25-08-2018

IK DOE GEWOON MIJN WERK

Raymond Chandler (Chicago;1888 - 1959) was weliswaar niet de eerste die het genre van de hard - boiled detectiveroman beoefende, die eer gaat naar Dashiell Hammett, maar hij heeft stijl en genre wel verfijnd en daardoor naar een hoger niveau getild. Zijn productie was niet zo groot: zeven misdaadromans, 24 misdaadverhalen. Hij startte ook betrekkelijk laat: geldnood dwong hem eens wat uit te proberen en hij sloeg aan het schrijven. Zijn eerste korte verhaal verscheen in 1933, zijn eerste roman in 1939. Toen zijn werk succesvol bleek, kwam Hollywood in zicht. Regisseurs als Billy Wilder en Alfred Hitchcock lieten Chandler de scenario's van enkele veelgeprezen films schrijven. Prima, maar wat houdt dat hard - boiledgenre nu eigenlijk in?

Laten we als voorbeeld The Long Good - bye nemen, in 1953 verschenen, veelvuldig door schrijvers en critici geprezen, in 2017 door Peter Bergsma vertaald. De ik - verteller heet Philip Marlowe, 42 jaar, van beroep privédetective, en echt wat je noemt een eenzame wolf. Geen vrouw, geen kinderen, geen familie, geen compagnon. Hij wacht in zijn duffe kantoortje in Los Angeles op klanten, toont weinig emotie, kent geen angst, laat zijn intellect werken en observeert constant. "Ik doe gewoon mijn werk", is één van zijn geliefde uitspraken. Maar zelfs hij kan door een ander geraakt worden. Zo ontmoet Philip een man met een vreemdsoortig uiterlijk, Terry Lennox. Nog betrekkelijk jong heeft hij opvallend wit haar en één kant van zijn gezicht lijkt wel bevroren, is witachtig en doorkliefd met kleine littekens. Plastische chirurgie, toch wel akelig om te zien. In de omgang is Terry opmerkelijk hoffelijk, drinkt alleen wat veel. Er ontstaat vriendschap tussen beide mannen, totdat Terry beschuldigd wordt van moord, wegvlucht met de hulp van Philip en zelfmoord pleegt. Philip weigert een verklaring af te leggen, vindt dat deze zaak stinkt, en wil bovenal geen vriend verraden. Vervolgens rolt er een kluwen aan gebeurtenissen op hem af waarin nog eens drie doden vallen en bloedmooie vrouwen hem benaderen, terwijl de onderwereld, superrijke zakenlieden en genadeloze rechercheurs zijn pad kruisen.

Wat is hier hard - boiled aan? Het geweld, het wapengebruik (altijd expliciet genoemd: Mauser 7.65, model PPK), de hele dag whisky, de grote stad, tamelijk expliciete seks. Maar vooral het taalgebruik doet het hem. Realistisch, met flitsende dialogen en plastische vergelijkingen, zoals: "Ze had ogen die het geld in je portemonnee konden tellen", en "Alles leek zo dood als een farao." Daarbij past de cynische toon. Marlowe gelooft nergens meer in. De wet is onrechtvaardig, de pers dient de rijken en machtigen, politici zijn corrupt. Zelfs vriendschap, ontdekt Marlowe helemaal aan het slot, is niet meer wat het geweest is. Er deugt eigenlijk niet veel van de wereld.

In 1973 werd de roman verfilmd door regisseur Robert Altman, met Elliott Gould in de hoofdrol en Arnold Schwarzenegger in één van zijn eerste, toen nog hele kleine, filmrollen.
Raymond Chandler, Het laatste afscheid. Oorspronkelijke titel The Long Good - bye, 1953. Vertaling Peter Bergsma, Amsterdam, 2017. 452 blz.

12-08-2018

PORTRET VAN EEN LIEFHEBBER

Op zijn veertigste besloot oom Arthur zich geheel over te geven aan zijn enige hartstocht: mooie vrouwen. Hij wilde voortdurend in hun nabijheid zijn, ze constant om zich heen hebben. Oom Arthur genoot van hun aanblik, snoof met welbehagen de geur van hun parfum op, betastte met liefde de verfijnde stof van hun smaakvolle kleding, luisterde verrukt naar het aangename geluid van hun lieflijke stemmen.

Omdat oom Arthur zelf met zijn kleine gestalte, dikke buik, kalende schedel en droefgeestige ogen een uitgesproken onaantrekkelijke man was en dat ook heel goed besefte, stelde hij zich altijd nederig en dienstbaar op. Hij verscheen in de schouwburg, ontmoette schoonheden op recepties, tentoonstellingen, premières en andere officiële bijeenkomsten, en wist zich nuttig en soms zelfs onmisbaar te maken door allerlei diensten aan te bieden. Actrices stelde hij voor aan regisseurs of directeuren van gezelschappen; schoonheidskoninginnen bezorgde hij een representatieve functie of liet hij kennismaken met rijke, oudere heren. Knappe meisjes die bij de film wilden bracht hij in contact met de juiste vertegenwoordigers van maatschappijen, of met vooraanstaande docenten van toneelscholen.

Hij ontwikkelde een oog voor talent. Toen Katerina bij hem kwam was ze weliswaar verbluffend mooi, maar voor een aankomend danstalent toch dik en onbeholpen. Hij liet haar lessen nemen, bracht haar discipline bij, verzamelde vakmensen om haar heen, en zie: op haar twintigste vochten vooraanstaande gezelschappen om haar handtekening. Daarom meldde Jeannette, die zo graag een klassieke zangeres wilde worden, zich bij hem. Dankzij zijn relaties bij conservatoria, in de operawereld en agentschappen kon ze, mede door haar fantastische stem en fascinerende uiterlijk, de ster worden die ze altijd had willen zijn.

Kon oom Arthur genieten van hun dankbaarheid? Lang niet altijd. Zeker, ze noemden hem oom, om hun aanhankelijkheid aan te geven, maar vaak lieten die prachtige dames, juist in het bijzijn van anderen, zich laatdunkend over zijn nietige gestalte uit, of bestormden hem met hun woedeaanvallen. Daar leed oom Arthur onder. Hij wilde gewoon bij hen horen, van hun charmes genieten, hun vertrouweling zijn. Ze moesten maar niet te veel op hem letten, hem af en toe een beetje verwennen, dan was hij al tevreden.

Hij toonde zich van zijn allerbeste kant als hun schoonheid verwelkt was. Waren ze  arm, dan stopte hij ze wat geld toe; haperde hun gezondheid, dan zorgde hij voor uitstekende geneesheren; waren ze rijk maar ook eenzaam, dan zocht hij ze op en trachtte zo'n ongelukkige vriendin op zijn eigen, charmante manier te amuseren. Hij kon prachtig gitaar spelen, geweldig voorlezen uit het werk van zijn favoriete schrijver Thornton Wilder, en vooral... zo meeslepend vertellen over vroeger. Als oom Arthur herinneringen ophaalde aan die jaren toen de dames omstuwd werden door de knapste en rijkste mannen van de stad of zelfs het land, dan kwamen ze wat dichter  hem zitten, hielden zijn hand vast en sloten hun ogen. Op zo'n moment voelde oom Arthur zich volmaakt gelukkig.