24-08-2019

EEN TEVREDEN MAN

Gerrit kende niemand die zo goed tegenslagen kon verwerken als Arthur. Ze hadden bij elkaar in alle klassen van de basisschool gezeten, waren beiden misdienaar geweest, speelden jaren in de jeugdelftallen van de plaatselijke amateurvoetbalclub. Rond hun twintigste stonden ze schouder aan schouder in de populaire cafés, dus Gerrit wist wat er in Arthurs leven misging en hoe hij daarop reageerde.

Zo kon Gerrit zich Arthurs opgewekte gezicht herinneren toen hij kwam melden dat zijn vriendinnetje Mandy zwanger was. Beiden waren negentien, studeerden nog, maar Arthur straalde bij de gedachte vader te zullen worden. "Ik hoop op een jongen", nam hij Gerrit in vertrouwen terwijl ze zijn armzalige flat bezichtigden. "Gezellig, hè? " vroeg hij glimlachend, en Gerrit wist dat hij het meende.

Die tevredenheid met alles wat het leven hem schonk, bleef Arthur altijd behouden. Toen hij ten onrechte ontslagen werd, verheugde hij zich op de sollicitatiegesprekken, die volgens hem altijd gunstig verliepen. Zijn vrouw kreeg borstkanker en hij was de enige die zeker wist dat de behandeling zou aanslaan, zodat niemand zich zorgen hoefde te maken. Als weduwnaar speelde hij met welbehagen moeder en vader, en dankzij zijn enthousiasme was de jonge Emilie bereid zijn tweede vrouw te worden.

Nadat zij enkele jaren later van hem scheidde, had hij het echt zwaar. Vrienden, de biljartclub en de carnavalsvereniging steunden hem, zijn jongste zoon bleek een begaafde voetballer te zijn, dus het leven werd weer leuk. Hij drukte overal handen, klopte op schouders en bezocht oudere eenzamen, want verdriet kon hij niet verdragen.

Toen hij met een ongeneeslijke ziekte werd opgenomen in het ziekenhuis, berustte hij snel. " Het leven was goed voor mij", placht hij tegen het bezoek te zeggen. Zat daar iemand bij die het zichtbaar moeilijk had, dan troostte hij hem of haar. Met een glimlach om de lippen sliep Arthur uiteindelijk in. Als er een hemel bestaat, dan zal hij de engelen vertellen dat het bij hen onmogelijk net zo leuk kan zijn als daar beneden.

10-08-2019

DE BROERS KARAMAZOV

Sommige vaders zijn een ramp. Neem nu Fjódor Pávlovitsj Karamazov. Hij heeft drie zoons en mogelijk nog een bastaardzoon. Zijn kinderen liet hij op het achtererf opgroeien en hij keek verder niet naar ze om. Geboren als edelman, begon hij zijn carrière als straatarme uitvreter, wist zich dankzij een toevallig kapitaaltje op te werken van kleine schurk tot een woekeraar van enige importantie. Nu, als oude man, een vrouwenjager, een drinkebroer, een onverbeterlijke egoïst. Wat hebben zijn zoons, de broers Karamazov, van hem meegekregen?

Dmitri is de oudste. Opgeleid tot officier in het leger wordt hij vanwege zijn onstuimige gedrag een tijdlang naar een grensstadje verbannen, waar hij zijn geld verbrast, zodat hij zijn vader om geld smeekt. Als hun moeder sterft, betaalt pa hem te weinig van de erfenis uit, vindt Dmitri. Eenmaal terug in hun dorp Skotoprigonjevesk (niet opzoeken, bestaat niet) spreekt hij zijn vader daar nadrukkelijk op aan. We leven in Rusland, 1866, eind augustus tot begin november. In die periode heeft de hitsige, driftige, hartstochtelijke Dmitri nog een ander appeltje met zijn vader te schillen. Beiden zijn uitzinnig verliefd op Gróesjenka, 22 jaar, een blozende, mollige, Russische schoonheid, ongenaakbaar als het moet, een femme fatale als ze daar zin in heeft.

Ivan is de middelste en de intelligentste. Hij is nu 23 jaar, en net zo'n ruziezoeker als zijn oudste broer en zijn vader. Toch een ontwikkeld man, een op het westen gerichte vrijdenker, die niet in God gelooft, maar de overtuiging huldigt: als God niet bestaat, is alles geoorloofd en valt dus het onderscheid tussen goed en kwaad weg. Een mening die grote droefheid veroorzaakt bij de enige beminnelijke, beheerste, haast engelachtige Karamazov: Aljosja. Hij is negentien, heeft enige tijd in een Russisch - orthodox klooster gezeten, maar op verzoek van een oudere monnik en biechtvader uitgetreden 'om het leven te leren kennen'. Hoofdschuddend, geregeld voor hen biddend, zegt hij over zijn familieleden: " Mijn broers richten zichzelf te gronde, en mijn vader ook. En zij richten behalve zichzelf ook anderen te gronde."

Blijft over de vermoedelijke bastaardzoon: Smerdjakóv. Hij heeft tot taak allerlei simpele, huishoudelijke karweitjes bij pa Karamazov op te knappen. Hij blijkt een goed mensenkenner te zijn, voelt zich broer met de broers, maar dat is niet wederzijds en daarom wordt hij kwaadaardig, wraakzuchtig en jaloers. Smerdjakóv lokt Ivan in een val, uitroepend: "U heeft mij toch al uw hele leven als niet meer dan een vlieg beschouwd, niet als een mens."

Dat er in dit explosieve milieu een moord gepleegd wordt, zal geen verbazing wekken. Alleen: wie heeft het gedaan? Er zijn geen getuigen, wel mensen die iets gehoord en gezien hebben. Op basis daarvan gaan de officier van justitie en een advocaat uitvoerig met elkaar in debat, waarbij ze uitgebreid psychologiseren en fantaseren.  Dostojevski weet overtuigend twee diametraal tegenover elkaar staande pleidooien  weer te geven, waarbij hij het juridische taaleigen van de advocaat en de officier van justitie knap nabootst. En je vraagt je af: wie heeft er gelijk? En later: is er sprake van een gerechtelijke dwaling? Ook Dostojevski kan actueel zijn.

Dostojevski is trouwens sterk bezig in De broers Karamazov. Compositorisch fraai is het zoals hij de luidruchtige hoofdintrige (de Karamazovs) afwisselt met verstilde gedeeltes over het kloosterleven, en de tragiek van het jongetje Iljoesja (hier laat hij zien dat hij van Dickens houdt) afzet tegen de spanning over de rechtszaak van Dmitri.

 Dostojevski zou Dostojevski niet zijn als hij zijn geloofsovertuiging zou verzwijgen. Bij hem is de liefde een kracht die uit God voortkomt. In de Russisch - orthodoxe Kerk betekent dit dat de liefde een middel is om van jezelf los te komen, zodat je je kunt verenigen met de mensheid en met God. Zo zou een zondeloos bestaan al tijdens je leven, als monnik bijvoorbeeld,  mogelijk kunnen worden. Ook daarover laat de auteur de broers debatteren.

En ja, natuurlijk is dit een roman vol extatische taferelen. Dat is het verwijt dat Dostojevski altijd gemaakt wordt. Zijn personages brullen, schelden, wentelen zich vol woede of verdriet over het tapijt, delen kaakslagen uit, haten of beminnen elkaar met de grootst mogelijke hartstocht. Zulke types ontmoet je uiterst zelden in het alledaagse leven; dus goed dat we Fjodor hebben.
Fjodor Dostojevski, De broers Karamazov. Vertaling Arthur Langeveld. Van Oorschot, Amsterdam, 2014. 966 blz.