26-08-2013

BEVRIJDINGSFEEST

"Na zo'n bezetting kon men weer jaren mee: niets telde, alles kon men zich veroorloven." In 1945, ongeveer vier maanden na de bevrijding, in een land waar het feestgedruis vol zang, dans en vrijpartijen nog volop voortduurt, is het begrijpelijk dat ook een voormalig verzetsman zo denkt. Jonkheer Evert Hoeck van Linden tot Kruytbergen, 35 jaar, vat zijn huidige bestaan luchthartig op. Getrouwd, drie kinderen, beschikt hij over een eveneens gehuwde vriendin, Jeanne, die van hem in verwachting is. Niets gebeurt er in het geniep, iedereen mag alles weten. Tevens loopt er iemand rond, ene Harkman, die het vaste voornemen heeft Evert te blijven chanteren. Alleen dat proces dat die rijke, in de oorlog onbetrouwbare inktfabrikant hem wil aandoen, ligt Evert toch wat zwaar op de maag. Maar met volle teugen genieten, elke dag weer, en ondertussen door Nederland in alle opzichten een frisse wind laten waaien, hij is er helemaal voor.

Voor Evert kwam het verzet als geroepen. Klein van gestalte, neerbuigend behandeld door zijn twee broers die wel konden studeren, als jonker slechts van kleine adel, kon hij zich in de oorlog laten gelden. Persoonsbewijzen vervalsen, voedselbonnen regelen, joden en Engelse parachutisten een onderkomen bezorgen: wat een spanning, kameraadschap, heldenmoed! En nu is het allemaal voorbij. De dagen lijken op elkaar, de verveling begint  toe te slaan. Chanteur Harkman kent gelukkig de weg in het Amsterdamse uitgaansleven, en drie nieuwe, jonge, aantrekkelijke vrouwen melden zich. Het leven begint weer lekker gevaarlijk te worden.

Simon Vestdijk (1898 - 1971) is flink op schot in "Bevrijdingsfeest" ( 1949). Terwijl hij een nuchter, relativerend beeld schetst van het Nederlandse verzet, trakteert hij zijn lezers op twee moorden, een zelfmoord, een abortus, een geheimzinnige, zwijgende huisknecht, een onvervalste communist en twee vrouwen die niet jaloers zijn wanneer hun man en minnaar een ander heeft. Zoals altijd gaat hij diep op de psyche van zijn hoofpersonen in, hij schildert  een treffend tijdsbeeld en vergeet daarbij niet de verschillende verhaallijnen zó met elkaar te verbinden dat er een spannende roman ontstaat. Aan zijn stijl zult u aanvankelijk moeten wennen: lange, breed uitgesponnen volzinnen, uitvoerige beschrijvingen van mens, huis en natuur, maar uiteindelijk zult u zich beloond voelen.

07-08-2013

OP BEZOEK

Het had heel wat voeten in de aarde gehad, maar ruim een jaar geleden was het Gerrit toch gelukt om zijn ouders in een bejaardentehuis onder te brengen. Hoewel beiden geestelijk en lichamelijk weinig mankeerden, leek het hem toch raadzaam ze met professionele zorg te omringen. De instelling heette weliswaar Avondrood, maar de kamers zagen er schoon uit en de meeste oudjes zaten er tevreden bij. Wat wil een zorgzame zoon nog meer?

Gerrit had niet zulke prettige herinneringen aan zijn ouders. Als kind was hij een beetje bang voor ze geweest. Ze maakten vaak ruzie met elkaar, waarbij weleens borden sneuvelden en portretten van de muur vielen. Pa en ma spraken hem als jongetje geregeld op luide en strenge toon toe, waarbij ze met verwijten aan kwamen zetten die hem met verbazing vervulden. Had hij...? Moest hij...? Mocht hij niet...? Omdat beiden van het standpunt uitgingen dat hun kind vooral blij moest zijn dat het in hun gezin geboren was, verlangden ze geregeld uitingen van dankbaarheid. Kwamen die niet terstond, dan werd Gerrit demonstratief terechtgewezen.

Hun onvoorspelbare gedrag maakte hem onzeker en zwijgzaam. Als hij hun  niet vertelde waar en met wie hij speelde, dan konden ze hem ook niets verbieden. Als hij hun niet meedeelde dat hij de film "High Noon" wilde zien, dan hoefden ze hem ook niet thuis te houden. Geruisloos sloop hij telkens het ouderlijk huis uit, blij weer even vrij te zijn.

Natuurlijk begreep Gerrit  wel dat hij het zijn ouders niet makkelijk maakte. Als kind stilletjes en teruggetrokken; als puber iemand die zoveel mogelijk zijn eigen weg ging en zich weinig van de andere gezinsleden aantrok; als jongeman een bewoner van enkele kamers, die in het weekend de gewoonte had eerst tegen het ochtendkrieken thuis te komen, een doordringende bierlucht met zich meedragend.

Ook toen hij getrouwd was en kinderen kreeg, bleven ze hem nadrukkelijk gadeslaan. Zijn kinderen verwende hij, zijn grasveld diende vaker gesnoeid te worden, zijn vrouw bekommerde zich niet om het huishouden. Maar nu verweerde hij zich, schreeuwde ook, zodat ze een paar weken wegbleven. Terug kwamen ze altijd, want zijn ouders hadden weinig om handen; Gerrit met zijn gezin was eigenlijk hun enige hobby.

Toen zijn ouders bejaarden werden en dus steeds meer hulp nodig hadden, verwachtte Gerrit een wat mildere houding, maar dat was helaas niet het geval. De relatie veranderde nauwelijks. Gerrit, Truus en de kinderen bezochten de ouwelui geregeld, sleepten boodschappen aan, namen ze mee voor korte tochtjes, maar krediet bouwden ze daarmee niet op. Een zonnige zondagmiddag die ze oversloegen, op een verjaardag een cadeautje dat wat ongelukkig gekozen was, een kleinkind dat even niet de vereiste eerbied aan de dag legde: allemaal redenen om boos te worden, kwaad weg te lopen, felle beschuldigingen te uiten.

Nu zijn vader sinds kort eenzaam op zijn kamertje in Avondrood zat, ging Gerrit hem één keer in de week bezoeken, op zaterdag. Zonder zich daar zelf aanvankelijk van bewust te zijn, vroeg hij dan altijd iemand mee, zijn vrouw of één van zijn zoons. Pas later begreep hij waarom. Hij wilde niet alleen zijn met zijn vader. Zo dicht bij de man te moeten aanschuiven die hem zo vaak gekwetst had, nee, dat moest hij vermijden. Natuurlijk had zijn vader veel goeds voor hem gedaan. Hij had Gerrit geholpen om een eigen zaak op te bouwen, had hem in financieel zware tijden geld geleend, maar toch...echt vertrouwelijk waren ze nooit geworden. En als hij, zittend aan het bed, naar die kille grijze ogen en dat hooghartige gezicht keek, dan schoten hem weer allerlei botte opmerkingen door het hoofd: "Nee jongen, daar heb jij geen verstand van", "Kom, kom, ben jij nou zo intelligent?", "Wat jij voor ons doet is niks bijzonders, dat doet elk kind". Daarom manoeuvreerde Gerrit de medebezoeker naar vaders bed en ging hij zelf triomfantelijk in de verste hoek zitten.

Gerrit zuchtte. Misschien was hij te gevoelig voor deze wereld. Gelukkig hoefde zijn vrouw deze zaterdagmiddag niet te werken.