23-04-2013

OP WACHT

Met een vergenoegd gezicht nam de oude man voorzichtig plaats op zijn geliefde bankje. De achterdochtige ogen  en cynische grijns gaven aan  dat deze grijsaard met zijn grove karakterkop zich weinig aan anderen gelegen liet liggen. Een man met een hekel aan vriendelijkheid en een voorkeur voor een knallende, intens beledigende ruzie. Hij wist dat hij  nors overkwam, maar dat beroerde hem niet. Wat men van hem vond, liet hem onverschillig. Hoewel haast elke beweging hem pijn deed, trok hij zich daar niets van aan, want vanaf de rand van het dal kon hij nu uitkijken over het dorpskerkhof, klein en knus, dat omringd werd door indrukwekkende bossen. Hij kende elk graf, wist wie er lag.

Triomfantelijk overzag hij het slagveld. Zeker, hij had een paar vrienden overleefd. Neem nu Hubert. Die stond, opgewekt, altijd voor je klaar; had hem de fijne kneepjes van het klaverjassen bijgebracht. Na een kleine onenigheid kort voor zijn dood wilde Hubert niets meer met hem te maken hebben. Links achteraan was zijn graf. En Sjaak zei nooit zoveel, maar toen de oude man wat aanrommelde met een vrouw uit een naburig dorp, greep hij in en redde zo zijn huwelijk. Vanwege een woordenwisseling waarin de oude man Sjaaks familie onder de loep had genomen, weigerde  hij hem op zijn sterfbed te ontvangen. Ergens in het midden van de derde rij kon je zijn laatste rustplaats vinden. Met Piet ging hij elke zondag naar het voetballen kijken, totdat een dronken automobilist daar een einde aan maakte. Waarom wist hij niet, maar de zoons van Piet hadden de oude man bij de begrafenis uit de kerk geweerd.Vlak achter Sjaak lag hij nu, onder een massieve steen.

Tot zover de kleine kring van aardige mensen. Tsjonge, wat had God veel etters op de wereld gezet. Collega Kees bijvoorbeeld.  Altijd bezig met zijn eigen roem. Híj moest en zou iedereen aftroeven. Scoren, uitblinken, liefst ten koste van een ander, heerlijk vond hij het. Jaloers en wraakzuchtig als iemand iets beter kon dan hij. De oude man deed geen poging om zijn glimlach te onderdrukken. Na een jarenlange, pijnlijke strijd was Kees vorige week overleden. Je kon het verse graf ook uit de verte prima zien. Daar trok de oude man dan ook graag een kwartiertje voor uit. En denk ook eens aan overbuurman Herman. Een grote griezel. Altijd beleefd en aardig doen, maar als er iemand uit het dorp zwakker was, dan treiterde en beledigde hij de man tot op het bot. Ging dan onverwacht achter hem staan en siste: "Nu zul je wel bang zijn, hè. Wat doe je nou? " Of hij stuurde anonieme briefjes rond, vol ordinaire toespelingen. Dicht bij de ingang, twee hersenbloedingen. Soms straft God heel doeltreffend.

Toen zijn blik bleef rusten op een sierlijke grafsteen in het midden, kreeg zijn harde kop een haast milde uitdrukking. Tegenover juffrouw Charlotte had hij zich hulpeloos gevoeld. Ze was de jonge, onaantrekkelijke dorpsonderwijzeres, beschaafd, innemend, altijd vriendelijk. Al zijn provocaties stuitten af op haar prettige karakter, waardoor hij zijn voorliefde voor ruzies maar opgaf en haar telkens beleefd groette door keurig zijn hoed af te nemen. Borstkanker, veel te jong, vond zelfs hij.

Sommigen hier had hij gehaat, de meesten lieten hem onverschillig. Een groot wantrouwen vervulde hem als hij over de mensen nadacht. Een misantroop noemen ze zo iemand als ik, meende hij te weten. Met grimmige voldoening stelde hij vast  dat hij uiteindelijk als laatste de boksring die leven heet, zou verlaten.

Moeizaam stond de oude man op. Nog even wierp hij een blik in de richting van een sierlijk boompje, met daaronder een verzorgd stukje gras. Dat was zijn plekje. Hij dacht aan de afspraak met de leden van zijn kaartclub. Wanneer ze allemaal gestorven waren, zouden ze 's nachts om twaalf uur de deksel openslaan, de grafsteen opzij schuiven en vervolgens een kaartje leggen. Geen gezellige potjes natuurlijk, maar met de vuist op tafel en het mes tussen de tanden. Hij keek er verlangend naar uit. Want het leven gaat over in de dood, met alle personages in hun oude rollen.

13-04-2013

VAN DE DINGEN DIE VOORBIJ ZIJN

Nadat Gerrit vrij onverwacht weduwnaar was geworden, had hij genoeg tijd om terug te blikken. Werken deed hij niet meer, en zijn kinderen woonden zó ver weg dat hij niet bang hoefde te zijn voor onverwachte bezoekjes. Hij miste zijn vrouw; omdat dit gevoel eerder sterker werd dan afnam, vluchtte hij weg in zijn herinneringen, fantasieën, foto's. Telkens weer haalde hij zich voor de geest hoe ze elkaar hadden ontmoet.

Dat was op de instuif geweest. Gerrit en Gonnie hadden hun jeugd doorgebracht in een doodgewoon provinciaals stadje met weinig uitgaansmogelijkheden, dus een dansavond, georganiseerd door de kerk en  katholieke jongeren, bleek al gauw een zeer geschikte mogelijkheid om de andere sekse te leren kennen. Gonnie was klein, donker en springerig, Gerrit lang, broodmager, ernstig. Als magneten voelden ze zich tot elkaar aangetrokken. Al gauw liepen ze, verlegen lachend, hand in hand door hun stadje. Gerrit voelde zich verliefd èn opgelucht. Hij had altijd over huizenhoge drempels moeten klimmen voordat hij een meisje durfde aan te spreken; als hij zijn schroom eindelijk overwonnen had, beschikte hij over zo weinig tekst dat de stiltes pijnlijk werden. Maar nu had hij Gonnie. Aanspreken, praten, veroveren, het hoefde goddank allemaal niet meer.

Zelfverzekerd toog hij naar Haarlem. Daar probeerde hij zo snel mogelijk  zijn boekhouddiploma's te halen. Gonnie wilde dolgraag samenwonen in een flat die ze al aan het inrichten was. Gerrits toekomst lag als in beton gegoten vóór hem. Heerlijk!

Als Gerrit dit punt bereikt had in zijn gemijmer, nam een onbehaaglijk, wat weemoedig gevoel bezit van hem. Het beeld van dat piepjonge, helblonde, groenogige meisje raakte hij dan een hele poos niet meer kwijt. Hij wist alleen dat ze Vera heette en hem in Haarlem vastbesloten achtervolgde. Het begon hem namelijk op te vallen dat ze in de kantine of  collegezalen geregeld opdook en bij hem in de buurt ging zitten of staan. "Wat een mooie meid," bromde Ruud, een medestudent met wie hij vaak optrok. En inderdaad, ze was beeldschoon. Haar allerfraaiste kant draaide ze in zijn richting, vervolgens staarde ze dromerig in de verte, wachtend om aangesproken te worden. Gerrit raakte in een toestand van complete verwarring. Hij had toch Gonnie? Ze gingen toch samenwonen? En die flat dan? Bovendien: uitmaken, hoe doe je dat? En als het met deze Vera niks zou worden, dan zou hij echt met lege handen staan. Maar ze was wel een plaatje. Hij zag haar vrijwel dagelijks. Zou hij haar een kop koffie aanbieden? Meevragen naar de bioscoop? Stel dat hij smoorverliefd werd? Wat dan?

Weduwnaar Gerrit had dagen dat hij voortdurend aan deze innerlijke tweestrijd van jaren geleden terugdacht. Hij zag zichzelf  hand in hand met een filmster naar zijn ouderlijk huis lopen om haar trots aan iedereen voor te stellen. Goedkeurend hoofdgeknik, bewonderende blikken, licht jaloerse opmerkingen, ze trokken als een film aan hem voorbij. Als hij echt op dreef was, liep hij glimlachend door de kamer, terwijl hij de druk voelde van een poezelige meisjeshand (Gonnie had harde werkhanden), die liefkozend  in de zijne kneep. Maar wanneer hij weer tot zichzelf kwam en in de spiegel zijn grijze snor en kalend hoofd waarnam, besefte hij dat de tijd zijn werk gedaan had. Hij had trouwens nooit ook maar één woord met zijn Marilyn Monroe gewisseld. En zonder Gonnie was er eigenlijk ook niks meer aan.

01-04-2013

DE LEZER GEFOPT

                                                  


Omdat ik al zoveel boeken heb, ben ik streng voor mijzelf op de boekenbeurs. Maar lopend door de lokalen van het Blariacumcollege valt mijn oog op de titel De kussenjongen van hofdame Onogoro (1995). Er was toen iets met dat boek, herinner ik me. Hoe zat dat ook al weer? Ik tel drie euro neer om het thuis eens nader te bekijken.

Uit de titelpagina blijkt dat ik de Nederlandse vertaling van een wetenschappelijke uitgave in handen heb. De tekst is “bezorgd door Alison Fell”, van het Japans in het Engels vertaald door Arye Blower en wordt ingeleid door sir Geoffrey – Pollack. Blower studeerde sinologie en Japanse letterkunde, sir Geoffrey blijkt  verbonden aan het St. – Antony’s college. Deze deelt in zijn inleiding  mee dat De kussenjongen geschreven is in de Kleian – tijd, tussen het einde van de tiende en het begin van de elfde eeuw. En opeens weet ik het weer: dit is allemaal nep, bedrog, flauwekul: de lezer wordt gefopt.

Alison Fell (1944) is gewoon een Schotse dichteres en romanschrijfster die zich uitstekend heeft voorbereid en vervolgens een roman schreef waarin het leven aan een Japans hof van zo’n duizend jaar geleden centraal staat. Hofdame Onogoro verveelt zich tijdens de vrijpartijen met een oudere generaal; daarom plaatst ze een jonge, blinde staljongen achter een scherm, die haar telkens een erotisch verhaal in haar fraaie oor fluistert als de generaal met haar aan de slag gaat.

Waarom wil een auteur zijn lezers voor de gek houden? Het is een spel, een wedstrijd. Wat weet de lezer, welke aanwijzingen moet ik hem geven, kan ik hem overtuigen? Voor Alison Fell kwam er nog iets anders bij. In een interview vertelt ze dat ze opgroeide in een streng Schots, calvinistisch milieu; praten over seks was taboe. Daarom verschuilt ze zich achter een historische facade om onbekommerd over vleselijke lusten te kunnen schrijven. Ze doet dat ook in De vrouw van Lilliput (1999).

Zijn er nog mensen in de val gelopen? Jawel. Een vooraanstaande boekhandelaar in Duitsland vermeldde De kussenjongen in zijn catalogus onder de afdeling Studies van Japanse literatuur. De recensent van de Volkskrant nam in zijn bespreking van 26 april 1995 alles serieus, maar Hugo Pos rook in Trouw  van 19 mei onraad. Hij is geen vakman, Ivo Smits wel. Momenteel doceert hij Japanse letterkunde aan de Universiteit van Utrecht. In zijn bespreking ( NRC, 21 – 07 – 95) wijst hij op de mogelijkheid dat Arye Blower weleens “air blower” oftewel “luchtblazer” kan betekenen. Hij merkt op dat Japanse hofdames in de elfde eeuw géén verjaardagen vierden en niet hun sandalen aanhielden in huis. In de memoires van echte hofdames  werd nooit ook maar gezinspeeld op seks.

Romans uit het oude Japan bestaan uit een mix van proza en poëzie, weet ik van Ivo Smits. In De kussenjongen staan tientallen korte, oosters aandoende gedichten, alle vertaald door Esther Jansma. Ik wil afronden door er eentje te citeren. Als u het dubbelzinnig vindt, dan heeft u dat goed gezien.

Mijn bescheiden huis

is gedekt met biezen.

Maar zoek binnen

en je vindt

de lotus van de eeuwigheid.

  


LINCOLN, DE FILM

        

De laatste maanden  voor zijn gewelddadige dood in 1865 was president Lincoln op twee fronten verwikkeld in een historische strijd. Hij wilde eerst de afschaffing van de slavernij bewerkstelligen en vervolgens vrede sluiten met het Zuiden, wat het einde zou betekenen van de bloedige burgeroorlog. De Amerikaanse bevolking droeg Abraham Lincoln op handen. Geregeld kwamen er duizenden mensen toegestroomd om hem te zien en zijn toespraken te beluisteren. Als jongeman had hij meegemaakt hoe een sloep met aan elkaar vastgeketende negers de haven van New Orleans binnenvoer, waar ze verhandeld zouden worden op de slavenmarkt. Nu hij zijn tweede ambtstermijn begonnen was, trachtte hij met zijn Republikeinse partij en eventuele hulp van twintig Democratische  afgevaardigden  tweederde van de stemmen binnen te halen, waarmee het dertiende amendement op de grondwet aangenomen kon worden. Maar zijn tegenstanders gruwden al van het denkbeeld dat vrouwen kiesrecht zouden krijgen, laat staan dat vier miljoen voormalige slaven  binnenkort vrij konden rondlopen. Wat gebeurt er dan met ons land?

Met zijn lange, broodmagere gestalte steekt Abe Lincoln boven iedereen uit, met zijn hoge, enigszins geknepen stem weet hij zijn toehoorders, waar hij zich ook bevindt, tot luisteren te dwingen. Onder bijna alle omstandigheden blijft hij bedachtzaam, observeert aandachtig, doet wijze uitspraken, paart humor aan zelfspot, is bereid tegenstanders gelijk te geven. Je zou haast denken met een heilige van doen te hebben, maar gelukkig lukte het regisseur Steven Spielberg en acteur Daniel Day – Lewis (een Oscar!)  op tijd om  Lincoln tot een echt mens terug te brengen. Opgewonden en geëmotioneerd wordt Abe als zijn op  twaalfjarige leeftijd overleden zoontje Willie ter sprake komt, of als hij heftige verwijten van zijn vrouw pareren moet. Hij is bovendien ook een politicus die nederlagen haat. Lincoln heeft de reputatie onkreukbaar te zijn, maar om de afschaffing van de slavernij door het parlement te slepen staat hij omkoping toe, manipulatie, intimidatie en zelfs misleiding van het Huis van Afgevaardigden. Het gaat  tenslotte om een bevolkingsgroep die generaties lang ten onrechte in gevangenschap leeft.

Spielberg schetst ons een verdeeld Amerika: niet alleen van Noord tegen Zuid, maar ook van de Republikeinen versus de Democraten, en binnen de Democratische partij is er ook grote onenigheid. Hij heeft van “Lincoln” (2012) een sterk historisch drama gemaakt van twee – en – een – half uur, waarin hij opnieuw laat zien waar zijn grootste kracht ligt: een verhaal vertellen. In alle geschiedenisboekjes staat beschreven hoe de discussie rond de slavernij is afgelopen, maar toch zit je als kijker, samen met mevrouw Lincoln, mee te tellen hoeveel stemmen we nog nodig hebben. Spielberg kan spanning oproepen en bij de toeschouwer oprechte interesse wekken voor zijn personages. Hij heeft geen bijzondere, maar wel een goede film afgeleverd.