25-11-2013

EEN FILMKLASSIEKER: MON ONCLE

Iedereen mag de oom van Gérard, maar niemand neemt hem echt serieus. Hij heeft geen baan, geen vrouw, geen kinderen, draagt altijd die vreemde regenjas, rookt pijp en sleept voortdurend zijn paraplu met zich mee. Je moet hem zoveel mogelijk van dure en breekbare spullen weghouden, want zijn verlegenheid verhoogt zijn onhandigheid dusdanig, dat kopjes sneuvelen en apparaten haperen zodra Hulot binnentreedt.

 Kinderen begrijpt hij. Als Gérards vader weer een bijzonder speelgoedlocomotiefje voor hem gekocht heeft, kijkt de jongen er niet naar om. Maar als zijn oom hem een trekpoppetje overhandigt of een klein fluitje cadeau doet, dan stralen zijn ogen. En het buurmeisje biedt hem snoepjes aan en wil weten wat hij van haar nieuwe jurk vindt.

Gérard is eigenlijk het liefst bij zijn oom. Zijn ouders wonen weliswaar in een duur, zeer modern ingericht huis, maar gezellig wordt het daar nooit. Ma lijdt aan een milde vorm van smetvrees, zodat je niks mag aanraken, terwijl pa  het druk heeft met zijn fabriek, en zijn nieuwe auto. Oom Hulot echter neemt hem mee, achterop zijn oude fiets, en trakteert zijn neefje op zoete lekkernijen. Trouwens, in de omgeving waar oom woont, spreken de mensen elkaar aan, lachen, drinken en feesten samen. In de chique wijk van de fabrikant is men er slechts op uit de ander af te troeven.

Het is duidelijk waar regisseur en hoofdrolspeler Jacques Tati (1907 - 1982) met  "Mon Oncle" (1958; Oscar voor beste buitenlandse film) naartoe wil. Hij prijst het alledaagse, gemoedelijke leven in buitenwijk of platteland, en levert milde kritiek op technische vooruitgang en snobs. De realiteit verliest hij echter niet uit het oog. Ook hij weet dat de tijd meedogenloos verder schrijdt. Het buurmeisje verandert opeens in een jonge vrouw, oude huizen worden afgebroken en monsieur Hulot neemt onverwacht afscheid, hij heeft diep in de provincie een baan aangeboden gekregen. Er rest Tati en zijn publiek slechts heimwee naar de onschuld.

"Mon Oncle" ontleent zijn charme vooral aan de talloze kleine, visuele grapjes, de geraffineerde geluidseffecten en de mimische kwaliteiten van Tati, die als professioneel pantomimespeler weet hoe je ook zonder tekst je publiek aan het (glim)lachen brengt. Rowan Atkinson geeft altijd ruiterlijk toe dat hij er zijn Mr Bean aan te danken heeft.


28-10-2013

VROUWENPRAAT

Omdat Gerrit thuis steeds ongemakkelijke ouders aantrof, vluchtte hij al jong het café in. Zestien was hij pas, toen hij met mannen van allerlei slag zat te toepen, dobbelen en bier te drinken. En tot diep in de nacht waren er de gesprekken: over vrouwen, voetbal, auto's. Men accepteerde hem gauw, want hij deed plichtsgetrouw mee aan de rondjes, kon goed luisteren, was niet eigenwijs of opdringerig.

Naarmate Gerrit ouder werd, bezocht hij steeds dezelfde kroegen, wat uiteindelijk uitmondde in twee stamcafés: Oleander, met een wel zeer wisselend publiek, en Dominus, waar vooral studenten kwamen. Dronken werd hij nooit, want hij wilde onder geen voorwaarde de controle over zichzelf verliezen; bier kon hij trouwens uitstekend verdragen. De conversatie - onderwerpen bleven intact, jonge en oudere mannen bleken slechts over een beperkt repertoire te beschikken. Het begon hem te hinderen dat al die kerels eigenlijk niet naar elkaar luisterden en vooral gelijk wilden hebben. Ze maakten van elke woordenwisseling een wedstrijd. Kortom, het werd tijd voor een vriendin.

Eenmaal getrouwd stuitte hij op het fenomeen van 'de gezellige avond'. Echtparen die op bezoek komen! Koffie, vlaai, frisdrank, bier, een wijntje? Ook hier was al snel een duidelijk patroon zichtbaar: de dames groepeerden zich in een vaste hoek, de heren verzamelden zich rond telkens weer dezelfde tafel. Weliswaar weken de gespreksonderwerpen wat af vergeleken met vroeger, maar ze keerden wel keer op keer terug. Belastingen, misbruik van sociale voorzieningen, collega's, het kwam Gerrit op den duur de neus uit. Wie praatte eventjes niet over zichzelf? Wie had het voor één keer niet over geld verdienen? Wie toonde wel belangstelling voor een ander?

Vrouwen, merkte Gerrit tot zijn eigen verrassing op. Ze luisteren aandachtig naar je, stellen de goede vragen, denken met je mee, beschikken over een gezonde portie zelfspot. Hij deed die ontdekking nadat hij zich aangemeld had bij lees - en wandelclubjes, waar vrouwen sterk in de meerderheid bleken te zijn. Eindelijk vroeg er iemand: "Welk boek lees je op het ogenblik?" "Weet je nog een leuke film voor me?" Lucy wilde telkens oprecht weten hoe het zijn opstandige dochter verging, Truus kwam met adviezen die zijn buikomvang betroffen.  Al die dames leefden oprecht met elkaar mee; het was ze niet te doen om anderen af te troeven, maar om een prettige sfeer op te roepen. Gerrit voelt er zich allang wel bij; de breipatronen en recepten neemt hij graag voor lief.


 

23-10-2013

LE PASSÉ

Volwassenen staan er zelden bij stil wat ze hun kinderen allemaal aandoen in hun drift om een nieuwe geliefde binnen te halen. Neem nu Fouad, een jongetje van een jaar of zes. Pa denkt dat zijn vrouw niet om hem geeft, dus start hij een verhouding met Marie. Het arme ventje wordt als een biljartbal heen en weer geketst tussen thuis, waar hij vaak alleen is, en het vaderloze gezinnetje van Marie, die hem niet goed aankan.

Of denk eens aan Lucie. Ze pubert, wat op zich al hinderlijk is, maar moet aanzien dat haar moeder opnieuw een man in huis haalt die daar een paar jaar zal rondlopen en vervolgens vertrekken. Wat nu? Naar haar eigen vader gaan in Brussel, die daar samenleeft met een sympathieke vriendin?

Natuurlijk, al die grote mensen in "Le Passé" (Het Verleden, 2013) van regisseur en scenarioschrijver Asghar Farhadi voelen zich heus wel schuldig, vooral ook tegenover elkaar. Iedereen heeft boter op zijn hoofd. Centraal staat het duo Marie en Samir, kritisch gadegeslagen door voormalig echtgenoot Ahmad, die zelf ook niet brandschoon is. Er heeft zich in het huwelijk van Samir iets heel onaangenaams afgespeeld, waarvan Lucie vindt dat de twee min of meer overspelige geliefden daar verantwoordelijk voor zijn. Als echte volwassenen verdoezelen beiden echter hun aandeel en wijzen nadrukkelijk anderen aan. Was Samirs vrouw niet depressief? Hoe komt Lucie aan al die informatie? Is dat winkelmeisje eigenlijk wel betrouwbaar? De film biedt telkens op knappe wijze nieuwe perspectieven, terwijl het interessante plot steeds meer het karakter krijgt van een whodunnit, een wie - heeft - het - gedaan.

Uiteindelijk probeert iedereen zijn fouten, alle geworteld in het recente verleden, te verwerken of van zich af te zetten, zich bewust van zijn of haar beperkingen, worstelend met schuldbesef  en gevoelens die met verantwoordelijkheid te maken hebben. Hun kinderen kijken toe, leven mee en begrijpen veel meer dan hun jonge ouders wel vermoeden.

"Le Passé" : een sterk scenario, goed acteerwerk, veel te veel dialogen, een spannende film met een tijdloze thematiek.

01-10-2013

EEN FILMKLASSIEKER: LE SAMOURAÏ

Voor huurmoordenaar Jeff  staat zijn beroep centraal. Alles wat hij doet is erop gericht zijn werk zo goed mogelijk uit te oefenen. Hij woont in een zeer eenvoudig ingericht flatje, slechts vergezeld door een goudvink in een kooitje. Een vriendin heeft hij wel, maar die dient er toch vooral voor om hem beroepsmatig te ondersteunen. Als hij zijn woning verlaat, is hij perfect en onopvallend gekleed: gleufhoed met brede rand, zodat zijn ogen vrijwel onzichtbaar zijn, correcte regenjas of donkere mantel. Wanneer hij een opdracht moet uitvoeren, steelt hij vakkundig een auto, waarna hij zich een ander nummerbord en nieuwe papieren aanschaft. Dan wordt hem ook een nieuwe revolver aangereikt. Steeds op hetzelfde adres, door dezelfde man, geroutineerd, zwijgzaam.

Als je beroepshalve moordt, kun je dat maar beter in je eentje doen. Daardoor lukt het Jeff  om, vrijwel onopgemerkt, bij Martey binnen te dringen en hem dood te schieten. Voor het zover is, trekt hij witte handschoenen aan. Natuurlijk, zo laat je geen vingerafdrukken achter, maar Jeff voelt zich niet alleen een professional, hij ziet zichzelf ook als een artiest die zijn act komt opvoeren en dus als zodanig gekleed moet zijn. Bij het verlaten van het kantoor heeft hij pech:  twee mensen zien hem, de politie heeft een spoor en begint op hem te jagen. De onderwereld wil eveneens van hem af, zodat hij zich omsingeld weet door vijanden. De eenzame wolf wordt op zijn territorium teruggedrongen.

Regisseur Jean - Pierre Melville (1917 - 1973) maakte in 1967 met Le samouraï een gangsterfilm die zó verschilt van de normale producten in dit genre, dat collega's als Quentin Tarantino er nog geregeld naar verwijzen. Weinig geweld, slechts drie moorden, maar één achtervolging, geen gedoe om geld. Alles draait eigenlijk om Jeff, gespeeld door Alain Delon. Hij leeft als de loner in een western en denkt als een samoerai: een prof, die zich met en zonder wapen uitstekend kan verdedigen; volstrekt onbewogen als het gaat om te doden of zelf gedood te worden; bereid om zich tot het uiterste te verdedigen, want gezichtsverlies is volstrekt onaanvaardbaar.

 Hoewel Jeff stoer wil overkomen, heeft ook hij op zijn tijd sociaal contact, genegenheid of liefde nodig. En als hij, net als zijn eigen goudvinkje, gevangen dreigt te raken in een kooi van zijn tegenstanders, dan blijft er voor zo'n eergevoelig man maar één uitweg over.



25-09-2013

EEN BIOGRAFIE VAN DICKENS



Voor mij ligt Charles Dickens: A Life, geschreven door de ervaren biografe Claire Tomalin, uitgegeven in 2011 door de Penguin Group. Het ongeveer 550 bladzijden tellende boek ziet er schitterend uit. Een mooie grote letter, een gedegen inleiding van 47 pagina's, plattegronden van o.a. Dickens in Midden -   Londen en Dickens in Noord - Londen, met een uitgebreide toelichting bij deze kaarten. De lezer moet zich niet alleen een goede voorstelling kunnen maken wie Dickens was, maar ook waar hij verbleef. Vervolgens word je verblijd met een cast list: wie is wie in de familie van Dickens en zijn vrouw, en de vrienden - en kennissenkring? Daar zijn 21 bladzijden aan gewijd. Op de binnenkanten van de harde kaft staan tekeningen van figuren uit zijn boeken, zoals Quilp en Pickwick. Achterin bevindt zich een volmaakte index van 30 pagina's, waarin alle personen en werken  met bladzijdevermelding opgenomen zijn. Indien noodzakelijk is hier ook een onderverdeling; zo bevat Oliver Twist een aantal trefwoorden waarmee je allerlei wetenswaardigheden van dat boek  kunt opzoeken. Dat deze biografie talloze tekeningen, foto's en illustraties bevat die verleiden tot gretig rondbladeren, zal u inmiddels niet verbazen. Aan alles is gedacht om het de lezer zo aangenaam mogelijk te maken.

Hoe ziet Tomalin Dickens eigenlijk?  Ze neemt de typering  over die Dickens zichzelf had gegeven: The Inimitable, de onnavolgbare. Aanvankelijk bedoeld als grapje,  maar al gauw met een serieuze ondertoon, want hij wist dat hij duidelijk boven zijn collega - schrijvers uitstak. Daarnaast bleek hij ook voortreffelijk te kunnen speechen, over een goede zangstem te beschikken, leuk te dansen en bovenal kon hij zó goed acteren dat hij niet onderdeed voor een professional. Met Dickens in huis hoefde je je over de invulling van de avond geen zorgen te maken.

Gedurende zijn hele leven zal hij het, in woord en daad, opnemen voor de armen, de zwakkeren, de hongerlijders in de samenleving. Steeds ging hij de strijd aan met de rijken en machtigen, die met grote onverschilligheid neerkeken op het gewone volk. In dat kader paste het project dat hij opzette met de rijkste vrouw van Engeland, namelijk het Home for Homeless Women, een tehuis voor prostituees. Zij wilden ze de mogelijkheid te bieden om een nieuw bestaan op te bouwen. Tomalin raakt er haast niet over uitgepraat hoe bijzonder een dergelijk initiatief wel niet was in een tijd waarin  een fatsoenlijk burger geacht werd niet te weten wat een vrouw van lichte zeden nu eigenlijk deed.

Wat armoede en vernedering inhielden, had Dickens in zijn jeugdjaren nadrukkelijk ondervonden. Op zijn twaalfde zat zijn vader wegens schulden in de gevangenis. Door ruim een jaar lang in een naargeestige ruimte, terwijl de ratten naar alle kanten wegvluchtten, simpele klusjes te verrichten in een schoensmeerfabriekje, kon hij het gezin aan wat inkomsten helpen. Hij was een geweldige causeur, maar hierover nam hij, pas na jaren, uitsluitend zijn allerbeste vriend in vertrouwen. In geen enkele andere roman dan David Copperfield schrijft hij erover. Toeval is het dus niet dat schulden, schuldeisers, pandjeshuizen, lege onverwarmde vertrekken, hongerige, armoedig geklede kinderen met grote regelmaat in zijn verhalen en romans terugkeren.

Gestart als parlementair verslaggever, populair als  schrijver van korte stukjes onder het pseudoniem Boz, begon Dickens zijn fameuze carrière als romanauteur in 1836 met The Pickwick Papers. Wat hij hier met zijn uitgever uitgedacht had, was nieuw: zijn romans verschenen in goedkope, maandelijkse afleveringen, waardoor hij een publiek bereikte dat voor het eerst bereid was fictie te kopen. Personen uit zijn boeken groeiden uit tot algemeen bekende figuren.   Iedereen wist wie er met Sam Weller, Uriah Heep, Scrooge, Micawber bedoeld werd.

Claire Tomalin bekent dat zij van kindsbeen af een grote passie heeft voor het werk van Dickens, daarin gesteund door moeder en grootmoeder. Dat neemt niet weg dat zij bij de behandeling van zijn veertien romans wel degelijk kritisch kan zijn. Haar is opgevallen dat hij vaak toneelmatig schrijft, d.w.z. zijn boeken bevatten scènes die zo in het theater opgevoerd kunnen worden, wat in Engeland trouwens ook gebeurd is. Het nadeel hiervan is, dat hij nog weleens doorslaat naar melodrama en pathos, omdat hij, door zijn veelvuldig bezoek van schouwburgen,  weet dat het publiek daarvan houdt. Ze bewondert zijn haast Shakespeariaanse fantasie die talloze curieuze figuren heeft voortgebracht;  ze adoreert zijn poëtische stijl, die dient om steden, landschappen, rivieren, sfeer op te roepen; ze geniet van de sardonische humor waarmee hij politici en magistraten op hun arrogantie en onkunde wijst.

Haar favoriete werken zijn David Copperfield, Bleake House, Great Expectations. Van Nicolas Nickleby vindt ze het laatste kwart onverteerbaar, de laatste helft van Dombey and Son in vergelijking met het eerste gedeelte  zwaar teleurstellend, de romans Barnaby Rudge en Hard Times ver beneden zijn niveau.

 Hoe was Dickens als echtgenoot en vader? In  1836 trouwde hij met Catherine; zij was gelukkig met hem, maar al na enkele jaren vond hij deze verbintenis de grootste fout van zijn leven. Ze kregen tien kinderen, hoewel hij drie eigenlijk al genoeg vond en het aantal jongens, zeven, aan de hoge kant. Hij had moeite om zijn vaderliefde te tonen, trad streng tegen hen op.  In het gezelschap van zijn vrienden was hij waarschijnlijk  aangenamer dan thuis. Toen hij in 1857 de achttienjarige Nelly Ternan leerde kennen, scheidde hij van zijn vrouw en trachtte met haar een relatie te beginnen. Dat lukte uiteindelijk, maar niet nadat hij Catherine meermalen beledigd en beschadigd had, waardoor zijn gezin uit elkaar viel. De man met het grote, sociale hart toonde hier nadrukkelijk zijn duistere kant.

De laatste jaren van zijn leven trok hij door Engeland, Schotland en Noord - Amerika om voor te lezen uit eigen werk. Dit leverde financieel nog meer op dan de verkoop van boeken en tijdschriften, want de mensen stroomden massaal toe. Hij was een begenadigd entertainer; als hypnotiseerde hij ze, zo liet hij zijn toehoorders lachen, huilen en griezelen. Deze optredens, hoe vermoeiend ook, had Dickens nodig om zich gelukkig te voelen.

Charles Dickens: A Life is een goudmijn voor iedereen die belangstelling heeft voor het Engeland van de negentiende eeuw, de literaire loopbaan van de populairste schrijver van toen en het privé - leven van The Inimitable. Bovenal zet dit rijke boek aan tot lezen en herlezen. De romans van Dickens zijn zó rijk aan verrassende gebeurtenissen en kleurrijke figuren dat je telkens weer iets nieuws ontdekt, waardoor je weer geboeid raakt. Zijn oeuvre is een schatkamer waar je eindeloos in kunt ronddwalen.

En Claire Tomalin? Als ìk dat heldere Engels van haar kan lezen, dan kunt ù dat ook.

24-09-2013

HANNAH AHRENDT, DE FILM

Een storm van opwinding stak er in de westelijke wereld op toen de Israëliërs in 1960 bekendmaakten dat ze Adolf Eichmann te pakken hadden. Eindelijk kon de man die de transporten naar de concentratiekampen organiseerde, berecht worden. Alle vooraanstaande kranten en tijdschriften stuurden hun deskundigste verslaggevers naar Jeruzalem. De jonge Harry Mulisch was er namens Elseviers Weekblad The New Yorker benaderde Hannah Ahrendt (1906 - 1975), die gretig 'ja' zei. Als journaliste, publiciste en filosofe had ze in de Verenigde Staten al enige bekendheid verworven.

Geboren in Linden bij Hannover was Hannah als Jodin al enkele malen voor de nazi's op de vlucht geslagen. Uiteindelijk kwam ze in 1941, samen met haar tweede man, in Amerika terecht. Nieuwsgierig reist ze naar Jeruzalem af om het monster van dichtbij te aanschouwen. Tot haar verbijstering ziet ze onder die glazen koepel een onbeduidend, mager mannetje zitten. Hij doet alle beschuldigingen af door te verwijzen naar trouw, eer, bevel en kantoorwerk. Hem trof dus geen enkele schuld. Hij was slechts een klein radertje in een machtig stelsel geweest, beweerde dat kereltje, dat praatte en redeneerde als een middelmatig getalenteerde boekhouder.

Hannah keert al na drie dagen weer terug naar New York, omdat het circus rond Eichmann haar te zeer aan een showproces doet denken. In vijf krantenartikelen ontvouwt ze haar theorie van "de banaliteit van het kwaad." Het is mogelijk om zes miljoen Joden te vergassen  door al die werkzaamheden op te delen in kleine stukjes en administratieve handelingen. Mensen hadden geen overzicht van het geheel, hoefden alleen hun denkvermogen uit te schakelen en te gehoorzamen. Van kwade opzet was geen sprake, wel van oppervlakkigheid en gemakzucht. De reacties waren furieus.Men las slecht en praatte elkaar na: "Ze verdedigt Eichmann!" Ook had Hannah de moed om de houding van Joodse leiders tijdens de Tweede Wereldoorlog te kritiseren. "Ze valt haar eigen volk aan!" luidden de verwijten.

In 1963 verschijnt haar boek "Eichmann in Jerusalem. A Report on The Banality of Evil", waarin ze alles nog eens uitlegt. Inmiddels had ze veel beledigingen moeten slikken en kwade vrienden zien weglopen. Maar  gewend als ze is om volstrekt onafhankelijk te denken en te handelen, blijft ze bij haar opvattingen. Harry Mulisch, die haar ideeën niet kende, komt in zijn beschouwingen over Eichmann opmerkelijk genoeg tot dezelfde gevolgtrekkingen. Lees daarvoor maar "De zaak 40/61" ( eerste druk 1962).

In 2012 verfilmde Margarethe von Trotta deze woelige periode uit het leven van Hannah Ahrendt, met Barbara Sukowa in de hoofdrol. Prima vakwerk, met intrigerende, originele beelden van Eichmann in zijn glazen huisje. En we weten nu ook dat Ahrendt niet alleen verslaafd was aan lezen en discussiëren, maar ook aan roken.

14-09-2013

MOORD IN DE BLOEDSTRAAT


We kennen haar als die goed uitziende jonge vrouw met stralend witte tanden en bescheiden stem. Ze zat bij Pauw & Witteman en De Wereld Draait Door om haar boeken “Sonny Boy”, “Bernhard” en de biografie van Annie M.G. Schmidt te presenteren. Maar wie wist dat ze vijf jaar lang misdaadverslaggeefster geweest is en in staat bleek mensen van allerlei slag aan het praten te krijgen over vooral minder opvallende criminele gebeurtenissen?

 

Annejet van der Zijl (geboren in 1962) selecteerde  de tien geschiedenissen die haar het meest bevielen en bracht ze in 2013 bij elkaar onder de titel “Moord in de Bloedstraat en andere verhalen”. Als rechtgeaard journaliste start zij elk stuk met de feiten: plaats, datum, misdaad. Vervolgens gaat ze op onderzoek uit. Ze spreekt met iedereen die wat zou kunnen weten over de toedracht en de achtergronden: daders, slachtoffers, familieleden, buurtbewoners, vrienden, rechercheurs, rechters, advocaten. Dan blijkt dat een misdrijf nooit op zichzelf staat. Jeugdtrauma’s, verstoorde familieverhoudingen, immigratieproblemen, ze kunnen er allemaal toe bijdragen dat een uiterlijk normaal mens tot daden komt die hem de rest van zijn leven zullen  achtervolgen.

 

Neem nu Koos uit “De duivel en de bollenkweker”, mijn favoriete verhaal omdat de raadselachtigheid van de mens hier in volle omvang duidelijk wordt.  Een wat oudere, door en door keurige, voormalige bollenkweker die al bijna 25 jaar getrouwd is, wordt ervan verdacht gedurende enkele maanden zijn vrouw aan het vergiftigen te zijn. Koos dient haar in piepkleine hoeveelheden het spul toe, ziet hoe haar gezondheid verslechtert, zit erbij als ze pijn lijdt en overgeeft, weet dat de dood haar tegemoet snelt. Een braaf, ordentelijk huwelijk, een fatsoenlijke, wat onderdanige echtgenote. Koos toont geen berouw, voelt zich eigenlijk een slachtoffer. Zijn vrouw vraagt zich af of ze niet al die jaren een monster in huis heeft gehad.

 

Ook fascinerend vind ik “De honkballer”, met wie Judsel Baranco bedoeld wordt, eens Nederlands meest getalenteerde speler. Annejet zoekt hem op in de Arnhemse koepelgevangenis; hij is dan pas 28 jaar, maar heeft al veel meegemaakt. Op zijn twaalfde kwam hij van Curacao naar Nederland. Altijd in de watten gelegd vanwege zijn charme en zijn enorme talent lukte het hem hele reeksen verzorgers, pleegouders, bestuursleden, trainers telkens weer teleur te stellen. Hij beloofde van alles, maar hield zich aan geen enkele afspraak en deed alleen waar hij zin in had. Antilliaanse trots en Nederlands plichtsgevoel botsten op elkaar. Zijn cocaïneverslaving bracht hem tot diefstal, berovingen, gevangenisstraf. Hij schaamt zich,  maar uiteindelijk kotsen zelfs de Antillianen hem uit. Het lijkt wel of zelfvernietiging hem drijft.

 

Dit is een goede bundel. Dit zijn indrukwekkende verhalen. Annejet van der Zijl kan in een beperkt aantal bladzijden een hele, voor velen onbekende, wereld oproepen vol misstanden, onbegrip, daders en slachtoffers.  Omdat volwassenen vaak net zijn als kleine kinderen die ook willen weten hoe het nu verder gegaan is: elke geschiedenis rondt zij af met een epiloog. En als u een hekel heeft aan een happy end: in elk verhaal loopt het slecht met iemand af.

26-08-2013

BEVRIJDINGSFEEST

"Na zo'n bezetting kon men weer jaren mee: niets telde, alles kon men zich veroorloven." In 1945, ongeveer vier maanden na de bevrijding, in een land waar het feestgedruis vol zang, dans en vrijpartijen nog volop voortduurt, is het begrijpelijk dat ook een voormalig verzetsman zo denkt. Jonkheer Evert Hoeck van Linden tot Kruytbergen, 35 jaar, vat zijn huidige bestaan luchthartig op. Getrouwd, drie kinderen, beschikt hij over een eveneens gehuwde vriendin, Jeanne, die van hem in verwachting is. Niets gebeurt er in het geniep, iedereen mag alles weten. Tevens loopt er iemand rond, ene Harkman, die het vaste voornemen heeft Evert te blijven chanteren. Alleen dat proces dat die rijke, in de oorlog onbetrouwbare inktfabrikant hem wil aandoen, ligt Evert toch wat zwaar op de maag. Maar met volle teugen genieten, elke dag weer, en ondertussen door Nederland in alle opzichten een frisse wind laten waaien, hij is er helemaal voor.

Voor Evert kwam het verzet als geroepen. Klein van gestalte, neerbuigend behandeld door zijn twee broers die wel konden studeren, als jonker slechts van kleine adel, kon hij zich in de oorlog laten gelden. Persoonsbewijzen vervalsen, voedselbonnen regelen, joden en Engelse parachutisten een onderkomen bezorgen: wat een spanning, kameraadschap, heldenmoed! En nu is het allemaal voorbij. De dagen lijken op elkaar, de verveling begint  toe te slaan. Chanteur Harkman kent gelukkig de weg in het Amsterdamse uitgaansleven, en drie nieuwe, jonge, aantrekkelijke vrouwen melden zich. Het leven begint weer lekker gevaarlijk te worden.

Simon Vestdijk (1898 - 1971) is flink op schot in "Bevrijdingsfeest" ( 1949). Terwijl hij een nuchter, relativerend beeld schetst van het Nederlandse verzet, trakteert hij zijn lezers op twee moorden, een zelfmoord, een abortus, een geheimzinnige, zwijgende huisknecht, een onvervalste communist en twee vrouwen die niet jaloers zijn wanneer hun man en minnaar een ander heeft. Zoals altijd gaat hij diep op de psyche van zijn hoofpersonen in, hij schildert  een treffend tijdsbeeld en vergeet daarbij niet de verschillende verhaallijnen zó met elkaar te verbinden dat er een spannende roman ontstaat. Aan zijn stijl zult u aanvankelijk moeten wennen: lange, breed uitgesponnen volzinnen, uitvoerige beschrijvingen van mens, huis en natuur, maar uiteindelijk zult u zich beloond voelen.

07-08-2013

OP BEZOEK

Het had heel wat voeten in de aarde gehad, maar ruim een jaar geleden was het Gerrit toch gelukt om zijn ouders in een bejaardentehuis onder te brengen. Hoewel beiden geestelijk en lichamelijk weinig mankeerden, leek het hem toch raadzaam ze met professionele zorg te omringen. De instelling heette weliswaar Avondrood, maar de kamers zagen er schoon uit en de meeste oudjes zaten er tevreden bij. Wat wil een zorgzame zoon nog meer?

Gerrit had niet zulke prettige herinneringen aan zijn ouders. Als kind was hij een beetje bang voor ze geweest. Ze maakten vaak ruzie met elkaar, waarbij weleens borden sneuvelden en portretten van de muur vielen. Pa en ma spraken hem als jongetje geregeld op luide en strenge toon toe, waarbij ze met verwijten aan kwamen zetten die hem met verbazing vervulden. Had hij...? Moest hij...? Mocht hij niet...? Omdat beiden van het standpunt uitgingen dat hun kind vooral blij moest zijn dat het in hun gezin geboren was, verlangden ze geregeld uitingen van dankbaarheid. Kwamen die niet terstond, dan werd Gerrit demonstratief terechtgewezen.

Hun onvoorspelbare gedrag maakte hem onzeker en zwijgzaam. Als hij hun  niet vertelde waar en met wie hij speelde, dan konden ze hem ook niets verbieden. Als hij hun niet meedeelde dat hij de film "High Noon" wilde zien, dan hoefden ze hem ook niet thuis te houden. Geruisloos sloop hij telkens het ouderlijk huis uit, blij weer even vrij te zijn.

Natuurlijk begreep Gerrit  wel dat hij het zijn ouders niet makkelijk maakte. Als kind stilletjes en teruggetrokken; als puber iemand die zoveel mogelijk zijn eigen weg ging en zich weinig van de andere gezinsleden aantrok; als jongeman een bewoner van enkele kamers, die in het weekend de gewoonte had eerst tegen het ochtendkrieken thuis te komen, een doordringende bierlucht met zich meedragend.

Ook toen hij getrouwd was en kinderen kreeg, bleven ze hem nadrukkelijk gadeslaan. Zijn kinderen verwende hij, zijn grasveld diende vaker gesnoeid te worden, zijn vrouw bekommerde zich niet om het huishouden. Maar nu verweerde hij zich, schreeuwde ook, zodat ze een paar weken wegbleven. Terug kwamen ze altijd, want zijn ouders hadden weinig om handen; Gerrit met zijn gezin was eigenlijk hun enige hobby.

Toen zijn ouders bejaarden werden en dus steeds meer hulp nodig hadden, verwachtte Gerrit een wat mildere houding, maar dat was helaas niet het geval. De relatie veranderde nauwelijks. Gerrit, Truus en de kinderen bezochten de ouwelui geregeld, sleepten boodschappen aan, namen ze mee voor korte tochtjes, maar krediet bouwden ze daarmee niet op. Een zonnige zondagmiddag die ze oversloegen, op een verjaardag een cadeautje dat wat ongelukkig gekozen was, een kleinkind dat even niet de vereiste eerbied aan de dag legde: allemaal redenen om boos te worden, kwaad weg te lopen, felle beschuldigingen te uiten.

Nu zijn vader sinds kort eenzaam op zijn kamertje in Avondrood zat, ging Gerrit hem één keer in de week bezoeken, op zaterdag. Zonder zich daar zelf aanvankelijk van bewust te zijn, vroeg hij dan altijd iemand mee, zijn vrouw of één van zijn zoons. Pas later begreep hij waarom. Hij wilde niet alleen zijn met zijn vader. Zo dicht bij de man te moeten aanschuiven die hem zo vaak gekwetst had, nee, dat moest hij vermijden. Natuurlijk had zijn vader veel goeds voor hem gedaan. Hij had Gerrit geholpen om een eigen zaak op te bouwen, had hem in financieel zware tijden geld geleend, maar toch...echt vertrouwelijk waren ze nooit geworden. En als hij, zittend aan het bed, naar die kille grijze ogen en dat hooghartige gezicht keek, dan schoten hem weer allerlei botte opmerkingen door het hoofd: "Nee jongen, daar heb jij geen verstand van", "Kom, kom, ben jij nou zo intelligent?", "Wat jij voor ons doet is niks bijzonders, dat doet elk kind". Daarom manoeuvreerde Gerrit de medebezoeker naar vaders bed en ging hij zelf triomfantelijk in de verste hoek zitten.

Gerrit zuchtte. Misschien was hij te gevoelig voor deze wereld. Gelukkig hoefde zijn vrouw deze zaterdagmiddag niet te werken.



10-07-2013

DRAMA OP DE JACHT


Van de paar honderd korte verhalen die Anton Tsjechov (1860 – 1904) geschreven heeft, hebben een aantal de klassieke status verworven, zoals  “De dame met het hondje”, “Het duel”, “De Zweedse lucifer”. Karel van het Reve vond ze zo bijzonder, omdat ze tegelijkertijd zeer reëel en zeer fantastisch zijn, altijd met een vleugje humor, vaak met een tamelijk tragische afloop. Toneelstukken schrijven kon Tsjechov ook: “De Meeuw”, “De drie zusters”, “De kersentuin”, Oom Wanja”, ze worden nog steeds over de hele wereld gespeeld.

 

In 1884 waagde hij zich aan zijn enige roman, “Drama op de jacht”. Je kunt het een echte detectiveroman, een ‘whodunnit’, noemen. Er komt een moord in voor, er zijn aanwijzingen, enkele verdachten, een onderzoek, een rechtszaak, een veroordeling. En je denkt als lezer, betrekkelijk kort voor het einde: die dader, wat moet ik met die man?

 

Ergens in een uithoek van Rusland, op een afgelegen landgoed dat eigendom is van een alcoholistische graaf, loopt Olga rond, een beeldschoon meisje dat het mooist in het rood gekleed gaat; je stuit op haar krankzinnige vader, lastige bedienden, een enkele orgie, hier en daar een bacchanaal. De verteller en de man door wiens ogen we alles en iedereen zien, is Kamyshev, gerechtelijk rechercheur. Door zijn beroep wordt hij nadrukkelijk bij het drama op de jacht betrokken. De vrouwen vallen op zijn grote, krachtige gestalte, wat hem ijdel en cynisch maakt. De invloedrijke graaf, die hij eigenlijk minacht, biedt hem zijn vriendschap aan en die laat hij zich uit gemakzucht welgevallen.

 

Tsjechov speelt een geraffineerd spel met de lezer. Hij wijst opvallend vaak vooruit, geeft zichzelf de rol van redacteur die het manuscript, ‘een ware geschiedenis’, van Kamyshev moet beoordelen. Met behulp van veel voetnoten levert hij commentaar op stijl, inhoud en personen. Is hij ook parodistisch bezig?  Deze techniek geeft het verhaal een extra lading, een bepaalde ondertoon, met name aan het slot. Acht jaar na de dramatische gebeurtenissen heeft Kamyshev zijn tekst ingeleverd bij Tsjechov en nu komt hij eens langs om te informeren of zijn roman gepubliceerd kan worden. Hij voelt zich oud en versleten, het leven is zonder smaak en kleur. Maar zijn bureau wordt gedomineerd door het portret van ‘het meisje in het rood’, en dat roept tedere gevoelens en melancholieke herinneringen bij hem op.
 

Het einde tilt het boek uit het misdaadgenre en plaatst  “Drama op de jacht” in de categorie ‘de mens als raadsel’. Redacteur Tsjechov krijgt het er benauwd van.

 

 

10-06-2013

HOTEL VERTIGO

                                   

Je kunt de laatste roman van Kees ’t Hart pas echt omarmen als je ook van Hitchcock houdt. Dat betekent dat je al zijn films diverse malen gezien, nee, opgeslorpt hebt; dat je zijn hoofdrolspelers beschouwt als vrienden en vriendinnen; dat je nauwkeurig op de hoogte bent van Hitchcocks privéleven en gedachtewereld. Tja, en “Vertigo”, met James Stewart en Kim Novak, heb je zo vaak bekeken dat je die film tot je geestelijk eigendom rekent.

Hoofdpersoon Vincent van Zandt, een zestiger, is namelijk zo iemand. Als jongen van zeventien deed hij mee aan een uitwisselingsprogramma van middelbare scholieren. Eén jaar lang woonde de Nijmegenaar in San Francisco. Hij maakte in die tijd alles mee wat nodig is om van jongen tot man te worden: de eerste echte liefde, onverbloemde seks, werken voor de kost, illegale praktijken, vriendschap. Maar vooral: hij ontmoette daar de beroemde filmregisseur Alfred Hitchcock. Een kleine, dikke man met worstvingertjes, die nadrukkelijk geaffecteerd Engels sprak, en Vincent in dienst nam omdat die zo goed kon tekenen.

Als deze naar Nederland terugkeert, blijft Hitchcock jarenlang in hem rondspoken. Hij gaat bouwkunde studeren, raakt verzeild in de wereld van architectuur en stedenbouw. Hij zal over de hele wereld trekken om miljoenenprojecten  binnen te slepen en uit te voeren. Maar daarnaast schrijft Vincent artikelen en houdt hij lezingen waarin hij Hitchcocks ideeën over wonen weet te verbinden met de rol die gebouwen, huizen en straten in diens films spelen. Nu hij een leeftijd heeft bereikt waarop een mens gaat terugblikken, reist hij opnieuw naar San Francisco. Hij neemt zijn intrek in Hotel Vertigo, loopt rond, kijkt, informeert, want hij is op zoek naar iets en iemand.

Bekwaam weeft Kees ’t Hart allerlei Hitchcockiaanse elementen door zijn roman. Zo is Gus Van Sant de naam van de filmproducer die in 1998 een wel zeer nauwkeurige remake van “Psycho” op de markt bracht. Ook Vincent lijdt aan duizelingen, net als James Stewart in “Vertigo”. Alle vrouwen in die film hebben iets hoerigs, vindt Vincent; dat geldt ook voor enkele dames met wie hij vroeger en nu contact heeft, valt de lezer op. Overigens hebben Van Zandt en Hitchcock de neiging om de leden van het vrouwelijk geslacht te idealiseren: zij zien ze als boodschappers, tekenbrengers, tussenpersonen van goden.

Het leukste van de roman “Hotel Vertigo” ( 2012) vind ik de documentaire kant ervan: de werkzaamheden, voorafgaand aan de filmopnames; Hitchcock en architectuur; de geheimzinnige sekte Synanon; het leven op een high school. De intrige zelf is redelijk spannend, soms wat langdradig, hoewel de melancholie die hier en daar doorbreekt het verhaal een aangename glans verleent. Niet iedereen zal het slot waarderen, maar voor mij heeft het einde het aantrekkelijke van een sprookje en de charme van een kleine verrassing.

Hotel Vertigo bestaat overigens echt: zie www.hotelvertigosf.com






01-05-2013

EEN ARGELOOS MAN

Toen in december 1843 de eerste aflevering van "Martin Chuzzlewit" in zijn tijdschrift verscheen, had Charles Dickens hoge verwachtingen van het boek. Enkele verhaallijnen waren hemzelf nog niet helemaal duidelijk, maar er stonden hem een paar schilderachtige personages en een aantal meeslepende scènes voor ogen. Na de successen van o.a. "Nicolas Nickleby" en "The Old Curiosity Shop" liet het publiek, getroffen door een financiële crisis, hem min of meer in de steek. Waar de andere romans oplages van minimaal 50.000 exemplaren per keer haalden, daar kwam "Chuzzlewit" niet verder dan zo'n 20.000. Men was echter niet op hem uitgekeken. Rond Kerstmis van hetzelfde jaar lag "A Christmas Carol" (Scrooge dus!) in de winkels, dat sensationeel ontvangen werd.

Dickens wilde met "Martin Chuzzlewit" aantonen dat veel ondeugden te herleiden zijn tot die ene: egoïsme. Hij toont de lezer de familie Chuzzlewit, waarvan de leden uitblinken in koppigheid en hebzucht. Zonder zich om iemand te bekommeren, streven ze schaamteloos hun eigenbelang na. Om hun nare karakter des te sterker te laten uitkomen, creëerde Dickens figuren die de lezer weer verzoenen met het menselijk ras.

Een van de aandoenlijksten is Tom Pinch. Met zijn 35 jaar moet hij het niet van zijn uiterlijk hebben. Hij oogt lomp en onhandig, is bijziend en al behoorlijk kaal, terwijl hij de gewoonte heeft om telkens zijn hoofd naar voren te steken als hem iets gevraagd wordt. Zijn leermeester Pecksniff, neef van de Chuzzlewits, buit hem genadeloos uit, maar Tom blijft dankbaar, want zijn natuurlijke goedheid maakt hem argeloos. Pecksniff en zijn dochters kijken op hem neer, omdat hij totaal geen capaciteiten heeft. Volstrekt onjuist: Tom speelt prachtig orgel en piano, en mooie boeken behoren tot zijn beste kameraden.

Ook vriend Martin doet aanvankelijk neerbuigend. Tom is te goedig om dat door te hebben, zoals hij ook weigert te geloven dat sommigen geleend geld nooit aan hem zullen terugbetalen. Pas als Pecksniff ontmaskerd wordt, beseft hij welke donkere kamers in een mens kunnen huizen. Hij treedt resoluut op tegen een rijke kopergieter bij wie zijn zus Ruth in dienst is; hij gaat de schurk Jonas succesvol te lijf als die hem bedreigt.

Hoe staat het met de liefde? In het diepste geheim, alleen Ruth weet ervan, adoreert hij Mary. Meer is er voor hem niet weggelegd, want Dickens heeft Martin voor haar bestemd. Toms argeloosheid zorgt ervoor dat hij absoluut niet doorheeft wat de lezer allang ziet aankomen, namelijk dat zijn innig geliefde zusje in de smaak valt bij vriend John. Dat de vier mensen om wie hij het meest geeft het ware geluk gevonden hebben - er had Tom niets mooiers kunnen overkomen. Zijn totale zelfverloochening leidt ertoe dat hij  niets meer verlangt. Mary zal naar zijn muziek blijven luisteren, Martin biedt hem een gelijkwaardige vriendschap aan, Ruth en John eisen dat hij deel uitmaakt van hun gezinnetje ... wat heeft een mens nog meer nodig? Zijn tevreden eenzelvigheid krijgt door deze houding een tragische grootheid, reden waarom Dickens Tom Pinch de echte held van dit verhaal noemde.

23-04-2013

OP WACHT

Met een vergenoegd gezicht nam de oude man voorzichtig plaats op zijn geliefde bankje. De achterdochtige ogen  en cynische grijns gaven aan  dat deze grijsaard met zijn grove karakterkop zich weinig aan anderen gelegen liet liggen. Een man met een hekel aan vriendelijkheid en een voorkeur voor een knallende, intens beledigende ruzie. Hij wist dat hij  nors overkwam, maar dat beroerde hem niet. Wat men van hem vond, liet hem onverschillig. Hoewel haast elke beweging hem pijn deed, trok hij zich daar niets van aan, want vanaf de rand van het dal kon hij nu uitkijken over het dorpskerkhof, klein en knus, dat omringd werd door indrukwekkende bossen. Hij kende elk graf, wist wie er lag.

Triomfantelijk overzag hij het slagveld. Zeker, hij had een paar vrienden overleefd. Neem nu Hubert. Die stond, opgewekt, altijd voor je klaar; had hem de fijne kneepjes van het klaverjassen bijgebracht. Na een kleine onenigheid kort voor zijn dood wilde Hubert niets meer met hem te maken hebben. Links achteraan was zijn graf. En Sjaak zei nooit zoveel, maar toen de oude man wat aanrommelde met een vrouw uit een naburig dorp, greep hij in en redde zo zijn huwelijk. Vanwege een woordenwisseling waarin de oude man Sjaaks familie onder de loep had genomen, weigerde  hij hem op zijn sterfbed te ontvangen. Ergens in het midden van de derde rij kon je zijn laatste rustplaats vinden. Met Piet ging hij elke zondag naar het voetballen kijken, totdat een dronken automobilist daar een einde aan maakte. Waarom wist hij niet, maar de zoons van Piet hadden de oude man bij de begrafenis uit de kerk geweerd.Vlak achter Sjaak lag hij nu, onder een massieve steen.

Tot zover de kleine kring van aardige mensen. Tsjonge, wat had God veel etters op de wereld gezet. Collega Kees bijvoorbeeld.  Altijd bezig met zijn eigen roem. Híj moest en zou iedereen aftroeven. Scoren, uitblinken, liefst ten koste van een ander, heerlijk vond hij het. Jaloers en wraakzuchtig als iemand iets beter kon dan hij. De oude man deed geen poging om zijn glimlach te onderdrukken. Na een jarenlange, pijnlijke strijd was Kees vorige week overleden. Je kon het verse graf ook uit de verte prima zien. Daar trok de oude man dan ook graag een kwartiertje voor uit. En denk ook eens aan overbuurman Herman. Een grote griezel. Altijd beleefd en aardig doen, maar als er iemand uit het dorp zwakker was, dan treiterde en beledigde hij de man tot op het bot. Ging dan onverwacht achter hem staan en siste: "Nu zul je wel bang zijn, hè. Wat doe je nou? " Of hij stuurde anonieme briefjes rond, vol ordinaire toespelingen. Dicht bij de ingang, twee hersenbloedingen. Soms straft God heel doeltreffend.

Toen zijn blik bleef rusten op een sierlijke grafsteen in het midden, kreeg zijn harde kop een haast milde uitdrukking. Tegenover juffrouw Charlotte had hij zich hulpeloos gevoeld. Ze was de jonge, onaantrekkelijke dorpsonderwijzeres, beschaafd, innemend, altijd vriendelijk. Al zijn provocaties stuitten af op haar prettige karakter, waardoor hij zijn voorliefde voor ruzies maar opgaf en haar telkens beleefd groette door keurig zijn hoed af te nemen. Borstkanker, veel te jong, vond zelfs hij.

Sommigen hier had hij gehaat, de meesten lieten hem onverschillig. Een groot wantrouwen vervulde hem als hij over de mensen nadacht. Een misantroop noemen ze zo iemand als ik, meende hij te weten. Met grimmige voldoening stelde hij vast  dat hij uiteindelijk als laatste de boksring die leven heet, zou verlaten.

Moeizaam stond de oude man op. Nog even wierp hij een blik in de richting van een sierlijk boompje, met daaronder een verzorgd stukje gras. Dat was zijn plekje. Hij dacht aan de afspraak met de leden van zijn kaartclub. Wanneer ze allemaal gestorven waren, zouden ze 's nachts om twaalf uur de deksel openslaan, de grafsteen opzij schuiven en vervolgens een kaartje leggen. Geen gezellige potjes natuurlijk, maar met de vuist op tafel en het mes tussen de tanden. Hij keek er verlangend naar uit. Want het leven gaat over in de dood, met alle personages in hun oude rollen.

13-04-2013

VAN DE DINGEN DIE VOORBIJ ZIJN

Nadat Gerrit vrij onverwacht weduwnaar was geworden, had hij genoeg tijd om terug te blikken. Werken deed hij niet meer, en zijn kinderen woonden zó ver weg dat hij niet bang hoefde te zijn voor onverwachte bezoekjes. Hij miste zijn vrouw; omdat dit gevoel eerder sterker werd dan afnam, vluchtte hij weg in zijn herinneringen, fantasieën, foto's. Telkens weer haalde hij zich voor de geest hoe ze elkaar hadden ontmoet.

Dat was op de instuif geweest. Gerrit en Gonnie hadden hun jeugd doorgebracht in een doodgewoon provinciaals stadje met weinig uitgaansmogelijkheden, dus een dansavond, georganiseerd door de kerk en  katholieke jongeren, bleek al gauw een zeer geschikte mogelijkheid om de andere sekse te leren kennen. Gonnie was klein, donker en springerig, Gerrit lang, broodmager, ernstig. Als magneten voelden ze zich tot elkaar aangetrokken. Al gauw liepen ze, verlegen lachend, hand in hand door hun stadje. Gerrit voelde zich verliefd èn opgelucht. Hij had altijd over huizenhoge drempels moeten klimmen voordat hij een meisje durfde aan te spreken; als hij zijn schroom eindelijk overwonnen had, beschikte hij over zo weinig tekst dat de stiltes pijnlijk werden. Maar nu had hij Gonnie. Aanspreken, praten, veroveren, het hoefde goddank allemaal niet meer.

Zelfverzekerd toog hij naar Haarlem. Daar probeerde hij zo snel mogelijk  zijn boekhouddiploma's te halen. Gonnie wilde dolgraag samenwonen in een flat die ze al aan het inrichten was. Gerrits toekomst lag als in beton gegoten vóór hem. Heerlijk!

Als Gerrit dit punt bereikt had in zijn gemijmer, nam een onbehaaglijk, wat weemoedig gevoel bezit van hem. Het beeld van dat piepjonge, helblonde, groenogige meisje raakte hij dan een hele poos niet meer kwijt. Hij wist alleen dat ze Vera heette en hem in Haarlem vastbesloten achtervolgde. Het begon hem namelijk op te vallen dat ze in de kantine of  collegezalen geregeld opdook en bij hem in de buurt ging zitten of staan. "Wat een mooie meid," bromde Ruud, een medestudent met wie hij vaak optrok. En inderdaad, ze was beeldschoon. Haar allerfraaiste kant draaide ze in zijn richting, vervolgens staarde ze dromerig in de verte, wachtend om aangesproken te worden. Gerrit raakte in een toestand van complete verwarring. Hij had toch Gonnie? Ze gingen toch samenwonen? En die flat dan? Bovendien: uitmaken, hoe doe je dat? En als het met deze Vera niks zou worden, dan zou hij echt met lege handen staan. Maar ze was wel een plaatje. Hij zag haar vrijwel dagelijks. Zou hij haar een kop koffie aanbieden? Meevragen naar de bioscoop? Stel dat hij smoorverliefd werd? Wat dan?

Weduwnaar Gerrit had dagen dat hij voortdurend aan deze innerlijke tweestrijd van jaren geleden terugdacht. Hij zag zichzelf  hand in hand met een filmster naar zijn ouderlijk huis lopen om haar trots aan iedereen voor te stellen. Goedkeurend hoofdgeknik, bewonderende blikken, licht jaloerse opmerkingen, ze trokken als een film aan hem voorbij. Als hij echt op dreef was, liep hij glimlachend door de kamer, terwijl hij de druk voelde van een poezelige meisjeshand (Gonnie had harde werkhanden), die liefkozend  in de zijne kneep. Maar wanneer hij weer tot zichzelf kwam en in de spiegel zijn grijze snor en kalend hoofd waarnam, besefte hij dat de tijd zijn werk gedaan had. Hij had trouwens nooit ook maar één woord met zijn Marilyn Monroe gewisseld. En zonder Gonnie was er eigenlijk ook niks meer aan.

01-04-2013

DE LEZER GEFOPT

                                                  


Omdat ik al zoveel boeken heb, ben ik streng voor mijzelf op de boekenbeurs. Maar lopend door de lokalen van het Blariacumcollege valt mijn oog op de titel De kussenjongen van hofdame Onogoro (1995). Er was toen iets met dat boek, herinner ik me. Hoe zat dat ook al weer? Ik tel drie euro neer om het thuis eens nader te bekijken.

Uit de titelpagina blijkt dat ik de Nederlandse vertaling van een wetenschappelijke uitgave in handen heb. De tekst is “bezorgd door Alison Fell”, van het Japans in het Engels vertaald door Arye Blower en wordt ingeleid door sir Geoffrey – Pollack. Blower studeerde sinologie en Japanse letterkunde, sir Geoffrey blijkt  verbonden aan het St. – Antony’s college. Deze deelt in zijn inleiding  mee dat De kussenjongen geschreven is in de Kleian – tijd, tussen het einde van de tiende en het begin van de elfde eeuw. En opeens weet ik het weer: dit is allemaal nep, bedrog, flauwekul: de lezer wordt gefopt.

Alison Fell (1944) is gewoon een Schotse dichteres en romanschrijfster die zich uitstekend heeft voorbereid en vervolgens een roman schreef waarin het leven aan een Japans hof van zo’n duizend jaar geleden centraal staat. Hofdame Onogoro verveelt zich tijdens de vrijpartijen met een oudere generaal; daarom plaatst ze een jonge, blinde staljongen achter een scherm, die haar telkens een erotisch verhaal in haar fraaie oor fluistert als de generaal met haar aan de slag gaat.

Waarom wil een auteur zijn lezers voor de gek houden? Het is een spel, een wedstrijd. Wat weet de lezer, welke aanwijzingen moet ik hem geven, kan ik hem overtuigen? Voor Alison Fell kwam er nog iets anders bij. In een interview vertelt ze dat ze opgroeide in een streng Schots, calvinistisch milieu; praten over seks was taboe. Daarom verschuilt ze zich achter een historische facade om onbekommerd over vleselijke lusten te kunnen schrijven. Ze doet dat ook in De vrouw van Lilliput (1999).

Zijn er nog mensen in de val gelopen? Jawel. Een vooraanstaande boekhandelaar in Duitsland vermeldde De kussenjongen in zijn catalogus onder de afdeling Studies van Japanse literatuur. De recensent van de Volkskrant nam in zijn bespreking van 26 april 1995 alles serieus, maar Hugo Pos rook in Trouw  van 19 mei onraad. Hij is geen vakman, Ivo Smits wel. Momenteel doceert hij Japanse letterkunde aan de Universiteit van Utrecht. In zijn bespreking ( NRC, 21 – 07 – 95) wijst hij op de mogelijkheid dat Arye Blower weleens “air blower” oftewel “luchtblazer” kan betekenen. Hij merkt op dat Japanse hofdames in de elfde eeuw géén verjaardagen vierden en niet hun sandalen aanhielden in huis. In de memoires van echte hofdames  werd nooit ook maar gezinspeeld op seks.

Romans uit het oude Japan bestaan uit een mix van proza en poëzie, weet ik van Ivo Smits. In De kussenjongen staan tientallen korte, oosters aandoende gedichten, alle vertaald door Esther Jansma. Ik wil afronden door er eentje te citeren. Als u het dubbelzinnig vindt, dan heeft u dat goed gezien.

Mijn bescheiden huis

is gedekt met biezen.

Maar zoek binnen

en je vindt

de lotus van de eeuwigheid.

  


LINCOLN, DE FILM

        

De laatste maanden  voor zijn gewelddadige dood in 1865 was president Lincoln op twee fronten verwikkeld in een historische strijd. Hij wilde eerst de afschaffing van de slavernij bewerkstelligen en vervolgens vrede sluiten met het Zuiden, wat het einde zou betekenen van de bloedige burgeroorlog. De Amerikaanse bevolking droeg Abraham Lincoln op handen. Geregeld kwamen er duizenden mensen toegestroomd om hem te zien en zijn toespraken te beluisteren. Als jongeman had hij meegemaakt hoe een sloep met aan elkaar vastgeketende negers de haven van New Orleans binnenvoer, waar ze verhandeld zouden worden op de slavenmarkt. Nu hij zijn tweede ambtstermijn begonnen was, trachtte hij met zijn Republikeinse partij en eventuele hulp van twintig Democratische  afgevaardigden  tweederde van de stemmen binnen te halen, waarmee het dertiende amendement op de grondwet aangenomen kon worden. Maar zijn tegenstanders gruwden al van het denkbeeld dat vrouwen kiesrecht zouden krijgen, laat staan dat vier miljoen voormalige slaven  binnenkort vrij konden rondlopen. Wat gebeurt er dan met ons land?

Met zijn lange, broodmagere gestalte steekt Abe Lincoln boven iedereen uit, met zijn hoge, enigszins geknepen stem weet hij zijn toehoorders, waar hij zich ook bevindt, tot luisteren te dwingen. Onder bijna alle omstandigheden blijft hij bedachtzaam, observeert aandachtig, doet wijze uitspraken, paart humor aan zelfspot, is bereid tegenstanders gelijk te geven. Je zou haast denken met een heilige van doen te hebben, maar gelukkig lukte het regisseur Steven Spielberg en acteur Daniel Day – Lewis (een Oscar!)  op tijd om  Lincoln tot een echt mens terug te brengen. Opgewonden en geëmotioneerd wordt Abe als zijn op  twaalfjarige leeftijd overleden zoontje Willie ter sprake komt, of als hij heftige verwijten van zijn vrouw pareren moet. Hij is bovendien ook een politicus die nederlagen haat. Lincoln heeft de reputatie onkreukbaar te zijn, maar om de afschaffing van de slavernij door het parlement te slepen staat hij omkoping toe, manipulatie, intimidatie en zelfs misleiding van het Huis van Afgevaardigden. Het gaat  tenslotte om een bevolkingsgroep die generaties lang ten onrechte in gevangenschap leeft.

Spielberg schetst ons een verdeeld Amerika: niet alleen van Noord tegen Zuid, maar ook van de Republikeinen versus de Democraten, en binnen de Democratische partij is er ook grote onenigheid. Hij heeft van “Lincoln” (2012) een sterk historisch drama gemaakt van twee – en – een – half uur, waarin hij opnieuw laat zien waar zijn grootste kracht ligt: een verhaal vertellen. In alle geschiedenisboekjes staat beschreven hoe de discussie rond de slavernij is afgelopen, maar toch zit je als kijker, samen met mevrouw Lincoln, mee te tellen hoeveel stemmen we nog nodig hebben. Spielberg kan spanning oproepen en bij de toeschouwer oprechte interesse wekken voor zijn personages. Hij heeft geen bijzondere, maar wel een goede film afgeleverd.

18-03-2013

EEN KOKETTE VROUW

Jeanette is nog steeds een attractieve verschijning. Als jonge vrouw viel ze op door haar diepzwarte haar, bevallige houding en uitdagende blik, waarmee ze iedereen uitnodigde een gesprek te beginnen, een kritische opmerking te maken, of, het allerliefst, te flirten. Ze kickte op aandacht en daar heeft ze tot op de dag van vandaag last van. Omdat ze over een grote sociale intelligentie beschikt, wist ze een oplossing te bedenken.

Om mannen te behagen, om bij ze in het gevlij te komen, om er zelf een voldaan gevoel van te krijgen, spreekt ze collega's aan. Vervolgens doet ze aanhankelijk, streelt ze je over de rug, kust ze je vluchtig op de wang, lacht ze  je kirrend toe. Geen enkele man laat dit onberoerd, iedereen staat stilletjes te genieten, want ik zei het u al: Jeanette hééft wel iets. Die brede rode mond, die warme, volle lach...En ze gaat echt niet alleen op de knapperds af. Kaal,  een afzakkende bril, op leeftijd, nors, een slechtzittend pak, het maakt haar niet uit. Ook aan Jeanette zijn de jaren namelijk blijven kleven. Haar achterwerk is in omvang sterk toegenomen, moest ik onlangs tot mijn schrik vaststellen. Dat glanzende haar is ook wat fletser geworden, maar toch, nog altijd, het valt niet te ontkennen, aan charme heeft ze niet ingeboet. De allure van de aantrekkelijke, misschien wat oudere vrouw draagt ze met overtuiging uit.

Voor mij en nog een paar uitverkorenen volgt ze een bijzondere taktiek. Ons laat ze lopen. Op een paar meter afstand zoekt ze oogcontact. Vervolgens draait ze zich langzaam, maar veelbetekenend om, en slentert weg, dwars door een menigte mensen. Als je haar volgt, wat nadrukkelijk de bedoeling is, moet je haar goed in de gaten houden, want ze doet haar uiterste best om onzichtbaar te zijn . Je bent echt naar haar op zoek, dat wil ze. Mannen die gulzig en wat ongeduldig achter haar  aanlopen, versnellen, sprinten. Héérlijk vindt ze dat. Wat zou, diep in haar binnenste verscholen, de echte reden zijn dat ze zich zo aanstelt?

Laat ik nu niet de amateurpsycholoog gaan uithangen. Het zal allemaal wel met onzekerheid te maken hebben, gebrek aan liefde en aandacht in haar jeugd, angst voor ouderdom en verval. Maar het is waar: als Jeanette zó dicht tegen je aan komt staan dat je haar aangename parfum ruikt, wanneer ze je omarmt en lieftallige woordjes in je behaarde oor fluistert, dan neemt binnenin een warm gevoel bezit van je. Even maakt ze je gelukkig. En daarom, hoezeer we ook om haar moeten glimlachen, kunnen we onze knuffelbeer niet missen.

13-02-2013

TUSSEN DROOM EN DAAD

Toen Gerrit tegen de zestig liep, begon het leven hem tegen te staan. Het werk op kantoor bestond uit handelingen die hij zó vaak had uitgevoerd, dat hij ze wel kon dromen en dat gebeurde 's nachts dan ook wel. Het merendeel van zijn collega's liet hem onverschillig, sommige irriteerden hem zelfs omdat hun ijdele breedsprakigheid en ranzige lichaamsgeur met de loop der jaren alleen maar leken toe te nemen. Thuis gebeurde er bar weinig nu de kinderen hun eigen weg gevonden hadden. Gelukkig was er veel sport op de tv waarbij zijn vrouw in slaap viel, zodat hij de diverse competities op de voet kon volgen. Ach, eigenlijk had hij niet zoveel behoefte aan mensen om zich heen.

De komst van Sjuultje fleurde hem wat op. Ze was een blonde, negentienjarige stagiaire, altijd volgens de laatste mode gekleed, vol verhalen over wat ze wel niet allemaal in het weekend had meegemaakt. De jongemannen van het kantoor dartelden om haar heen, maar door behendig te flirten en vaak genoeg tegen iedereen te lachen, wist zij die hongerige kerels te ontwijken. Wijs knikkend zag Gerrit het allemaal aan. Toen hij na een paar weken aan het einde van de dag  op zijn fiets stapte, voelde hij een blik op zich rusten. Opkijkend zag hij dat Sjuultje zich betrapt omwendde en snel met haar vriendinnen wegreed. Gerrit dacht helemaal niets; op zijn leeftijd had je geen illusies meer.

Het viel niet te ontkennen dat Sjuultje hem  doelbewust opzocht. Tijdens de pauzes, soms gedurende het werk, liep ze bij hem naar binnen voor een gezellige opmerking, een onbelangrijke vraag, een leuke anekdote. Ze kon hem dan zó  stralend aankijken dat Gerrit er inwendig warm van werd. Na een poosje namen de gesprekjes een ernstiger wending. Ze ging hem om raad vragen, over haar studie, haar toekomst, probleempjes thuis. Nooit over jongens, viel Gerrit op. Haar bezoekjes bleven niet onopgemerkt. "Daar heb je je vriendin weer", fluisterde een collega eens, een tikkeltje jaloers. Gerrit, superieur glimlachend, zweeg.

Hij begon wat meer aandacht aan zijn uiterlijk te besteden. Af en toe een nieuw hemd, wat vaker naar de kapper, voor het eerst in zijn leven aftershave, een neustrimmer: Sjuultje had er altijd wel een lieve glimlach voor over. Ze nodigde hem zelfs uit om eens langs te komen in het bowlingcentrum waar ze wat bijverdiende. Op een lome zomeravond slenterde hij daar naartoe.

Toen hij binnenkwam, bleek ze haar handen vol te hebben aan allerlei bestellingen, maar ze maakte steeds even tijd om hem een pilsje in de hand te drukken en toe te lachen. Afrekenen mocht niet, het waren consumpties van de zaak. Wat zou ze toch eigenlijk in hem zien? Hij dronk wat, praatte met vage bekenden, liet zich uitnodigen om een balletje te gooien, en besloot maar eens op te stappen. Waar was Sjuultje nou? In de verte zag hij haar staan, druk in gesprek aan een tafel vol vrouwen. Opeens boog ze zich naar voren en kuste een van hen vol op de mond, met overgave, waar iedereen bij zat. De dames keken goedkeurend toe.

Een pòt, dacht Gerrit opgelucht.



22-01-2013

EEN GRIEZEL

Charles Dickens (1812 - 1870) was gefascineerd door alles wat met misdaad te maken had. Hij keek vaak rond in achterbuurten, observeerde daar prostituees, souteneurs, kleine criminelen. In binnen - en buitenland bezocht hij gevangenissen, waar hij gesprekken trachtte aan te knopen met zoveel mogelijk veroordeelden.

In zijn romans komt er minimaal één schurk voor. Sommigen zijn wereldberoemd geworden. Zo denkt u ongetwijfeld met afgrijzen terug aan de kille vrek Scrooge uit " A Cristmas Carol ", terwijl de sluwe jeugdbendeleider Fagin, van wie Oliver Twist zo'n last had, uw bloed nog doet koken als u zijn naam hoort.

Een ronduit afzichtelijke man ontmoette ik in " Dombey and Son " (1846 - 1848), een veelgelezen roman in Dickens' tijd, daarna in de vergetelheid geraakt. Om de slechtheid van James Carker  vol tot u te laten doordringen, moet u iets van de belangrijkste verhaallijn afweten. De persoon om wie de intrige draait, is Paul Dombey, een heel deftige, heel rijke en heel trotse zakenman in Londen. Zijn wil is wet, werkelijk iedereen zal voor hem buigen. Daarom kan hij met geen mogelijkheid verdragen dat zijn grote droom door een tragische oorzaak uiteenspat: zijn enige zoon sterft op zeer jeugdige leeftijd. Samen met hem had pa zijn imperium willen uitbouwen. Aangezien vrouwen in zijn wereldbeeld niet meetellen, wordt zijn aanhankelijke dochtertje Florence achteloos ter zijde geschoven.
Toch ook een engerd, denkt u nu. Zeker, maar het genie van Dickens wist nog iets veel ergers te creëren. James Carker is de rechterhand van Dombey. Hij neemt hem veel werk uit handen, maar blijft onderdanig, op het kruiperige af. Constant dwalen zijn ogen rond, iedereen observerend, wachtend op de kans om genadeloos toe te slaan. Altijd uiterst beleefd optredend, waarbij hij zó breed glimlacht dat enorme rijen witte tanden en veel tandvlees zichtbaar worden, tracht hij iedereen die ertoe doet voor zich in te nemen. Ondertussen vernedert en beledigt hij met enige wellust de mensen die onder hem staan, tot wie zijn oudere broer behoort. Ziet u hem voor u? Een wrede, intelligente man, die over een groot talent beschikt om te allen tijde onheil te stichten.

Jaloers is hij eveneens. Wat Dombey bezit, wil hij ook hebben. Dat moment breekt aan als hij Edith leert kennen, Dombey's tweede vrouw. Haar schoonheid bedwelmt iedereen. Daarom heeft Dombey haar ook gekozen, want hij wil met haar pronken op diners en recepties. Ze haat hem, want hij vernedert haar. Door een hooghartige houding aan te nemen, probeert ze haar gevoel van schaamte te verbergen. Carker doorziet beiden; hij begrijpt dat dit de kans is om de trotse Dombey tot op het bot te kwetsen. Zijn emoties winnen het van het koele verstand. Hoewel Edith van hem gruwt, gaat ze toch op zijn voorstel in: hij schaakt haar en beiden vluchten naar het buitenland. Dombey beseft dat zijn aanzien en zijn geld geen geluk, geen vriendschap, maar slechts ellende heeft gebracht. Zijn woede wordt slechts overtroffen door zijn vernedering.

05-01-2013

HITCHCOCK EN NORTH BY NORTHWEST

Hitchcock - fans kunnen er uren over debatteren: wat is nu zijn beste film en waarom? Donald Spoto, de biograaf van Hitchcock, noemde altijd "Vertigo". "Toneel -  en romanschrijver Willem Jan Otten is erg gesteld op "Rear Window", terwijl regisseur Paul Verhoeven zweert bij "North by Northwest". De laatste, uitgebracht in 1959, was één van de duurste, maar ook één van de succesvolste films die Hitchcock geregisseerd heeft. Velen hebben hem op hun lijstje staan, geregeld wordt hij nog op allerlei tv - netten vertoond. Wat is er zo bijzonder aan deze film?

Reclameman Cary Grant wordt aangezien voor FBI - agent George Kaplan en daarom gekidnapt door medewerkers van een anti - Amerikaanse spionnenorganisatie. Let wel: we leven in de Koude Oorlog. Hij weet zich van hen los te maken, maar ze blijven op hem jagen. Dat doet de politie ook, want die verdenkt hem, ook nu weer ten onrechte, van moord. Op jacht naar eerherstel trekt hij van het noorden naar het noordwesten van de Verenigde Staten, waarbij hij ook in de gaten wordt gehouden door de Amerikaanse spionagedienst, want daar heeft men George Kaplan in het leven geroepen om als lokvogel te dienen. Kaplan bestaat dus helemaal niet, krijgt Cary Grant te horen, maar de Amerikanen doen hem dan een verleidelijk aanbod. Ondertussen laat een jonge, blonde vrouw, gespeeld door Eva Marie Saint, duidelijk blijken hem aantrekkelijk te vinden.

In een beroemd interview met de Franse filmkenner en regisseur Francois Truffaut bevestigde Hitchcock diens mening dat deze film min of meer een samenvatting was van wat hij tot aan 1958 in Amerika gemaakt had. Diverse eerder gebruikte thema's en figuren worden hier knap samengebracht. De kenner knikt goedkeurend als hij voorbij ziet komen:
a) de onschuldige verdachte;  hij gaat op pad om de echte dader te pakken te krijgen. Hitch gebruikte dit gegeven graag, omdat de toeschouwer sympathie voor de hoofdpersoon opvat en dus volop met hem meeleeft.
b) De uiterlijk koele blondine; als je haar beter leert kennen, blijkt ze onverwacht hartstochtelijk te zijn. Hitch dacht dan altijd aan Grace Kelly.
c) De schurk met het aangename voorkomen en de goede manieren. Ook hier dus: men is niet wie men lijkt.
d) Een plaats van handeling die wijd en zijd bekend is; hier Mount Rushmore, met de koppen van vier presidenten in graniet uitgehouwen. Oorspronkelijk had Hitchcock onze film de titel "The Man in Lincoln's Nose" gegeven.
e) Tenminste één extra - lange spectaculaire achtervolging: Cary Grant wordt in een uitgestrekt, verlaten gebied beschoten door een sproeivliegtuigje, zodat hij beschutting moet zoeken in de maisbeplanting.

Hitchcock bracht graag mooie mensen in beeld die perfect gekleed waren, hij zorgde voor een scala aan spannende momenten, gevoel voor humor had hij ook, maar is er nog iets meer? Wilde hij wat beweren met "North by Northwest" ?
Het ging hem altijd om het amusement, waarbij hij erop lette dat de toeschouwers emotioneel geraakt werden. Ze moesten lachen, huilen, angstig zijn. Maar hij had ook zijn persoonlijke fantasieën en obsessies, die hij vooral toonde in "Vertigo". Daarnaast had hij zo zijn eigen kijk op de samenleving. Hij laat hier organisaties zien die volstrekt gewetenloos  met hun burgers omgaan, mensen die bereid zijn elkaar te bedriegen en te verraden, als hun dat beter uitkomt. Een spannende, vaak amusante film met een donker randje, zo zou ik "North by Northwest" het liefst willen omschrijven.

Overigens ben ìk van mening dat "Vertigo" Hitchcocks beste is.