25-12-2016

ALLEMAAL JANNEN

De vermogende en eens invloedrijke Amsterdamse familie Six kent een interessante traditie: de oudste zonen heten (bijna) allemaal Jan. Men begon daarmee in 1618; in 2016 woont in het familiepand aan de Kloveniersburgwal Jan de tiende, zijn zoon handelt in kunst en Jan de twaalfde kruipt onbezorgd als peuter rond. Laten we eens terugblikken.

In 1511 vestigde ene Jean Six zich in Saint - Omer, dat nu in Noord - Frankrijk ligt. Daar hielden de Sixen zich bezig met de handel in laken en kostbare kleuren, te gebruiken om stoffen te verven en kerken op te fleuren. In de loop van de zestiende eeuw spookte het overal in Europa: de macht van de adel taande, de burgerij kwam op, lutheranisme en calvinisme lokten geloofsvervolgingen uit. Toen in 1585 de Spanjaarden Antwerpen veroverden, vluchtten daarom tienduizenden naar Holland, en vooral naar Amsterdam. Vanaf 1586 woonden ook de Sixen daar. Ze namen hun kapitaal en vakkennis mee en wisten zo een fantastisch bedrijf op te bouwen. De eerste Jan zal niet alleen getuige zijn van de glorierijkste tijd van de Republiek en Amsterdam, maar dankzij rijkdom, aanzien en macht van zijn familie kan hij er ook volop van genieten. Hij zal de meest opvallende Jan Six worden.

Jan Six I werd geboren in 1618. Zijn moeder, al jong weduwe, behoorde in 1631 tot de 85 rijkste mensen van Amsterdam, één van de belangrijkste steden ter wereld. Alles daar was gericht op geld verdienen, iedereen kon carrière maken. In de Zaanstreek en op de Amsterdamse werven werden elk jaar honderden schepen ( zgn. fluiten) gebouwd, wat werk bood aan tienduizenden arbeiders. De aanleg van de Prinsengracht en Keizersgracht, plus tientallen bruggetjes, plus honderden huizen, was een gigantische onderneming en een enorm werkgelegenheidsproject.

Jan I stapte in 1643 in de handel van de familie. Zijn moeder beschikte rond 1650 over een kapitaal van rond de 400.000 gulden. Ter vergelijking: een predikant verdiende zo'n 600 gulden per jaar. Jan zelf stond in 1674 op 280.000 gulden, omgerekend zo'n 18 miljoen euro. Geld was er in zijn leven altijd in overvloed. Toch verraste hij na zijn dood zijn erfgenamen met rekeningen die nog betaald moesten worden.

Op zijn dertigste stopte hij met werken. Zoals voor zoveel Sixen na hem was kunst veel belangrijker. Boeken, beelden, schilderijen, hij verzamelde ze massaal. Omdat hij graag voor een edelman aangezien wilde worden en op een Britse gentleman lijken, ging hij jagen en paardrijden, terwijl hij constant een nonchalante, onthechte levenshouding aannam. In één opzicht week hij af: hij omringde zich het liefst met mensen die anders waren, dwars lagen. Rembrandt bijvoorbeeld die hem portretteerde, en Vondel, die graag goedbetaalde gelegenheidsgedichten voor hem schreef.

Zijn huwelijk in 1655 met Margaretha Tulp, een schoonheid uit een machtige familie, veranderde bijna alles. Een nieuw leven brak aan. Vrijwel tot aan zijn dood zal hij belangrijke bestuursfuncties voor Amsterdam bekleden: lid van de vroedschap (stedelijke regering), schepen (meer dan wethouder), burgemeester. Want iemand die door geboorte en huwelijk tot de aanzienlijkste families van de stad behoort, neemt zijn verantwoordelijkheid en profiteert daar ook van, want deze posten betaalden goed en de hooggeplaatste heren schoven elkaar natuurlijk de lekkerste porties toe. Hij schikte zich in zijn lot, want zijn grote liefde lag toch in de kunst.

Als door oorlogen de tijden veranderen, wanneer de eeuw op zijn eind loopt en Jan I sleetser wordt, dan houdt de Gouden Eeuw op te bestaan (Rampjaar! 1672!) en de gigantische uitstraling van Amsterdam verdwijnt om nooit meer terug te keren. En Jan? Bang voor de dood is hij nooit geweest. In 1696 schrijft hij: "Wat verliezen we door het sterven? De dood is een natuurlijke rechtvaardigheid." In 1700 was het zover.
Geert Mak, De levens van Jan Six. Amsterdam/ Antwerpen, 2016, 446 blz.