 

10-09-2022

WILMINK IS WEEMOED

 Toen Willem Wilmink (Enschedé; 1936 - 2003) na het gymnasium in Amsterdam Nederlands ging studeren, voelde hij zich aanvankelijk doodongelukkig. Begrijpelijk, want verlegen en wat kinderlijk was hij nog steeds; hij sprak bovendien met een duidelijk Twents accent, en van zijn studie begreep hij aanvankelijk weinig. Verhalen schrijven en dichten deed hij toen al, en geleidelijk aan, o.a. door lid te worden van een studentenvereniging, waar hij later ook cabaretteksten voor schreef, kwam hij terecht in een wereldje van creatieve geesten.

 In de tijd dat Wilmink als wetenschappelijk medewerker op het Instituut voor Neerlandistiek van 1961 - 1978 zijn brood verdiende, publiceerde hij in literaire tijdschriften als Tirade en Maatstaf. In de literatuur maakte hij in 1966  zijn debuut met de dichtbundel Brief van een Verkademeisje. Hij zocht nu graag de gezelligheid op, vertelde verhalen en droeg gedichten voor, en speelde vol overgave op zijn accordeon. Het universitaire leven was hem een gruwel: te intellectualistisch voor een man die het moest hebben van associatieve invallen. Toen hij begreep dat hij best kon leven van schrijfopdrachten, stapte hij op. Hij schreef teksten voor Herman van Veen en Boudewijn de Groot, en  tv - programma's als De Stratemakersopzeeshow, Sesamstraat, De film van Ome Willem. De vondst " Luister even wat ik roep, lust jij ook een broodje poep" is van hem, evenals "Deze vuist op deze vuist." Naar eigen zeggen is Willem nooit ouder dan elf jaar geworden.

De bloemlezing 't Kon minder is thematisch geordend in een afdeling `Verhalen` en `Liedjes en gedichten`. Wilmink schreef voor kinderen en volwassenen, maar dat is aan toon en stijl niet echt te merken: voor iedereen begrijpelijk, en vaak weemoedig. Hij meldt dat meisjes  verre prinsessen zijn, vraagt zich af of de oude school nog wel bestaat, betreurt al die lieve mensen die "zich voor eeuwig uit de voeten maakten" , zoals Harry Bannink, Harry Mooten en Jules de Corte. Geliefden kunnen je trouwens ook in de steek laten, en waar zijn die leuke meisjes gebleven?

De meisjes uit vervlogen dagen,

we weten niet meer waar ze wonen.

Nooit zullen die zich meer vertonen

waar wij weleer hun lichaam zagen.                                                                                                                                                                          .

Het hinderde Wilmink onuitsprekelijk dat men hem vaak als dichter voor kinderen zag, en zelden als een serieuze poëet die wel degelijk ook volwassenen wat te bieden heeft. Inmiddels worden diverse gedichten in bloemlezingen opgenomen en als klassiekers erkend: De oude school, Frekie, Ben Ali Libi, Televisie. Ik raad u aan elke dag een paar verzen tot u te nemen, en daarbij mag u zeker het gedicht niet vergeten dat hij aan het eind van zijn leven aan vrouw en kinderen heeft opgedragen. De eerste strofe gaat zo: 

Als ik dood ben, moeten jullie

mijn verhalen doorvertellen.

Als iemand getroost moet worden

kunnen jullie altijd bellen.

Zichzelf relativeren, dat kon hij ook.

Willem Wilmink, 't Kon minder. Bloemlezing, samengesteld door Vic van de Reijt. Uitgeverij Van Oorschot. Amsterdam,2022. 303 blz.

Elsbeth Etty, In de man zit nog een jongen. Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar. Amsterdam, 2019. 552 blz.                                                                                                                                                                                                                                                    

                          

                                                                                                 

                        

                                                                                                                                                                                                                                                                    


27-08-2022

HET WONDER VAN BETEKENIS

 

Eind augustus 2020 gaf filosoof Paul van Tongeren gedurende een week op Kreta een cursus, die ging over geluk bij Aristoteles. Journalist Marc van Dijk reisde mee en interviewde hem. Hieruit kwam het boek Het wonder van betekenis voort. Aristoteles (384 - 322 v. Chr.) is zo'n denker van wie je blijmoedig wordt. Hij ziet in alles de orde, de regelmaat. De natuur, de mens, de maatschappij: het zit allemaal goed in elkaar. De mens streeft naar geluk, en in een wereld waar uiteindelijk alles klopt, moet dat, als het wat meezit, echt wel lukken.

Volgens Aristoteles is geluk voor de mens het hoogste doel. Maar waar bestaat dat geluk nu eigenlijk uit? Hij omschrijft het als `optimale zelfverwerkeling ', en bevat vier elementen. 1) Zó denken dat je echt inzicht verwerft. 2) Zó handelen dat je met recht erkenning krijgt. 3) Zó voelen dat je gevoelens niet met je op de loop gaan, maar passen bij dát waardoor ze worden opgewekt. 4) Ervan genieten als je dat alles weet te realiseren. Kortom: met streven naar geluk ben je je hele leven bezig. 

Er bestaat nog een andere filosoof die Van Tongeren mateloos interesseert: Friedrich Nietzsche (1844 - 1900). Door in de wetenschap, de politiek en de religie constructies te verzinnen die zin geven aan het bestaan, tracht de mens te verdoezelen dat hij zichzelf bedriegt. Laten we de waarheid onder ogen zien, zegt Nietzsche. God is dood, het leven zinloos, de werkelijkheid die ons omringt ellendig. Paul van Tongeren (1950) pendelt tussen beiden heen en weer. Aristoteles bevalt hem het beste, Nietzsche dient als sparringpartner.

Ondanks het grote verschil tussen onze denkwereld en die van Aristoteles is er alle reden om zijn teksten te lezen als levenslessen om een geslaagd leven te leiden. Hij helpt je bij het ontwikkelen van je eigen vormproces. Onthoud daarbij: alles wat je doet, denkt, ziet, waarop je reageert, wie je ontmoet, draagt bij aan je vorming. Geregeld momenten van rust en bezinning inplannen, helpt daarbij. Eigenlijk is filosofie één grote oefening in zelfkennis. 

Moet je uiteindelijk kiezen voor één filosofie, voor één levensvisie, die je voor waar houdt?Aristoteles is daar heel duidelijk in. Een mens moet zichzelf vormen naar één bepaald ideaalbeeld, hij dient een mens uit één stuk te worden. Nietzsche ziet dat helemaal anders. De mens heeft meerdere kanten in zich, die totaal van elkaar verschillen. Dat levert een strijd op die nooit ophoudt, ook al omdat hij geen enkele moraal erkent. Nietzsche is zelf aan deze visie ten onder gegaan. Zijn filosofische opvattingen noemt Van Tongeren, ook al bewondert hij ze, een schitterende mislukking.

Wat heeft het zoeken naar geluk nu te maken met 'het wonder van betekenis' ? De strijd tussen levensidealen, politieke overtuigingen, moralen, gaat altijd om betekenissen, Want alles wat we horen, zien, lezen, meemaken, levert betekenissen op. Ook onheil, noodlot, tegenslagen horen daarbij. We gebruiken vervolgens interpretaties die veranderlijk, dus onzeker zijn. Discussies zullen er altijd blijven, De mens is een betekeniswezen, en er woedt dus een strijd buiten en in hem. En dat is goed zo.

Paul van Tongeren en Marc van Dijk, Het wonder van betekenis. Uitgeverij Boom, Amsterdam, 2021. 159 blz. 

13-08-2022

EEN GESCHIEDENIS VAN DE WERELD IN BOEKEN

 U vindt het vast leuk om te weten dat...

- de papyrusplant wortelt in het water van de Nijl. De stengel is opmerkelijk dik en meet tussen de drie en zes meter. Van zijn soepele vezels maakten de arme mensen van Egypte touw, manden, sandalen. In het derde millennium ontdekten de Egyptenaren dat je van die stengels vellen kon maken om op te schrijven. Eeuwenlang schreven de Hebreeërs, de Grieken en Romeinen op papyrusrollen.

- je bij het openen van een rol papyrus stuit op tekstkolommen die van links naar rechts lopen. Al lezend rol je met je rechterhand de rol af en met links rol je weer op wat je gelezen hebt. Ben je klaar met lezen, dan is het boek omgekeerd opgerold.

- de voorlopers van onze boeken ongeveer 5000 jaar geleden uitgevonden zijn. Dat waren kleitabletten, omdat langs de oevers van de rivieren van Mesopotamië geen papyrusplanten groeiden.

- het woord perkament is afgeleid van Pergamon, de stad in Klein - Azië, waar men in de tweede eeuw voor Chr. de oosterse techniek van het schrijven op dierenhuiden (kalveren, geiten, schapen) weer introduceerde.

- de orale verteltraditie natuurlijk oeroud is, maar weer nadrukkelijk opdook ten tijde van de stomme film. De explicateurs traden in de voetsporen van de troubadours, en konden net zo beroemd worden. De broer van de Japanse filmregisseur Akira Kurosawa, Heigo, genoot in zijn land grote bekendheid, die abrupt stopte toen de geluidsfilm opkwam. Hij pleegde zelfmoord.

- 6000 jaar geleden er in Mesopotamië de eerste schrifttekens verschenen. De allereerste waren schematische tekeningen, die in de loop der eeuwen steeds meer vereenvoudigd werden. Dat onze D ooit deur betekende en de o alles met oog te maken heeft, is geen toeval. 

- de echte naam van Plato Aristocles was. Plato betekent 'brede rug' en was waarschijnlijk een bijnaam.

- Griekse wijsgeren er een leuke boterham aan verdienden door met behulp van een redevoering mensen met woorden te genezen van hun depressie.

- veel intellectuelen ondanks een slechtere lichamelijke conditie in Auschwitz de omstandigheden beter verdroegen omdat ze dankzij hun fantasieën  de barre werkelijkheid buiten konden sluiten.

In het eerste gedeelte van haar boek Papyrus, getiteld "Griekenland bedenkt de toekomst" schildert Irene Vallejo glashelder hoe de klassieke Grieken  zorgden voor de beroemde bibliotheek in Alexandrië, die driemaal vernietigd werd, en hoe er aan de oevers van de Middellandse Zee  een cultuur ontstond die eigenlijk alle boeken, dus alle kennis en  wijsheid die toen aanwezig was, om zich heen wilde hebben. In deel twee maken de Romeinen hun opwachting. 

Wat vindt u aan hen zo interessant? Dit natuurlijk:

- halverwege de eerste eeuw v. Chr. moeten er in Italië rond de twee miljoen slaven geweest  zijn, d.w.z. ongeveer twintig procent van de totale bevolking.

- Handel in slaven leverde verreweg het meeste op; om aan slaven te komen had je een oorlog nodig.

- Ons alfabet brachten de Feniciërs ( Fenicië = Libanon) mee met hun schepen naar Griekenland, vandaar kwam het terecht in Sicilië, waarna het in Toscane belandde en daarna in Latium, de regio rond het huidige Rome. Het veranderde vervolgens telkens weer, voordat het de huidige vorm aannam.

- Ons boek met bladzijden is bijna 2000 jaar oud. Een enorme uitvinding, maar van wie?

- Pas in de negentiende eeuw werden titels gebruikt om lezers te lokken. Daarom nu: Honderd jaar eenzaamheid, Een roos van vlees, Denk morgen op het slagveld aan mij

- André Gide wees het manuscript van Proust af voor uitgeverij Gallimard. 

- De  Romeinse beschaving was vanaf haar begin duidelijk gericht op integratie. Ook de wanhopigste vluchtelingen waren er welkom. 

Irene Vallejo (Zaragoza, 1979) weet niet alleen veel af van de klassieke oudheid omdat ze in Latijn en Grieks heeft gestudeerd, ze kan er ook meeslepend over schrijven. Haar liefde voor het geschreven woord spat van elke bladzijde af. Terwijl ze, tot mijn genoegen, ook uitstapjes maakt naar de wereld van de cinema om het een en ander te verduidelijken, dompelt ze de verrukte lezer onder in een stortvloed van wetenswaardigheden over letters, papier, auteurs en boeken, boeken, boeken. Daarom vind ik het ook zo toepasselijk om af te sluiten met een citaat van Stefan Zweig, dat Irene zelf ook gebruikt: " Boeken worden geschreven om, los van de eigen adem, mensen met elkaar te verbinden en ons zo te verdedigen tegen de onherroepelijke keerzijde van elk bestaan: vluchtigheid en vergetelheid."

Irene Vallejo, Papyrus. Een geschiedenis van de wereld in boeken. Vertaling Adri Boon. Uitgeverij Meulenhoff, Amsterdam, 2021. 532 blz.   


30-07-2022

EERSTE LIEFDE

In de zomer van 1833 wordt Wladimir voor het eerst in zijn leven verliefd, en wel heel hevig. Dat is niet verwonderlijk; hij is zestien, enig kind en woont bij een afstandelijke vader en een moeder die zich weinig om hem bekommert. Als je dan nieuwe buren krijgt, ga je nieuwsgierig een kijkje nemen. Ze is adembenemend. Lang, slank, blond, mooie handen, gracieuze bewegingen. Haar moeder noemt zich een vorstin, maar ze beschikt niet over een eigen equipage en hun meubilair blijkt van het goedkoopste soort.

 Dochter Zinaïda echter, die ook nog over een uiterst aangename stem blijkt te beschikken, is onder alle omstandigheden betoverend, en dat weet ze zelf ook heel goed. Met haar 21 jaar vindt ze haar jonge minnaar aandoenlijk, noemt hem licht spottend 'monsieur Woldemar' en laat hem tot de kring van haar echte minnaars toe. Vier of vijf oudere vrijgezellen zijn voortdurend in haar gezelschap te vinden. Ze doen spelletjes, laten zich door haar bevelen, plagen en soms zelfs vernederen, zonder overigens ook maar enig succes te boeken. Want, zoals de oplettende Wladimir na enige tijd vaststelt, ze kan ernstig zijn, zich terugtrekken, en bedroefd voor zich uit staren. Wladimir weet dat, want hij wil steeds in haar buurt zijn, haar aanstaren, bewonderen, haar aanwezigheid indrinken. Daarom stelt hij uiteindelijk vast: ze is verliefd. Maar op wie?

Ivan Toergenjew ( Orjol, Rusland; 1818 - 1883) kan als geen ander (nou ja, Vestdijk was hier ook goed in) de volledige overgave aan, het eindeloos fantaseren over een bemind persoon beschrijven. Dan staat er: " Het beeld van het jonge meisje zweefde voor mij uit, mijn hart bonsde niet meer, maar werd nu aangenaam samengeknepen." Voelt u wel? Hij zet ook graag  natuurbeschrijvingen in om mensen te karakteriseren, een bepaalde sfeer op te roepen, een blik in de toekomst te werpen. "Een landschapsschilder" noemen sommige critici hem liefkozend. Als Wladimir na een bezoek aan de vorstin en Zinaïda 's avonds laat ontmoedigd naar huis gaat, lezen we:  "Zwarte wolken pakten zich samen en gleden langs de hemel; men zag hun vage contouren veranderen. De wind ruiste rusteloos in de donkere bomen, en ergens, ver achter de einder, gromde de donder boos en gesmoord, als het ware voor zich heen." Er staan Wladimir en de geboeide lezer dus nog dramatische momenten te wachten. Terecht een beroemde novelle.

I.S. Toergenjew, Eerste liefde. Vertaald uit het Russisch door Carl en Rebecca Ebeling. Rainbowboeken, uitgegeven door Maarten Muntinga, Amsterdam i.s.m. G.A. van Oorschot, Amsterdam, 1997. Deze uitgave bevat ook de verhalen "De ongelukkige" en "Na de dood". 284 blz.

14-07-2022

MET ZIJN DRIEËN

"Hallo Gerrit, met Huub." 
Een gevoel van teleurstelling bekruipt Gerrit, maar het lukt hem om zijn stem onder controle te houden.
"Hoe gaat het met je, jongen? Alles naar wens?" 
"De zaken wel, ja. Privé is het minder. Is Marlies misschien bij jou in de buurt?" Gerrit hoort een verlangende klank in Huubs stem.
Hij draait zich om en ziet Marlies in de deuropening staan. Hij kijkt haar aan, schudt zijn hoofd en legt een vinger op zijn lippen. Ze luistert glimlachend mee.
"Nee, Huub, ze is nu even niet bereikbaar."
"Maar jullie zien elkaar toch dagelijks?" Huub klinkt een beetje geprikkeld, hoewel hij naar de bekende weg vraagt.
"Oh ja, we ondernemen van alles."
"Wat bijvoorbeeld?"
"Ik ga met haar naar de bioscoop, ik begeleid haar naar modeshows, we gaan samen naar Ajax, doen de schouwburg. We vervelen ons geen moment." Gerrit weet dat hij hier gevaarlijk spel speelt, want Huub is snel jaloers, maar hij kan het soms niet laten om hem een beetje te treiteren.

"Hoe staan jij en Marlies eigenlijk tegenover elkaar? Nog steeds alleen maar vriendschap?"
"Ja, daar komt het wel op neer. Maar we mogen elkaar natuurlijk wel heel graag."
"En geen enkele keer intiem?" Huub is altijd de eerste die over seks begint. 
"Je vraagt nou te veel, Huub. Je hoeft niet alles te weten."
Er valt een pauze. Beide mannen beseffen dat ze over hun afspraak moeten praten. 

"Ik begin me in dit grote huis eenzaam te voelen, Gerrit."
"Daar kan ik inkomen, Huub."
 "Een leuke, jonge, charmante vrouw zou me goed doen."
"Wie niet?"
"Zou je eens met Marlies willen praten?"
Gerrit kijkt in haar richting. Ze had geamuseerd naar het gesprek geluisterd, nog steeds gevleid door de interesse die deze twee zo verschillende mannen voor haar koesteren.
"Huub, jongen, ik maak het voor je in orde. Nog een prettige dag verder."
"Dank je. We spreken elkaar nog wel."

Marlies gaat naast Gerrit op de bank zitten en slaat een arm om hem heen. Minutenlang zwijgen ze. Dan zegt ze zachtjes: "Ik ben toch alweer een halfjaar bij je geweest. En we hebben het toch gezellig gehad? Ik ben wel benieuwd hoe die nieuwe sportauto van Huub rijdt. Is het de nieuwste Porsche?"
"Ja, dat geloof ik wel. En hij heeft een nieuw zwembad aangelegd."
"Hij heeft het geld, hè. En mooi dik, grijs haar. Maar jij bent zo lekker jong en mannelijk. Kom, ik ga mijn koffers maar eens pakken." Neuriënd loopt ze de trap op.

Ze nemen afscheid als geliefden die weten dat de scheiding slechts tijdelijk is. Hooguit zes maanden, dan is Gerrit aan de beurt om te bellen.



30-06-2022

NICHT BETTE

Als er iemand over een formidabele schrijflust beschikte, dan was het wel Honoré de Balzac ( Tours, Frankrijk; 1799 - 1850). Hij publiceerde 96 romans en novellen, die hij samenvoegde onder de paraplu La comédie humaine. Zijn doel was om een zo realistisch mogelijk beeld te geven van het maatschappelijk leven in Frankrijk sinds de Revolutie. Hij startte met Les Chouans in 1829, en eindigde, volkomen uitgeput, met La Dernière Incarnation de Vautrin in 1847. Ruim 2000 personen uit alle mogelijke rangen en standen bevolken deze romans. Om toch een soort eenheid te creëren laat Balzac diverse personen geregeld terugkeren. De hartstochten, obsessies en ondeugden waar zijn hoofdfiguren mee behept zijn, roepen toch vooral een wereld op van mensen voor wie macht, geld, aanzien het allerbelangrijkste is. Nee, het zijn geen sombere, moralistische werken. Balzac heeft gevoel voor humor, voor komische taferelen en weet zijn personages geestige opmerkingen in de mond te leggen.

Nicht Bette uit de roman van 1846 is Lisbeth Fischer, die samen met haar nicht Adeline opgroeit in een dorpje. Maar Adeline is al jong een veel begeerde schoonheid, terwijl Bette altijd een onaantrekkelijke oude vrijster zal blijven: mager, zware, doorlopende wenkbrauwen, plompe voeten, wratten in haar gezicht. Als de goedhartige Adeline trouwt met baron Hulot, laat ze haar nicht naar Parijs overkomen. Maar ondanks alle vriendelijkheid die Bette van haar familie ondervindt, zal ze altijd ziekelijk jaloers blijven. Naar buiten toe de familie adorerend, loert ze voortdurend op een mogelijkheid om te stoken en te kwetsen, waarbij vooral Adeline het moet ontgelden.

En daar zijn mogelijkheden genoeg voor. Haar mooie nichtje mag dan een goed huwelijk gesloten hebben, baron Hulot heeft één zeer kwetsbare kant: jonge, aantrekkelijke vrouwen kan hij niet met rust laten. Ook al kosten ze hem een vermogen, hij zal ze hebben. En als zijn concurrent dan een schatrijke zakenman is met wie hij onmogelijk kan concurreren, dan verdringen de schuldeisers zich voor zijn deur. Zo verbindt Balzac allerlei intriges met elkaar, met veel aantrekkelijke meisjes die dure courtisanen worden, en getalenteerde jongemannen die azen op lucratieve posities. Op Adeline na is iedereen toch vooral op eigen voordeel bedacht. 

In Nicht Bette is het de maatschappij van de Julimonarchie (Frankrijk, 1830 - 1848) die door Balzac nader bekeken wordt. De adel en de geestelijkheid hebben hun macht verloren, de rijke burgers, industriëlen en bankiers nemen hun plaatsen in. Balzac is een geweldige verteller, die van ieder persoon een interessant mens weet te maken, en de lezer toch telkens weer verrast met een opmerkelijke wending in zijn verhaallijnen. Er blijft nog genoeg van hem te lezen over!
Honoré de Balzac, Nicht Bette. Vertaald, geannoteerd en van een nawoord voorzien door Hans van Pinxteren. Atheneum - Polak & Van Gennep. Amsterdam 1999. 502 blz.

17-06-2022

DE BLAUWE MAANDAG VAN NICCI FRENCH

Wist u dat eeneiige tweelingen, ook al zijn ze apart opgegroeid, innerlijk heel sterk op elkaar lijken?  Zo zijn ze beiden bijvoorbeeld heel ongeduldig in een rij, of nemen dezelfde eigenaardige houding aan bij het inslapen, of trouwen vrouwen die er hetzelfde uitzien. Eeneiige tweelingen hebben overigens hetzelfde geslacht. Als je ouders  allebei blauwe ogen hebben en jij niet, dan is er ergens iets mis. Frieda Klein kende deze weetjes niet, net zo min als u, maar toen ze betrokken raakte bij de opsporing van een vermist kind bleek al deze kennis van groot nut.

Frieda Klein? Lang donker haar, gemiddelde lengte, altijd kaarsrecht lopend; wandelt graag 's nachts door haar geliefde Londen. Ze woont in een oud huisje in een verscholen straatje. Haar patiënten ontvangt ze daar nooit; dat doet ze op een kantoor elders in de stad. Patiënten? Ze is psychoanalytica, waarbij ze de stelregel hanteert: " Ik ben er niet om mensen te genezen, maar om ze te helpen hun leven weer aan te kunnen. Daarvoor moet ik weten wat er in het hoofd van een patiënt omgaat."  Frieda moet iets aantrekkelijks over zich hebben, want mannen raken snel verliefd.

Ze komt in beeld als de politie jacht maakt op een zaak die grote opschudding veroorzaakt: de verdwijning van de zevenjarige Matthew, een jongen met vuurrood haar en sproeten. Laat nu net Alan, 42 jaar, en een patiënt van Frieda, haar eens vertelde dat hij zo graag een zoontje zou willen hebben met rood haar en sproeten? Hij droomt zelfs van hem! Frieda meldt dit bij hoofdinspecteur Karlsson, die op zijn beurt piekert over een onopgeloste zaak van 22 jaar geleden. Toen werd er een meisje van vijf ontvoerd. Nooit ook maar iets gevonden.

En vanaf hier beland je als lezer in een achtbaan van verwikkelingen. De voornaamste personen heb je goed leren kennen, want Nicci French (ik weet het: een echtpaar) heeft Frieda en haar minnaar, haar voormalige leermeester, de klusjesman Josef en vooral Alan en diens vrouw, uitvoerig aan ons voorgesteld, dus nu moeten we eraan geloven. De gebeurtenissen volgen elkaar in hoog tempo op, de een nog verrassender dan de ander. Frieda blijkt een slimme vrouw, die zich goed in anderen inleeft en daarom bij het politiecorps op achting kan rekenen. De lezer steekt wat op over psychoanalyse en genetica, terwijl hij toch ook graag ziet dat de dader(s) wordt (worden) gevonden. 

En dan nog de slachtoffers, de achterblijvenden, die weken, maanden, jaren vertwijfeld rondlopen. Terecht heeft Nicci French veel werk van hen gemaakt; ieder moet op zijn eigen manier met de angst, de woede, de vertwijfeling zien te leven. Het resultaat is een heel spannende roman die door de uitgebreide karaktertekening wat traag op gang komt, maar dat bent u allang vergeten als u gulzig al die opzienbarende ontwikkelingen tot u neemt. 

Frieda Klein is de hoofdpersoon in een reeks van acht romans, waar in de titel de dagen van de week verwerkt zijn. 

Nicci French, Blauwe maandag. Vertaling Irving Pardoen. Ambo/Anthos Amsterdam, 2011. 369 blz.

06-06-2022

EEN VROUW OP LEEFTIJD

 Nooit heeft Gerrit zich zó gelukkig gevoeld als tijdens zijn studentenjaren in Amsterdam. Niemand zat hem op te jagen, geen mens moest wat van hem, allen woonden op veilige afstand: zijn vriendin, zijn moeder, zijn grootouders. Vrijheid alom! Hij had geen problemen met zijn studie, woonde lekker op zichzelf in een bovenwoninkje, en zwierf als jongen uit de provincie nieuwsgierig door de hoofdstad. Lopend, fietsend, trammend, leerde hij Mokum al vrij snel behoorlijk goed kennen.

Op één van zijn zwerftochten, vlak nadat hij de jonge Harry Mulisch in hoge laarzen en lang haar voorbij zag lopen, werd hij in de buurt van het Leidseplein aangesproken door een wat oudere vrouw. In het Engels vroeg ze hem de weg naar het Rijksmuseum. "Dat is voor u nog een aardig eind lopen," antwoordde hij. "Zo'n half uur, schat ik." Ze keek hem met een schuin hoofd speels, onderzoekend, aan. "En voor u?" "Ik  denk dat ik er tien minuten sneller over doe," glimlachte Gerrit.

Hij bekeek haar wat aandachtiger. Midden veertig, goed gekapt, zorgvuldig gekleed, vrij klein. Hij had het vermoeden dat hij bij haar in de smaak viel. 

"Zal ik met u meelopen naar het museum? De weg daar naartoe is misschien voor een buitenlander niet zo makkelijk te vinden." Dat was eigenlijk niet waar, maar Gerrit voelde zich gevleid door haar, haast onmerkbare, aandacht. Ze knikte glimlachend.

 Wat verlegen met de situatie, spraken ze onderweg niet zo veel tegen elkaar. Zij vertelde dat ze Rembrandt wilde zien, vooral The Night Watch. Toch logisch als je een paar dagen in Amsterdam doorbrengt? Bij het museum aangekomen, stuitten ze op een wel heel lange rij bezoekers. De Engelse dame aarzelde, keek om zich heen, snoof de frisse lucht op, en zei: "Het is eigenlijk veel te mooi weer om binnen te zitten. Weet u geen plek om ergens van de natuur te genieten?" "

"Jazeker! Hier in de buurt  is het Vondelpark, beroemd in heel Nederland. We nemen even de tram." En zo zat Gerrit, tot zijn eigen verbazing, een half uur later met een redelijk aantrekkelijke, rijpe, Engelse dame op een bankje. Hij mocht haar Julie noemen en ze zat  erg dicht naast hem. Hij moest haar uitleggen wie Vondel was, hoe zijn beroemdste toneelstuk heette ( "Gysbrecht van Aemstel, Julie") en waar dat over ging. Omdat ze wilde weten waarom hij dit allemaal wist ( "Ik studeer Nederlandse literatuur, Julie") kreeg hun gesprek een intieme wending. Julie was gescheiden, had één zoon die zich zelden meldde, en hield van reizen. Toen ze even haar hand op zijn arm legde, vielen hem haar smaakvolle ringen op. Financieel zal ze ook wel geen problemen kennen, vermoedde Gerrit.

Opeens stond ze op. " Ik logeer in het  Amstel Hotel. Heb je honger? Ik nodig je uit." Een aangenaam, onrustig gevoel begon zich van Gerrit meester te maken. Waar ging dit heen? Wat wilde die vrouw? Tja, eten in het Amstel... als eenvoudige student..in het gezelschap van een charmante lady.... waarom zou je daar 'nee' op zeggen?

In de taxi zaten ze samen op de achterbank, dicht naast elkaar, zodat hij haar weldadige parfum goed kon ruiken. Een visioen van kaviaar, champagne en Porsches drong zich even aan hem op. Ze probeerde zijn hand te pakken, maar die poging wist hij te ontwijken. Wel gaf ze hem een arm en dat liet hij maar zo. 

In het Amstel merkte hij aan de manier waarop ze het personeel toesprak en zich door de gangen bewoog, dat Julie gewend was bevelen te geven en gehoorzaamd te worden. Hij ging om met een vrouw van niveau, zoveel was wel duidelijk. Toen ze in het restaurant tegenover elkaar zaten en de consumpties besteld waren, boog Julie zich naar hem over en deed op haast zakelijke toon haar voorstel: " Gerrit, ik bied je aan  om een maand lang, samen met mij en natuurlijk op mijn kosten, rond te reizen. Ik denk daarbij aan steden als Berlijn, Parijs, Stockholm. Wat vind je daarvan?" 

Gerrit reageerde vooral verbaasd, niet echt enthousiast, haalde zijn schouders op, mompelde: "Je verrast me. Hier heb ik niet op gerekend," en verviel in stilzwijgen. Er gingen enige minuten voorbij; vervolgens stond Julie op met de mededeling: "Ik ga nu naar het toilet. Vertel het me straks maar."

Toen ze na een half uur nog niet teruggekeerd was, begreep Gerrit dat hij niet gretig genoeg was geweest. 

23-05-2022

DE DOOD IN TAORMINA

 Een intrigerende eerste zin, zo eentje die uitnodigt om verder te lezen, daar draait Arnon Grunberg zijn hand niet voor om: "Tot ik Jona ontmoette was ik niet bang om te sterven." Hier is Zelda aan het woord, 26 jaar, jong dus, maar iemand die al een tumultueus leven achter zich heeft. Opgevoed door een welwillende, zorgzame en toch ook afstandelijke vader; met een moeder die al vroeg verdween naar een vriendin in Canada en haar schuldgevoelens tracht weg te poetsen door één keer in de maand een brief te schrijven. Op haar zestiende lokt Zelda, als lid van een jeugdbende, rijkaards mee, die dan vervolgens beroofd worden. Ze heeft het er vaak over, want ze vertelt ons alles over haar leven. Heeft ze spijt? Niet echt: deze mannen waren behalve slachtoffers ook daders, en zij vervulde toch maar mooi hun verlangens.

Mannen komen snel op haar af. Kennelijk is ze fysiek aantrekkelijk, en bovendien is ze slim en bereid van alles aan te pakken. Zo verschijnt Rasmus in haar leven: een Zweedse Nederlander die de wereld rondreist om op de actualiteit gebaseerde opera's te regisseren. Het wordt vriendschap, niets meer, en ze mag wat klusjes voor hem opknappen. 

Met Jona is het allemaal anders. Een vooraanstaand Nederlands acteur van boven de zestig, die veel praat, ook in het dagelijks leven toneelspeelt en met wie ze intiem omgaat. Ze hebben echter afgesproken: " Géén liefde", terwijl ze tegelijkertijd niet zonder elkaar kunnen. Hij krijgt concurrentie van de jonge Per, die voor Zelda de schoonheid belichaamt. Zwijgzaam, ondoorgrondelijk, altijd bezig met zijn scenario dat maar niet afkomt. Zelda noemt hen 'de jongens' ; zíj is het middelpunt, de mannen willen haar aandacht, en het is de jeugd tegen de ouderdom. Als trio verblijven ze een weekje in het plaatsje Taormina op Sicilië. De gebeurtenissen aldaar vormen het slot van deze onderhoudende roman, waar dingen gebeuren die u niet voor mogelijk had gehouden.

Wat voor mensen ben ik nu in dit boek tegengekomen? Onafhankelijke types, personen die hun eigen plan trekken en vooral, zoals Zelda, toeschouwer zijn. En iedereen heeft ook wel de les geleerd, dat je niet te veel van anderen moet verwachten. Je wordt al gauw terzijde geschoven, men vergeet je, slechts het eigenbelang telt. Op een luchtige toon, gelardeerd met levenswijsheden en licht absurdistische humor, vertelt Grunberg zijn verhaal, dat hij ook de nodige spanning weet mee te geven. Hoe zit het nu eigenlijk precies tussen dat drietal?

Arnon Grunberg, De dood in Taormina. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 2021. 319 blz.

09-05-2022

HERINNERINGEN UIT HET LIJSTERNEST

 Hij werkte weliswaar als bakker in de zaak van zijn ouders, in Ingooigem, maar zijn hart lag bij schrijven en lezen, en dus had hij een plekje voor zichzelf nodig. Dat vond hij uiteindelijk iets buiten het dorp: een kleiachtige aardbult waar vrijwel niets op groeide. Het duurde drie jaar voordat het huis klaar was, maar toen had hij dan ook een werkkamer met een panoramavenster, en een fantastisch uitzicht over zijn geboortegrond, het West - Vlaamse platteland. Vanaf 1905 zal Stijn Streuvels (geboren in Heule, 1871) erin wonen tot aan zijn dood in 1969. Hij noemt zijn woning Het Lijsternest.

Stijn Streuvels? Wie was dat? Neef van de dichter Guido Gezelle, eigenlijke naam Frank Lateur, autodidact, en tijdens zijn leven een succesvol auteur, ook bewonderd door de vakgenoten en critici uit zijn tijd. Hij won talloze grote, literaire prijzen en werd diverse malen voorgedragen voor de Nobelprijs. Gebruikmakend van Vlaamse woorden en uitdrukkingen schildert hij het harde leven van boeren en landarbeiders die onder het geweld van de natuur moeten ploeteren om aan de dreigende armoede te ontkomen, waarbij ze vaak elkaar het licht in de ogen niet gunnen. Zijn romans en novellen moeten dankzij de stijl, psychologische beschrijving en thematiek duidelijk hoger ingeschat worden dan de alledaagse streekroman.

Waarom deze belangstelling? Omdat in 2021 het 150 jaar geleden was dat Streuvels geboren werd, besloot uitgeverij Lannoo vijf klassieke werken te herdrukken (De Vlaschaard, De teleurgang van de Waterhoek o.a.), en De Arbeiderspers kwam met een deel over Streuvels in de reeks Privé - Domein. Daar gaan we het nu even over hebben.

Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog had Streuvels geen zin meer in nieuw literair werk. Geen romans, toneelstukken of verhalen meer, anderen konden dat inmiddels gewoon beter. Maar wat nu? Schrijven had hij al vijftig jaar gedaan, het is voor hem een levensbehoefte geworden. Hij besluit zijn herinneringen op papier te zetten, en doet dat door deze te verbinden met de drie dorpen waar hij gewoond heeft: Heule, Avelgem en Ingooigem. Deze uitgave bestrijkt de periode 1914 - 1940. 

Waar heeft hij het over? Allerlei impressies over dorp, platteland en zijn bewoners natuurlijk, en de mensen die op welke manier dan ook indruk gemaakt hebben. Streuvels blijkt, en dat is geen verrassing als het over een gerenommeerd auteur gaat, een goed verteller en mensenkenner te zijn. Indrukwekkend is zijn portret van Hugo Verriest, priester, dichter, schrijver, redenaar, flamingant; door de jonge Streuvels hogelijk bewonderd, door de auteur ook kritisch maar met mededogen bekeken. Een hoogtepunt in deze memoires vind ik de uitgebreide beschrijving van de reis die hij met vier vrienden naar Palestina ondernam. Als een moderne reisjournalist neemt hij waar, oordeelt hij onafhankelijk. Met volle teugen geniet hij; negentig bladzijden lang volg je hem op vermoeiende tripjes door toeristisch en foeilelijk Jeruzalem, genietend van prachtige moskeeën, starend naar indrukwekkende sterrenhemels. Streuvels was een gelovig katholiek, maar de traditionele voorstellingen van hemel en hel, het dreigen met doodzonden en de routine van de mis, waren aan hem niet besteed.

Een harde werker, deze Stijn Streuvels. Als hij al niet met eigen, creatief werk bezig was, dan waren er wel vertalingen (Frans, Duits, Noors) die afgemaakt moesten worden, of bewerkingen van oude legendes waar uitgevers om vroegen, of krantenartikelen waar hoofdredacteuren op zaten te wachten. Maar een kluizenaar was hij zeker niet. Hij nam graag uitnodigingen aan, had Nederlandse vrienden (Coolen, Van Looy) en bezocht nog in 1935 de passiespelen in Tegelen ( "Oberammergau in het klein"). 

Een interessante man, een nog steeds zeer leesbare schrijver. Ik ga eens bij Lannoo kijken wat er daar voor me klaarstaat. 

Stijn Streuvels, Ingooigem. De Arbeiderspers, Amsterdam - Antwerpen.2021. 381 blz. 

25-04-2022

MEESTER EN LEERLING

Toen meneer Arthur zich met enige moeite door de mensenmassa heen worstelde - het was nog vóór corona - botste hij tegen Johan op. Ze hadden een uitnodiging ontvangen van het bedrijf waar ze beiden ooit eens werkzaam waren geweest. Dat wilde een jubileum groots vieren. Johan was een paar jaar jonger dan Arthur, klein van gestalte, buikig en al wat kalig. Tegen deze nadelen stonden ook enkele pluspunten: hij beschikte over een prachtige, zware stem en had gevoel voor humor. Meneer Arthur kon met niemand zo uitbundig lachen als met Johan. Toch was hij nog steeds alleen: de paar relaties die voorbij gekomen waren, verschrompelden telkens al na een paar jaar. 

Ze zochten in de drukte wat bekenden op om gezamenlijk een glas te drinken en wat herinneringen op te halen. Op een gegeven moment zag meneer Arthur dat Johan er niet helemaal bij was. Hij stond aandachtig naar een lange, donkere, nog jonge vrouw te staren. "Wie is die schoonheid?" vroeg hij.

"Jessica," antwoordde Johan dromerig. "Ze heeft hier enkele jaren gewerkt. Ik had een plezierig contact met haar, maar ik heb haar al een tijdje niet meer gezien."

Meneer Arthur deed enkele passen opzij om haar eens goed op te nemen. Johan was weliswaar schuchter van aard, maar had wel een goede smaak. Charmant, deze Jessica. Er viel hem nog iets op. Een paar keer draaide ze haar hoofd in de richting van Johan, en wendde daarna haar blik snel weer af. Vervolgens deed ze een enkel stapje naar hun groepje toe; zo konden zij haar profiel goed bewonderen. Ze sprak ook luider dan strikt noodzakelijk was. Arthur stootte Johan aan: "Ze wil dat jij haar aanspreekt."

"Hoe weet je dat?" Arthur legde uit wat hij waargenomen had. "Ze wil zelf niet de eerste zijn, dat is opdringerig. Bovendien vindt ze dat de man het initiatief moet nemen. Ga naar haar toe."

"Wat moet ik dan zeggen?" 

"Maakt niet uit. Dat jullie elkaar lang niet meer gesproken hebben, je vraagt wat voor werk ze nu doet, je vertelt wat over jezelf...vooruit, ga eropaf." En Arthur gaf hem een licht duwtje in de richting van Jessica.

Die keek zogenaamd verrast op toen Johan zich verlegen meldde. Van een afstandje stond Arthur, enigszins verborgen achter brede ruggen, het tafereeltje gade te slaan. Een kwartiertje was Johan blijkbaar serieus op Jessica aan het inpraten, want er kon geen lachje af. Johan mocht namelijk, ook bij dit soort gelegenheden, lang uitweiden over de vreselijke problemen die de samenleving nu teisteren. Het verbaasde hem dus niet dat ze zich kennelijk verontschuldigde en de toiletten opzocht. Ik moet weer coachen, dacht Arthur, en zocht Johan op.

"Je moet haar laten lachen. Dan kan ze haar mooie tanden laten zien en haar prachtig gestifte lippen. Als je diep in haar keel kan kijken, weet je dat het gelukt is."

"Hoe doe ik dat?"

"Iets grappigs wat je pas hebt meegemaakt. Je kunt goed vertellen, heus, ze mag je." 

Het lukte inderdaad. Toen Jessica terugkeerde, begon Johan aan een lang verhaal, waarbij ze geregeld in de lach schoot. Dit gaat goedkomen, veronderstelde Arthur. Ik loop wat rond, spreek hier en daar wat mensen, en als het wat stiller wordt, ga ik weer eens kijken hoe de zaken ervoor staan. Ik gun het hem.

De zaal begon langzaam leeg te stromen. Mensen liepen naar de garderobe, drukten elkaar de hand, wisselden afscheidskussen (het was nog steeds vòòr corona), verdwenen naar buiten. Jessica! Johan! Hoe was het ermee?

Arthur had enige moeite om ze te vinden, maar toen zag hij ze staan: in een hoekje, wat verder weg, zwijgend in het rond kijkend. Hun ontmoeting had een nieuwe impuls nodig. Hij moet haar mee uit eten vragen, dacht Arthur. Hoe breng ik hem dat aan het verstand? Arthur sloop dichterbij, zorgde ervoor dat Johan hem wèl zag, maar zij hem niet, en maakte gebaren met zijn linkerhand die 'drinken' betekenden en met rechts die op 'eten'  sloegen.

Johan knikte verheugd; hij wendde zich tot Jessica, zei iets, waarbij hij uitnodigend naar de uitgang wees. Ze aarzelde. Arthur meende zelfs eventjes dat ze haar hoofd schudde, maar ze liet zich bepraten. Samen liepen ze naar de garderobe, waar Johan haar keurig in haar jas hielp. Omkijken deed hij niet toen ze de uitgang opzochten. Wel zag meneer Arthur tot zijn ongenoegen dat hij felgele sokken in afgetrapte schoenen droeg. "Er valt nog veel te coachen," mompelde hij. 

11-04-2022

VERKOOPPRAATJE

 Meneer Arthur was zo'n man die altijd zorgvuldig met zijn spullen omging. Hij poetste al zijn schoenen wekelijks, streek zijn overhemden zeer geregeld, hield huis en tuin constant in de gaten. En omdat hij bijzonder graag fietste, liet hij elk halfjaar zijn fiets door een vakman nakijken. Daar ging het nu een paar weken geleden mis.

Hij trapte erg zwaar toen hij hem ophaalde, en, geheel tegen zijn gewoonte in, begon hij na een kwartiertje fietsen te piepen. Nu had meneer Arthur zijn geliefde tweewieler deze keer niet door zijn favoriete fietsenmaker laten behandelen. De jonge Balk had zijn zaak aan een man van middelbare leeftijd uit Grashoek verkocht, en die was door corona enkele weken buitenspel gezet. Nu bleek hij open, zodat Arthur welgemoed binnenstapte.

Hij deed zijn verhaal, terwijl Grashoek nogal stug stond te zwijgen. "Wij werken alleen aan fietsen die hier gekocht zijn", deelde hij streng mee.

" Maar ik heb deze hier gekocht, twintig jaar geleden al!"

Omdat Arthurs Raleigh buiten tegen het raam stond, kon Grashoek het naambordje kennelijk niet zien. Ze gingen naar buiten, en jawel, natuurlijk, gekocht bij Balk. Maar het gezicht van Grashoek bleef streng. Toen ze weer naar binnen stapten, merkte hij op: "Het is wel een oude fiets. Daar heb ik geen onderdelen van."

"Hij moet, denk ik, alleen nog even goed nagekeken worden. Als John Balk dat deed, reed ik er zo mee weg." 

Grashoek stond enkele minuten nors te zwijgen. Uit niets bleek dat hij tegenover een trouwe klant stond die jaar in jaar uit al zijn fietsspullen in deze winkel gekocht had. Zeker, Balk was een paar jaar geleden ertoe overgegaan om elektrische fietsen te verkopen en dat was een goede handel gebleken, maar gewone fietsen bleven in zijn pakket. Deze Raleigh had hij overigens zelf nog nog warm aanbevolen.

"Ik doe het niet", klonk het opeens. " Zo'n oudere fiets, ik begin er niet aan." En hij liep al naar de deur om die voor meneer Arthur te openen."  

Maar deze bleef staan en keek Grashoek glimlachend aan. "U bent gezakt voor het examen."

"Hè? Wat bedoelt u? "  

"Kijkt u nou eens naar mij. U ziet een goede zeventiger, die aan komt zetten met een oude fiets die wat gebreken begint te vertonen. Waar begint zo iemand aan te denken? De aanschaf van een e - bike natuurlijk. Ik ben daar al een paar dagen mee bezig. Maar u bent nieuw hier, ik ken u nog niet zo goed, en ik wil dat mijn spullen, en zeker mijn fiets, in goede handen zijn. Van iemand die hart heeft voor zijn klanten."

Grashoek stond roerloos toe te luisteren. Er was geen emotie van zijn gezicht af te lezen, zodat meneer Arthur er nog een schepje bovenop deed. "Als van een echtpaar (Arthur was niet getrouwd) er eentje een elektrische fiets wil, dan gaat de ander er ook gauw toe over. Samen fietsen is dan prettiger. Affijn, dat verkooppraatje zult u ook weleens afgestoken hebben." 

"Ja, ja", mompelde Grashoek en zwaaide de winkeldeur nadrukkelijk open. "En ik ga nu op zoek naar een echte fietsenmaker", besloot Arthur fier. "Mij ziet u hier nooit meer terug."



28-03-2022

DE KAASHANDEL VAN LAARMANS

 Eigenlijk ìs Frans Laarmans helemaal geen zakenman. Dertig jaar veilig op een kantoor in Antwerpen gewerkt voor een salaris waarmee hij zijn gezin met vrouw en twee kinderen redelijk kan onderhouden, totdat meneer Van Schoonbeke met zijn voorstel op de proppen komt. Daarmee begint de ellende. Als vriend van Frans' broer en een man met heel veel relaties in de zakenwereld, stelt hij hem voor in de kaashandel te stappen. Hij brengt hem in contact met een Nederlandse eigenaar van een groothandel in kaas, die Frans maar meteen aanstelt als algemeen vertegenwoordiger voor België en Luxemburg. Frans mag klein beginnen. Hornstra stuurt hem twintig ton volvette Edammer toe, wat inhoudt: tienduizend kazen, ieder van ongeveer twee kilo, verpakt in 370 kisten. Succes ermee!

Laarmans is een verlegen man. Hij durft niet een winkel te verlaten zonder iets te kopen, en zal nooit een café alleen maar bezoeken om een plasje te maken. Als het tot hem doordringt dat hij, om kaas te verkopen,  echt een levensmiddelenzaak moet binnenstappen om naar de baas te vragen, breekt hem het zweet uit. Uitgebreid is hij bezig zijn kantoor aan huis in te richten, en  het aanstellen van agenten door heel België neemt ook heel wat dagen in beslag. Intussen staan die 370 kisten vrijwel onaangeroerd in de kelders van het Blauwhoedenveem. En dan komt meneer Hornstra eens een kijkje nemen. 

Auteur Willem Elsschot kende de zakenwereld heel goed. Na de Eerste Wereldoorlog begon hij een reclamebureau, waarvan hij tot zijn dood uitstekend kon leven. Hij werkte o.a. voor de almanak Snoecks, en zorgde voor gedenkboeken van bedrijven, Hij had niettemin een hekel aan de reclamewereld. Aan Simon Carmiggelt vertelde hij: " Ik houd niet van dat werk, meneer. Daarom heb ik Kaas geschreven. Het gaat eigenlijk over de publiciteitsbranche, maar ik heb er een kaaszaak van gemaakt, daar het nog weerzinwekkender is. Je gaat er naar ruiken..."  

Een gevoelsmens komt in aanraking met de realiteit, omdat hij niet echt 'nee' durft te zeggen. Hij verlaat zijn veilige haven en verdwaalt in de wereld van contracten, omzet en geld verdienen, of juist niet. Met zijn sobere, doeltreffende stijl laat Elsschot de lezer glimlachen en meetreuren. Zelf vond hij Kaas zijn meest geslaagde boek. Wie ben ik om het met hem oneens te zijn?

Willem Elsschot, Kaas. Eerste druk:1933. Deze uitgave bezorgd door Peter de Bruijn en van een nawoord voorzien door Peter Vandermeersch. Uitgeverij Polis, Antwerpen,2020, derde druk. 188 blz.

S. Carmiggelt, Notities over Willem Elsschot. Uitgever Peter Loeb, Amsterdam, 1976.

14-03-2022

EEN HANDVOL STOF

 "Haar eerste stappen op weg naar haar eminente positie had Polly gezet in kringen die zo duister waren, dat het haar geen vijanden had bezorgd in de wereld die ze wilde betreden. Enige tijd geleden was ze getrouwd met een goedmoedige graaf, die niemand anders op dat moment scheen te willen hebben en sindsdien had zij, op slechts de allerhoogste na, de toppen van alle mondaine bergen bedwongen."

Dit is de wereld waar de Engelse schrijver Evelyn Waugh (1905 - 1966) in zijn roman Een handvol stof ons mee wil laten kennismaken. In Londen wonen zij die op willen klimmen op de sociale ladder, en zij die al een redelijke plaats veroverd hebben, maar die ook wensen te behouden. Zij nodigen uit: voor de lunch, een diner, een avondje. Het is een eer om door hen gevraagd te worden. Iemand als John Beaver (25 jaar, onbeduidend voorkomen) is daar voortdurend mee bezig; hij heeft echter qua afkomst en kapitaal nauwelijks iets te bieden, dus wordt hij als 'zielig' bestempeld. Maar hij treft het dat hij op een club waar hij eigenlijk niet thuishoort, Tony Last ontmoet.

Tony woont op het landgoed Hetton in een ouderwets landhuis, en dat kost allemaal heel veel geld. Hij is jong, maar denkt traditioneel. In de jaren dertig moet Engeland weer glorieus herrijzen en daarvoor zijn de oude waarden cruciaal. Zijn vrouw Brenda, beeldschoon en door Tony aanbeden, verveelt zich, en begint een verhouding met Beaver. Beneden haar stand natuurlijk, haar vriendinnen zijn aanvankelijk verbijsterd, maar werken wel mee. Iedereen weet ervan, behalve de, aanvankelijke naïeve, Tony. Een dramatisch voorval verandert het leven van Tony en Brenda totaal.

Wat beviel me het meest in deze sterke roman? De satirische inslag: Waugh slaat een ironische toon aan als hij de high society beschrijft, waar mensen over elkaar roddelen, hun ellebogen gebruiken, zich druk maken over futiliteiten. Hij tekent Tony als de man die al zijn geld en energie steekt in huis en haard en landgoed. Voor zijn vrouw heeft hij te weinig aandacht. Ook de verleidelijke Brenda, die met Beaver speelt en voortdurend naar Londen vlucht, krijgt zó veel slagen te verwerken dat je als lezer toch met haar meeleeft.

Veel indruk maakten op mij een drietal langere passages: a) het hele gebeuren rond het ongeval. Nee, ik ga daar niets over vertellen, u moet vooral deze roman lezen. b) Hilarisch zijn de pogingen van Tony om een echtscheiding tot stand te brengen. c) De tocht door het Amazonewoud en de ontmoeting met meneer Todd, de man die zo houdt van  de romans van Charles Dickens.

De bekendste roman van Waugh is Brideshead Revisited, waar ook een film en, vooral, een televisieserie van gemaakt zijn. Ik ga toch eens op zoek.

Evelyn Waugh, Een handvol stof. Oorspronkelijke titel: A Handful of Dust (1934).Vertaling Bas Heijne. De Bezige Bij, Amsterdam, 2010. 297 blz.

28-02-2022

MACBETH, DE FILM

 Drie heksen voorspellen de griezelig ambitieuze Macbeth dat hij eens koning van Schotland zal worden. Gesteund door een vierde heks, zijn meedogenloze vrouw Lady Macbeth, weet hij zijn doel te bereiken. Geweld, list en bedrog zijn hun wapens. De drie heksen doen nog twee andere voorspellingen, waar Macbeth, net als iedereen in die tijd, blindelings in gelooft. Te laat komt hij tot het besef dat heksen een pact met de duivel gesloten hebben en  dus onbetrouwbaar zijn.    

In zijn befaamde tragedie uit 1606 laat Shakespeare zien hoe slechtheid functioneert, hoe dat gepaard gaat met bloeddorst, machtswellust en gewetensnood. Schitterende taal, prachtige verzen, veel monologen, maar hoe bouw je zo'n toneelstuk om tot film? Hoe voorkom je dat de toeschouwer alleen maar, om met Hitchcock te spreken, 'talking heads' te zien krijgt?

Regisseur Joel Coen wilde nu eens een film maken zonder zijn jongere broer Ethan (denk aan Fargo, The Big Lebowski, True Grit), maar wel met zijn vrouw Frances McDormand (o.a. Nomadland). Hij  bewerkte Shakespeares toneelstuk dusdanig dat er een alom geprezen film in de arthouses van deze wereld vertoond wordt. Hij koos voor zwartwit, en liet de hoofdrollen spelen door zijn vrouw en Denzel Washington. Coen laat veel bloed zien: op de dolken, op de handen, op de gewonde lichamen, en speelt met licht en donker. Close -ups en  Dutch angles ( een beeld waarbij de horizon niet horizontaal maar schuin gehouden wordt) zijn de logische wapens van een filmregisseur, waar weer tegenover staat dat alles binnen gefilmd is. We zien een groot gebouw als kasteel, met grote deuren en hoge plafonds: een soundstage heet dat, heb ik me laten vertellen. Alles draait nadrukkelijk om de tekst, met onderin gelukkig een uitstekende Nederlandse vertaling.

 Somber, spookachtig, weinig afwisseling, heel veel tekst voor Washington en MacDormand, die ik eigenlijk te oud vind voor deze rollen. Zeker, ze spreken hun zinnen voortreffelijk uit, maar Denzel met zijn grijze baard (in 2021 was hij 67) en Frances met haar charmante rimpeltjes (64) kunnen onmogelijk betrekkelijk jonge mensen uitbeelden die stijf staan van eerzucht, woede en bloeddorst. Nee, met Shakespeare is niets mis, maar op verfilmd toneel zit ik niet te wachten.

The Tragedy of Macbeth. Regisseur: Joel Coen. Acteurs: Denzel Washington, Frances McDormand, Alex Hassell. Land: Verenigde Staten. Uitgekomen: in 2021.

14-02-2022

EEN ZOON VERLAAT HET HUIS

Nu ook Gerrit zelf een dagje ouder werd, gingen zijn gedachten steeds vaker terug naar zijn jeugd, en vooral naar die keer dat hij van huis wegliep. Dat was geen impuls, maar de optelsom van ergernissen die zich vanaf zijn twaalfde in zijn binnenste ophoopten.

Zijn ouders hielden namelijk van tucht, orde en regelmaat, en duldden geen tegenspraak. Kinderen behoorden tijdens de maaltijd te zwijgen; ze mochten slechts hun mond opendoen als hun iets gevraagd werd. Ouders hadden altijd gelijk; zij steunden elkaar in discussies, dus pogingen om pa en ma tegen elkaar uit te spelen, waren gedoemd te mislukken. Je kind complimenteren met goede rapportcijfers of fraaie doelpunten geschiedde slechts heel zelden. Voor alles diende zoon of dochter bescheiden te blijven; op praatjesmakers zat de maatschappij niet te wachten.

Vooral het gedrag van zijn vader hinderde Gerrit. Die liet er zich geregeld op voorstaan dat hij de man was die het geld binnenbracht. Het grootste stuk vlees, de meeste jus, zijn eigen comfortabele stoel. "Gerrit, geef eens even mijn pantoffels." "Waar is de krant, Gerrit?" "Breng nu maar het voetenbankje." Dat was het lage krukje waarop pa, liggend in zijn fauteuil, zijn benen uitstrekte. Die bevelen! Die luie man! Die opgezwollen buik! Gerrit kon er steeds slechter tegen en dat gold ook voor de berispingen, terechtwijzingen en terloopse opmerkingen die hij kreeg over zijn kleding, zijn kapsel en zijn vriendin. "Je hoeft toch niet altijd die vuile spijkerbroek te dragen." "Wanneer ga je nu eens eindelijk naar de kapper?" "Dat meisje schildert zich toch wel erg op." Een botsing tussen een koppige puber en een autoritaire vader vader was onvermijdelijk.

Die kwam er tijdens het avondeten. Pa, berispend: "Zeg Gerrit, je had beloofd dat je de vuilnisbak buiten zou zetten."
Gerrit, mompelend: " Heb ik niet beloofd. Dat kunt u trouwens best zelf." 
Pa, rood wordend: " Ik werk de hele dag hard voor je moeder en voor jou. Je kunt best iets terugdoen." 
Gerrit, wit wegtrekkend: " Ik heb heel veel huiswerk." 
Pa, minachtend lachend: " Kom, kom. Je was overigens erg laat thuis, gisteren. En het hele halletje stonk naar bier. Waar hing je eigenlijk uit?"
Gerrit, zijn drift met moeite beteugelend: "Waarom moet ik dat altijd melden? Ik ben geen klein kind meer." 
Pa, triomfantelijk: " Wij zijn je ouders. Het is hier geen hotel. Trouwens, ik wilde je dat al eerder zeggen, je moeder en ik zijn wat teleurgesteld in je. Aan jou hebben we niet zoveel. Jij gaat altijd maar je eigen gang, je vertelt nooit wat."  

Dit kwam aan. Het duizelde Gerrit. Nu hij daar na vele jaren weer aan terugdacht, voelde hij hoe aangeslagen hij was toen hij deze opmerkingen moest incasseren, ook al wist hij dat ze niet onterecht waren. Hij zei niets, at zijn bord leeg en vertrok naar zijn kamer. Ik ga hier weg, besliste hij. Hij pakte een koffer, gooide er vrij willekeurig wat kleren in, stopte in zijn schooltas de boeken voor de volgende dag, en wachtte op een geschikt moment. Toen sloop hij met zijn spullen de trap af, stapte buiten op zijn fiets en reed naar het huis van zijn vriendin. Natuurlijk, na twee dagen was hij weer terug, maar al met al ging het hier toch om een eerste stap op de weg naar volwassenheid.


31-01-2022

VERHALEN VAN JOHN CHEEVER

Hoewel zijn privé - leven getekend werd door alcoholisme, biseksualiteit en een zwaar huwelijk, liep zijn schrijverscarrière vanaf het begin vrij vlot. Ga maar na: op zijn zeventiende won John Cheever (Quincy, Massachusetts, V.S.; 1912 - 1982) een korteverhalenwedstrijd, georganiseerd door het dagblad Boston Herald. Een jaar later lukte het hem om een ander verhaal in The New Republic, een maandblad, geplaatst te krijgen. Hij begreep dat de short story zijn genre was. In 1935 kocht het vooraanstaande weekblad The New Yorker voor 45 dollar een kort verhaal. In 1942 verscheen zijn eerste bundel, een paar jaar later gaf  een gerenommeerde uitgeverij, Random House, hem een voorschot om een roman te schrijven. Er bestaan auteurs die een moeizamere start hebben. Maar waar gaat zijn werk eigenlijk over?

Kijk eens naar De enorme radio uit 1947. Door een technische storing is deze radio verbonden met de andere flats in het gebouw. Daardoor kan Irene de mensen die daar wonen, afluisteren. Veel geldproblemen, roddel, scheldpartijen. Al die keurige, vriendelijke bewoners die jou uitnodigen voor een borrel (wat wordt er veel gin gedronken bij Cheever!), blijken onverwacht nare trekjes te hebben. Schijn en werkelijkheid, buiten en binnen, uitwendig en inwendig, ze verschillen duidelijk. Weet u trouwens hoe de zondagavonden er in zo'n Amerikaans voorstadje (suburb) uit zien? "Een door en door landerige sfeer, doods vanwege de vertrekkende weekendgasten, de muffe cocktails, de verwelkte bloemen, de rondslingerende afhaalmaaltijden. "  

Cheever mag graag werken met licht absurdistische motieven. Zo is in een ander slaperig stadje de oudere, gehuwde dokter Trencher op het obsessieve af verliefd op Ethel. Zij moet scheiden van haar man! Hij wil onmiddellijk trouwen! Ze trekken dan samen ver weg! De tijd om te scheiden heet het verhaal dus, met een kille echtgenoot, die (ook hij) constant in geldnood zit. Trouwens: aangename, prettige hoofdpersonen komen in de bundel Visioen van de wereld niet voor. 

Zijn twee beroemdste verhalen zijn ook verfilmd. De trein van vijf uur achtenveertig werd in 1960 opgenomen in het zesde seizoen van Alfred Hitchcock presents. De kille (opnieuw!) Blake, een man die graag misbruik mag maken van zwakkere mensen, wordt meedogenloos afgestraft door een voormalig slachtoffer. Wraak en vernedering vullen elkaar perfect aan. Zo huiveringwekkend kan een verhaal zijn als een groot verteller er zich mee bezighoudt.

The Swimmer werd in 1960 als speelfilm uitgebracht, met Burt Lancaster in de hoofdrol. Ook hier een beetje Kafka. Hoofdpersoon Neddy besluit via een keten van zwembaden naar huis te zwemmen. Aanvankelijk wordt hij, als hij van het ene naar het andere bad wipt, door iedereen hartelijk begroet, maar na verloop van tijd bejegent men hem en soms zelfs vijandig. Bij zijn eigen huis aangekomen, wacht hem een onaangename verrassing. 

Meeslepende, sombere short story's treft u in deze onlangs verschenen bundel aan, over mensen die hun illusies moeten laten varen en hard werken om het hoofd boven water te houden. Waarom moet u toch deze bundel lezen? Cheever is een meesterverteller die u net zo lang vasthoudt totdat u alle verhalen verslonden heeft.

John Cheever, Visioen van de wereld en andere verhalen. Samengesteld en ingeleid door Julian Barnes. Vertaald door Else Hoog en Jan Fastenau. Atlas Contact, Amsterdam/ Antwerpen; 2021. 352 blz.


15-01-2022

ALTIJD MAAR WACHTEN

 Wat doet een oudere acteur die al drie jaar niet gespeeld heeft? Etienne neemt klussen aan die op de een of andere manier met toneel te maken hebben. En daarom zien we hem, onbehaaglijk rondkijkend, een echte gevangenis binnenlopen. Overal hekken, bewakers, deuren die luid klikkend openspringen en torenhoge galerijen. Hier zitten de zware jongens.

Zij krijgen, voor wie dat wil, acteerles van Etienne. Sommigen willen stand - up doen; bij de vorige docent moesten ze fabels navertellen. Als er eentje terloops opmerkt dat hun leven vooral uit wachten bestaat: op bezoek, op het eten, op het luchten, op strafvermindering, krijgt Etienne een lumineus idee. Wachten op Godot van Samuel Becket! Een klassiek, absurdistisch toneelstuk, waarin de twee hoofdpersonen constant wachten op iemand die maar niet komt opdagen. Hij besluit dit stuk met zijn gevangenen in te studeren.

Allerlei hindernissen dienen vervolgens overwonnen te worden. De gevangenisdirecteur, de rechter, de beheerder van het theater, en vooral de acteurs zelf: iedereen doet moeilijk. Ze hebben zich ook aangemeld om aan het doodsaaie gevangenisleven te ontkomen, maar nu moeten ze teksten van buiten leren, duidelijk praten, op tijd zijn. Het lukt, want Etienne kan met ze omgaan: streng, kwaad, grappig, toegevend, al naar het uitkomt. 

De eerste opvoering is een groot succes; de publiciteit die daar op volgt levert zelfs een tournee door Frankrijk op. Maar boeven zijn ook mensen, dus kortzichtig en onvoorspelbaar. Als Etienne in het voorbijgaan hoort waarom zijn acteurs eigenlijk in de bak zitten, staart hij met gefronste wenkbrauwen in de spiegel. Kan hij onder alle omstandigheden op hen aan?

In 1986 maakte de Zweedse regisseur Jan Jönson in het echt mee wat hierboven geschetst is. Emmanuel Courcol gebruikte deze belevenissen om er een feelgoodfilm van te maken, wat hem uitstekend gelukt is. De meeste critici vonden dat het allemaal wat heftiger, minder braaf had gemogen. Jawel, maar het opzienbarende slot toont, tot mijn grimmig genoegen, nog eens nadrukkelijk wat je van mensen kunt verwachten als het er echt op aankomt. 

Un Triomphe. Regisseur: Emmanuel Courcol. Acteurs: Kad Merad, David Ayala, Lamine Cissokho, Sofian Khammes. Land: Frankrijk. Uitgekomen: in 2020.                                                                                                                     



01-01-2022

EINDELIJK WRAAK

Vastbesloten loopt meneer Arthur op de deur af . Als hij ervoor staat wacht hij, haalt diep adem en stapt naar binnen. Een lange, magere man met een kalend hoofd kijkt vanachter zijn bureau  verrast op. Dan verstrakt zijn gezicht, want hij ziet dat meneer Arthur een revolver tevoorschijn haalt. Die legt het wapen op het blad, kijkt de man strak aan en zegt langzaam: " Hij is nu nog ongeladen, maar thuis liggen drie patronen. Ik zit op schietles. Als ik dit wapen beheers kom ik terug, met een geladen revolver. Je hebt me lang genoeg getreiterd, Kees." Hij pakt het wapen weer op, steekt het bij zich en verlaat het vertrek. 

Meneer Arthur heeft zijn auto onopvallend geparkeerd bij een goed onderhouden, ruim huis, dat toch al wat ouder is, gelegen in een wijk waar mensen wonen met een bovengemiddeld inkomen. Hij bestudeert het zorgvuldig. Die brandbom, denkt hij, zou ik door dat raampje kunnen gooien dat vaak open is en waarschijnlijk bij de badkamer hoort. De bovenverdieping fikt dan meteen, de rest volgt  snel. Hij ziet dat de deur van het huis opengaat; Kees, die hij in gedachten altijd de Vogelverschrikker noemt, loopt naar buiten, stapt in zijn auto en rijdt weg. Dat is een idee, denkt meneer Arthur. Hij ziet het helemaal voor zich: een bepaald soort bom onder de auto bevestigen, en wel zo dat die bom ontploft op het moment dat Kees zijn wagen start. In gangsterfilms zie je dat vaak gebeuren. Geweldig!

Meneer Arthur en de Vogelverschrikker werken beiden op een kantoor dat gelegen is op een duidelijk hoger gedeelte van de stad. Nu wil hij zijn aartsvijand het volgende voorstel doen.  Kees komt op de fiets naar zijn werk, meneer Arthur neemt de auto. Als ze om zes uur naar huis gaan, doen ze dat gelijktijdig. Kees daalt per fiets de berg af; meneer Arthur wacht in zijn auto en volgt hem, haalt hem halverwege in, stuurt naar rechts en rijdt Kees volledig van de sokken. "Durf je dat, Kees? Of ga je ervan uit dat ik dat toch niet doe en jou alleen maar bang wil maken?" 
"Dat zou moord met voorbedachten rade zijn, Arthur. Dat betekent: levenslang. En in Nederland houdt dat in: echt je hele leven. Dat doe jij nooit, jongen." 
Meneer Arthur kijkt hem triomfantelijk aan. " Ik heb alvleesklierkanker, Kees. Ik heb nog maar kort te leven. Voor ik doodga wil ik nog tenminste één goed werk verricht hebben." 

De ochtendzon gluurde door de gordijnen, terwijl meneer Arthur tevreden zijn ogen opsloeg. Wat de dag niet biedt, levert de nacht wel.