16-10-2023

DE IDIOOT

Als vorst Mýsjkin, ook Lev Nikolájevitsj genoemd, in 1867 de trein neemt naar Petersburg, ziet zijn toekomst er weinig rooskleurig uit. Hij is weliswaar pas 26 jaar, helblond met een wit puntbaardje, maar lijkt, met zijn ingevallen wangen en grote, blauwe, zwaarmoedige ogen die peinzend rondkijken, op iemand die aan epilepsie lijdt. Bezittingen heeft hij nauwelijks. Een schamel bundeltje met versleten kleren, en 25 roebel, dat is het. Vier jaar heeft hij in Zwitserland gewoond, waar hij behandeld werd voor zijn toevallen. Nu keert hij weer terug naar zijn vaderland, in de hoop in Petersburg verre familieleden te ontmoeten die hem verder kunnen helpen.

Ze ontvangen hem daar aanvankelijk koeltjes. Het scheelt dat hij zich 'vorst' mag noemen, want dat houdt in dat hij tot de hoogste en oudste adel van Rusland behoort. Omdat hij zo'n mooi handschrift heeft, kan hij wel ergens op een kantoor geplaatst worden. Hij maakt kennis met voorname families en ontdekt dat achter hun hoffelijke manieren, vriendschappelijke begroetingen en fraaie rijtuigen een wereld schuilgaat die vol is van carrièredwang, standsbewustzijn, onfrisse intriges en geldhonger. Als dan ook bekend wordt dat vorst Mýsjkin een enorm vermogen geërfd heeft, wordt hij door iedereen uitgenodigd.

En zo leert hij de twee jonge dames kennen die zijn leven zullen bepalen. Voor een bedeesde man als hij, die bovendien goudeerlijk, spontaan, wijs en wat naïef is, betekenen beiden zowel de hemel als de hel op aarde. Neem nu Nastasja Filippovna: verwoestend mooi, met geheimzinnige, fascinerende ogen, jarenlang de minnares van een vermogend man, labiel, jaloers, uitermate grillig. Ze aarzelt tussen hem en Rogosjin, een ruige rijkaard, in alles de tegenpool van de vorst. En dan Aglaja Jepantsjin, de jongste van de drie schoonheden thuis. Zij moet beslist een heel goede partij vinden , maar arrogant, verwend, spotziek en net zo grillig als haar concurrente als zij is, brengt ze de vorst geregeld tot wanhoop. Deze goedmoedige, verstandige man zit tussen twee bloedmooie vrouwen in, die hem afwisselend verafgoden en verguizen. Voor hem is de liefde voor Nastasje er een van medelijden: hij wil haar redden. Aglaja is de sensuele liefde. Met steeds op de achtergrond zijn mededinger, maar ook kameraad Rogosjin, beleeft de vorst, en met hem de lezer, woelige tijden.

Een roman van Dostojevski biedt natuurlijk nog veel meer. U leest over de toenmalige toestand in Rusland, het katholicisme, de donkere kanten van het Russische christendom, armoede. En de meeste personen reageren heftig, met armengezwaai, luide stemmen,  onbedaarlijke lachaanvallen en emotionele discussies. Maar vergeet zijn humor niet: met Fjodor kun je lachen.

Voor 'eind goed al goed' moet u in Hollywood zijn. Fjodor heeft iets heel anders bedacht, dat niettemin ook spectaculair is. Want, om maar eens te eindigen met een citaat uit deze roman van de grote meester: " We moeten niet uit het oog verliezen dat de menselijke drijfveren meestal onvergelijkelijk veel ingewikkelder en minder voorspelbaar zijn dan we gewoonlijk denken." Dat vond Freud ook !
Fjodor Dostojevski, De idioot. Vertaling, nawoord en aantekeningen Arthur Langeveld. Uitgeverij Van Oorschot, Amsterdam, 2015. 681 blz.


01-10-2023

McSORLEY'S WONDERBAARLIJKE SALOON

Commodore Dutch is een brutaal klein mannetje dat de afgelopen veertig jaar zijn brood heeft verdiend met het geven van een jaarlijks bal ten bate van hemzelf. Je kunt hem dus een bedelaar noemen, een zwerver, geen echte oplichter, want dat bal vindt heus wel plaats, en iedereen mag komen. In 1941 is hij 62 jaar; vrijwel zijn hele leven heeft hij doorgebracht op de Bowery en aanverwante straten in New York. Met zijn eigen ogen zag hij hoe de Bowery (van het Nederlandse "bouwerij", het oude woord voor "boerderij") vanaf 1894 in verval raakte. Eens vol met theaters, maar daarna vulden kroegen, danshallen, gokhallen en bordelen steeds meer deze 1,6 km lange straat. Hier ontmoette in de jaren dertig van de vorige eeuw journalist Joseph Mitchell (1908 - 1996) mensen die hem interesseerden en bereid waren hem hun verhaal te vertellen. Soms kwam hij bij ze thuis; vaak pleegde hij research om na te gaan of het wel allemaal klopte. Zijn uitvoerige stukken verschenen in The New Yorker.

Professor Zeemeeuw is zo iemand. Hij heet eigenlijk Joe Gould, zwerft zo'n 25 jaar langs allerlei kroegen en cafetaria's van Greenwich Village, en noemt zichzelf de laatste bohemien. Hij kleedt zich in afdankertjes, slaapt in portieken en parken. Naar eigen zeggen schrijft hij aan een Mondelinge Geschiedenis die al elf keer dikker is dan de bijbel, vol met belevenissen van hemzelf en anderen.

Dutch en Gould zijn innemende klaplopers, maar Lady Olga heeft altijd zelf voor haar inkomen weten te zorgen. Ze beschikt dan ook over een uitzonderlijk talent. Traden in vroegere tijden in amusementshallen of circussen vrouwen met baard op die òf geen vrouw waren òf een aangeplakte baard droegen, Lady Olga is een echte vrouw met een echte baard, die graag jurken draagt, en bij officiële gelegenheden gebruik maakt van lippenstift en rouge. Maar haar baard is ruim dertig centimeter lang, en bakkebaarden en een hangsnor heeft ze ook. De door Mitchell geraadpleegde artsen spreken van een verregaande verstoring van haar hormoonhuishouding. Met veel gevoel tekent Mitchell haar portret: een verstandige vrouw met beroepstrots, mensenkennis, soms opstandig over haar vreemde lot, dan weer bereid het hoofd te heffen en vastbesloten van dit leven iets waardigs te maken.

Omdat Mitchell graag van alles uitpluist, léér je ook van hem. Zijn langste stuk (53 blz.) wijdt hij aan de zigeuners in de V.S.: hun families, hun werkzaamheden, hun zwerftochten, terwijl hij in een apart artikel nog eens de zigeunervrouwen onder de loep neemt en vooral hun geraffineerde oplichterstrucs rond het waarzeggen uit de doeken doet. Hij vertelt welke indianen absoluut geen hoogtevrees kennen, waarom dat is en welke ijzingwekkende toeren ze bij allerlei staalconstructies moeten uithalen. Dure restaurants in New York serveren bijzondere venusschelpen, en hoe je die vangt, welk materiaal je daarvoor moet hebben, hoe het leven als schelpvisser is: Mitchell heeft met iedereen gepraat en legt het je uit.

Intrigerende mensen, merkwaardige levensgeschiedenissen, bijzondere informatie, Mitchell biedt het u allemaal aan. Dat hijzelf dertig jaar lang een writer's block heeft gehad, is weer een ander verhaal dat dan maar door één van zijn opvolgers verteld moet worden.
Joseph Mitchell, McSorley's wonderbaarlijke saloon. Vertaald en van aantekeningen voorzien door Jan Arentsman. Uitgegeven in 2016 door Van Oorschot, Amsterdam. 473 blz.

EEN PIANIST UIT POLEN

 U moet de charmes van Beatriz niet onderschatten. Hoewel ze tegen de vijftig loopt, getrouwd is en twee kleinkinderen heeft, weet ze haar jeugdige trainer in de sportschool dusdanig te verleiden dat hij haar in een hoek drijft. Ze biedt hem, beheerst als altijd, haar hals aan. Slank is ze, en lang. Ze loopt, zonder met haar heupen te wiegen, statig om u heen, zodat ze met haar donkere haar en ogen, hoge jukbeenderen en volle mond, wel degelijk de aandacht trekt. Is ze sexy? Verleidelijk? Nee. Maar toch voelt Witold, de oude Poolse pianist, zich tot haar aangetrokken.

Hoe ze elkaar kennen? In Barcelona is Beatriz lid van een comité dat voor een culturele kring maandelijks recitals organiseert. De 72 - jarige Pool, lang, stevig, met artistieke lokken, staat te boek als een vermaard vertolker van Chopin. Ze ontvangt hem, leidt hem rond, woont uiteraard zijn optreden bij, nodigt hem uit voor een etentje. Ze komt zelf uit een cultureel georiënteerde familie, verkeert in gegoede kringen, kan prettig met iedereen omgaan. Charmante vrouw, ik vertelde dat al. Zijn spel valt haar wat tegen, maar dat zeg je natuurlijk niet. Witold speelt sober, strak, laat de vurige Chopin achterwege. 

En dan komen de verrassingen. Terwijl hij over de hele wereld optreedt, stuurt hij haar mails, doet hij haar voorstellen. Of ze met hem meegaat naar Brazilië, of ze komt luisteren naar een optreden in Girona. Het zet haar aan het denken. Wat wil hij? Wat moet ze met die oude man, die heel goed weet dat ze getrouwd is. Is ze verliefd? Helemaal niet, maar ze kan hem toch niet uit haar hoofd zetten. Iedere vrouw zou toch ook gevleid zijn? Het komt tot gesprekken,  uitnodigingen, een logeerpartij. Hij spreekt moeizaam Engels, maar wat hij wil, is duidelijk: háár. Zij geeft hem rust, met haar wil hij samen leven, haar wil hij altijd om zich heen hebben. 

Maar voor Beatriz is Witold een oude man met hele grote handen en een bonkig lichaam, die een lelijk (te wit, te groot) kunstgebit draagt. Ze heeft medelijden met hem: een succesvolle, maar eenzame, oude musicus, reizend van het ene werelddeel naar het andere, hotel in, vliegtuig uit. Nee, het kan nooit iets worden, maar als hij sterft laat hij toch nog iets voor haar achter. Gedichten!

De Pool is geen psychologische roman in de gebruikelijke betekenis van het woord. Het boek bestaat uit zes hoofdstukken zonder titel, waarvan de onderdelen alle genummerd zijn. Zo kent hoofdstuk EEN 28 gedeeltes, en TWEE 41. Het lijkt alsof je een rapport leest van een psycholoog die een vrouw onderzocht heeft, want alle gebeurtenissen zien we door de ogen van Beatriz, afgewisseld met commentaar van de verteller. Auteur Coetzee heeft zo voorkomen dat deze droevige, romantische geschiedenis sentimenteel zou worden. Er wordt gedacht, vermoed, gegniffeld, en u als lezer doet mee. 

Er worden namelijk ook filosofische vragen opgeworpen, die ertoe leiden dat onze Nederlandse filosoof Paul van Tongeren uitriep dat deze roman zo rijk aan inhoud is. Hoe ver reikt de macht van taal? Wat is liefde? Doet leeftijd ertoe? Voor mij gaat deze zeer leesbare roman vooral over vergankelijkheid. Eens gaat in een mensenleven alles voorbij: roem, jeugd, verliefdheid, geluk. Dan kunnen we slechts weemoedig terugblikken. Legt u zich daar maar vast bij neer. 

J.M. Coetzee, De Pool. Oorspronkelijke titel: The Pole (2022). Vertaling Peter Bergsma. Uitgeverij Cossee, Amsterdam. 2023.