29-11-2012

ALLES IS FAMILIE

Ze hoeft er niet lang over na te denken. Kim van Kooten, scenarioschrijfster van de Nederlandse speelfilm "Alles is familie " ( november 2012) heeft een voorkeur voor weduwnaar Dick. Hij is vrijwel de enige die in alle rust, zonder anderen met zijn sores lastig te vallen, verder gaat met zijn leven. Dat betekent in je eentje èn twee kleine kinderen opvoeden èn je verdriet in bedwang houden. Tijd voor een relatie heeft hij even niet en misschien ziet hij ook wel op tegen zo'n stap.

Zijn schoonfamilie zit echter heel anders in elkaar. Terwijl men allerlei plannen smeedt om het veertigjarig huwelijksfeest van de ouders Arend en Jeannette  (Martine Bijl zoals u haar niet kent) naar een ongekende hoogte te stuwen, stuiteren de schoonbroers Rutmer en Charlie met veel lawaai in het rond. Rutmers vrouw Winnie  (Carice van Houten) gooit geregeld olie op het vuur door als een pinnige schooljuffrouw iedereen voortdurend terecht te wijzen.

Relatieproblemen zijn volop voorradig. Rutmer denkt uitsluitend aan componeren, produceren en cd's, waarbij hij tot zijn eigen frustratie niet verder komt dan oppervlakkige liedjes; Charlie wordt overal ontslagen, neukt er lustig op los, maar durft geen enkele verantwoordelijkheid aan; Winnie heeft op haar vijfendertigste maar één hartstochtelijke wens: een kind. Laat nu uitgerekend die hypervrolijke, supermannelijke Rutmer slechts dood zaad te bieden hebben.

Haast iedereen uit ongeremd zijn of haar emoties. Men brult, lacht, huilt, slaat en scheldt vol overgave, te laat of helemaal niet beseffend dat er een familielid gekwetst zou kunnen worden. Alleen vader Arend en Dick  houden zichzelf in de hand. Maar dat Arend het liefst helemaal alleen wil kamperen in een stil bos, is ook niet zonder reden. En Dick zegt niet voor niets tegen zijn schoonmoeder dat al die egotrippers de afgelopen twee jaar ook weleens hadden kunnen praten over het overleden zusje dat zijn vrouw was.

Honderd procent geluk bestaat niet, teleurstellingen en tegenslagen overkomen je nu eenmaal. Eenzaamheid laat zich niet op verzoek verdrijven. Speeddaten bleek voor Martine Bijl geen oplossing, terwijl Willeke Alberti een leuke man ontmoet zonder er iets voor te hoeven doen. Zo wispelturig kan het leven zijn.

Aan het slot van deze turbulente, geslaagde komedie hebben velen een partner gevonden, maar sommigen blijven alleen staan. Het geluk is ongrijpbaar, zoals J.C. Bloem al dichtte:

 Ik heb van 't leven vrijwel niets verwacht,
 't geluk is nu eenmaal niet te achterhalen.
 Wat geeft het? - In de koude voorjaarsnacht
 zingen de onsterfelijke nachtegalen.

15-11-2012

EEN VROUW MET AMBITIE

Voor Sjaan zag de toekomst er als jong meisje heel duidelijk uit: leren, weg uit die arbeidersbuurt, een leuke man, geld en aanzien. Een mevrouw wilde ze zijn. Ze startte goed. De mulo haalde ze makkelijk, ze werkte als secretaresse bij Philips, en ontmoette Leo.

Hij was niet zo snugger, had twee linkerhanden, maar beschikte over een opgeruimd karakter. Bovendien kon hij uitstekend met mensen opschieten; ze mochten hem. Kort na hun huwelijk stapte Leo de horeca in. Daar was hij geknipt voor. Al gauw had hij een café en een restaurant met danszaal gepacht, die hij in de jaren vijftig en zestig tot grote bloei bracht. Van de een maakte hij de drukste kroeg van de stad, in de ander speelden populaire orkestjes, kwamen verenigingen hun feestjes vieren, stroomde op carnavalsdagen het publiek massaal toe.

Ze reden rond in een prachtige sportauto met open kap die veel bekijks trok, maar tevreden was Sjaan niet. Ze wilde erkenning, erbij horen. Maar dames van buiten de horeca bleven op afstand. Men zag haar in ons provinciestadje als de vrouw van die man met die kroegen. Dat ze pikzwart geverfd haar had en zich zwaar opmaakte, werkte ook al niet mee. En dan al die rinkelende kettingen en armbanden...

De neergang kwam toen de eigenaar van het restaurant zelf wilde cashen. De termijn van de pacht was verstreken en hij wilde niet verlengen. Sjaan zag het als een degradatie.  Nu bleef alleen dat café over. Rokend, drinkend, pratend zat ze daar op haar vaste plek aan de tap, alsmaar dikker wordend, want veel beweging had ze niet. Hoewel er genoeg echtparen binnenliepen, bleven de contacten met die dames oppervlakkig, want ach, de vrouw van de waard... Aan haar uiterlijk deed ze niet meer zo veel. De verloedering zette in.

Leo was een bangerik. Omdat hij vreesde voor onbekende, luidruchtige klanten, sloot hij 's avonds de deur. Vreemdelingen liepen dan door, de stamgasten belden aan. Maar ook zij trouwden, verhuisden, stierven, maakten ruzie, bleven weg. Zonder nieuw bloed werd de ruimte groot, de stilte voelbaar. Een faillissement kon nog maar net voorkomen worden, het café veranderde in een bloemenzaak.

Sjaan en Leo verhuisden naar een piepklein flatje. Ze deed raar als je haar op straat dreigde te ontmoeten. Eigenlijk wilde ze je liever niet spreken. Ze wendde net op tijd haar hoofd af, of sloeg taktisch een zijstraat in.

Op haar begrafenis mocht alleen de familie komen. Sjaan had het wel gehad met de mensen, denk ik.





02-11-2012

EEN ONGELUKKIGE DIEF

Hoe banaal kan een dag in Nederland wel niet eindigen? In gedachten verzonken verlaat ik 's avonds om half elf mijn favoriete bioscoop om mijn trouwe fiets op te zoeken. Hij staat, vakkundig afgesloten, op zijn veilige plekje bij de ingang, bestraald door het licht dat uit een naburig venster valt. Maar ik zie hem niet. Hij is weg. Hij is weg! Vol ongeloof stroop ik alle zijstraten af die me voor de voeten komen. Als tienduizenden Nederlanders vóór mij bid en smeek ik inwendig dat ik hem ergens aantref, in welke ellendige toestand dan ook. Mijn oude makker blijft onvindbaar.

Agressieve gevoelens maken zich van mij meester. Twaalf jaar lang heb ik hem bereden, schoongespoten, gerepareerd. En dan komt een nonchalante onverlaat langs en sleept mijn geliefde karretje weg. Morgen ga ik naar de politie.

De agent ontfermt zich over mijn slot - , sleutel - en framenummer. Hij kan me niet vertellen hoe groot de kans is dat ik mijn tweewielige vriend terugkrijg. Ik overweeg de aanschaf van een goede gebruikte; een nieuwe fiets durf ik niet meer aan. Weer een diefstal zou moordlust in mij opwekken. Een zoektocht langs de stations van Blerick en Venlo levert af en toe slechts valse hoop op.

Twee dagen na de roof wandel ik, dagdromend over mijn rollende kameraad, naar huis. Op zo'n honderd meter van mijn woning, bij een kruising, kijk ik naar rechts. Tien meter verderop staat, voor een leeg pand, midden op het trottoir, omspoeld door zonlicht, uitdagend neergeplant, een Batavus, mijn merk. Langzaam loop ik op hem toe. Hij blijft op die van mij lijken. Ik sta naast hem. Het wat ingezakte zadel klopt, die nieuwe bel ook, en...kijk daar...die krasjes op het stuur...Het is hem. Het is hem!

Terwijl ik mijn bloedeigen karretje liefkoos - tenslotte heeft hij een paar bewogen dagen achter de rug - denk ik koortsachtig na. Deze kans komt nooit meer terug. Resoluut til ik de Batavus op en half hollend sleep ik hem weg, vastbesloten mijn eigendom desnoods met mijn leven te verdedigen. Als ik hijgend mijn huis bereik, stal ik mijn fiets in de garage, om vervolgens alle hekken, deuren en ramen die ik tegenkom af te sluiten. Binnen pak ik haastig de papieren erbij teneinde de nummers te controleren. Ja! Na twee dagen terug! Wat heerlijk dat Het Toeval zo bereidwillig meewerkt om een dief met zijn eigen methode te bestrijden.