26-01-2019

DE TRANEN VAN MIJN VADER

Zijn eerste publicatie verscheen in 1959, daarna lukte het hem om bijna elk jaar met iets nieuws te komen: John Updike (Reading, Pennsylvania, V.S. 1932 - 2009) was een hardwerkende, productieve auteur, die bovendien ook veelzijdig bleek. Romans, dichtbundels, korte verhalen, hij kon het allemaal en wist toch telkens een hoog niveau te halen, reden waarom hij twee maal de prestigieuze Amerikaanse Pulitzer Prize ontving. Hij mocht graag schrijven over het alledaagse leven van gewone burgers in New England, het uiterste noordoosten van de Verenigde Staten, waar hij woonde. In interviews benadrukte hij dat dit niet zo eenvoudig is: geen schokkende gebeurtenissen, geen heldendaden, maar voorvallen vol vreugde of verdriet; daarbij putte hij vaak uit zijn eigen leven.

Kort voor zijn dood in 2009 verscheen de bundel met korte verhalen My Father's Tears and Other Stories. Dat een auteur van in de zeventig zijn hoofdpersonen voortdurend laat terugblikken, zal geen verwondering wekken. Een van hen omschrijft in Persoonlijke archeologie zijn situatie als volgt: "Bejaarde golfvrienden dood of op sterven, oude zakenconnecties verwateren, geen kantoor om heen te gaan, vrouw altijd van huis om te bridgen of vergaderen, kinderen net zo druk en in beslag genomen als hijzelf op middelbare leeftijd." De herinneringen die dan opkomen, zijn bij Updike vooral weemoedig van aard, met een snufje wijsheid en een geur van gelatenheid. Zijn hoofdfiguren kennen eigenlijk geen wrok, zijn niet opstandig, vragen zich alleen weleens af: wat zou er gebeurd zijn als...zeker als het gaat om echtgenotes, want alle mannen hebben een echtscheiding meegemaakt, net als Updike zelf  trouwens.

Zo herinnert de ik - verteller in Marokko zich een vakantie, waar werkelijk alles misliep, terwijl hij en zijn vrouw toch hun vier jongere kinderen moesten entertainen. Toch voelde hij zich toen gelukkig en had het idee dat ze zo altijd bij elkaar zouden blijven. In de tien jaar die volgden, werd hun huwelijk ontbonden en zwierven alle kinderen uit. Ouderdom, isolement, weemoed.

De onvermijdelijke reünies kunnen ook voor raadsels en verrassingen zorgen. Leila in Vrij, met wie de hoofdpersoon een verhouding gehad heeft, beschikt nog altijd over prachtige ogen, "glanzend als juwelen in gerimpeld papier." Hij komt tot de conclusie dat hij indertijd onvrij was met zijn eigen vrouw, maar vrij met Leila.
Als in De weg naar huis David na vijftig jaar terugkeert naar het dorp en gebied waar hij opgegroeid is, hun boerderij bezoekt, afspreekt met oude high school - vrienden, beseft hij aan het einde van de avond: je bent van alles en iedereen vervreemd; zoals het was, zo zal het nooit meer worden.

Arthur Begley, die een biografie over Updike geschreven heeft, stelde eens een top tien op van zijn beste short stories; Updike heeft er 126 gepubliceerd. Op een eervolle tiende plaats zette hij De tranen van mijn vader, het titelverhaal van deze bundel. Een zoon, achttien jaar, reist met de trein naar zijn universiteit. Als zijn vader hem de hand drukt, schieten hem de tranen in de ogen. De jongen begrijpt het niet zo goed; later, als hij na vijftig jaar aan dit voorval terugdenkt, begrijpt hij het des te beter: een vader doet afstand van zijn zoon, die vanaf nu voor zichzelf kan zorgen. De vader beëindigt bovendien een levensfase waarin hij belangrijk was voor vrouw en kinderen. Een dubbel afscheid dus, en de zoon neemt in dit verhaal nog eens het hele leven van zijn vader door, vol begrip en compassie, want ook hij beseft nu ten volle dat het leven geeft en neemt.153   totaal
John Updike, De tranen van mijn vader. Vertaald door Auke Leistra. Amsterdam - Antwerpen, 2010. 312 blz.

10-01-2019

VADER GAAT OP STAP

" Van Het Dwaallicht is Elsschot ruim vijftien jaar zwanger geweest. Het boek speelt zich weliswaar af in de novembermaand van 1938, maar De Ridders eigen wandeling met de drie zeelieden door donker Antwerpen heeft al zo'n tien jaar daarvoor plaatsgevonden. Hij heeft het verhaal jaren met zich meegedragen en erover verteld. Pas in het voorjaar van 1944 was de geest blijkbaar rijp om het op te schrijven." Aldus Vic van de Rijt in zijn biografie van Willem Elsschot, pseudoniem van Alfons De Ridder. Met deze novelle, verschenen in 1946, zal hij zijn carrière als schrijver afsluiten.

Het Dwaallicht begint met een karakteristieke zin: "Een ellendige novemberavond, met een motregen die de dappersten van de straat veegt." Laarmans, een wat oudere man, is eigenlijk op weg naar zijn stamcafé, maar het nare weer doet hem besluiten huiswaarts te keren, naar vrouw en kinderen. Hij doet dat ongaarne, want het Antwerpse kroegleven maakt van hem een ander mens. Om thuis maar niet te hoeven praten, besluit hij een krant te kopen, zodat hij zich daar straks achter kan verschuilen. Dan wordt hij aangesproken door drie donkere mannen, zeelui, afkomstig uit Afghanistan, zoals ze later uitleggen. Ze zijn op zoek naar een meisje, Maria Van Dam, wonend in Kloosterstraat 15. Het adres staat op een stuk karton dat hun Engels sprekende leider, Ali, als een talisman bij zich draagt. Maria is rond de twintig, schatten ze, en heeft een verpletterende indruk op hen gemaakt. Als zakkennaaister was ze die middag op hun schip werkzaam; vriendelijk, vrolijk, behulpzaam, met een aangenaam figuur. Zij gaven haar cadeautjes, zij nodigde hen uit voor die avond. Waar is de Kloosterstraat?

Een lange tocht begint. Onder het mom van 'ik ga nu dwalende zwarte mannen helpen' trekt Laarmans van het ene adres naar het andere, hoewel hij eigenlijk hoopt op een avontuurtje met zo'n struise volksmeid die niet moeilijk doet. Terwijl ze hem bewonderend en dankbaar gadeslaan discussieert hij met Ali over het christendom, de islam, het communisme. En zie: Ali weet hem geregeld in het nauw te drijven.

De belangrijkste overwinning behalen de Afghanen op een ander vlak. Voor hen is Maria een heel bijzonder meisje, een pareltje. Van de vrouwen die hun als zeeman overal worden aangeboden, hebben ze een afschuw. En daar staat Laarmans dan aan het eind van de avond, met zijn troebele fantasieën. Hij schaamt zich. Vader moet maar eens naar huis.
Willem Elsschot, Het Dwaallicht. Eerste druk: Amsterdam, 1948. Deze druk: uitgeverij Polis, Antwerpen, 2018, met aantekeningen van Peter de Bruijn en een nawoord van Jamal Ouariachi. 113 blz.
Vic van de Reijt, Elsschot. Leven en werken van Alfons De Ridder. Amsterdam, 2011. 414 blz.