23-12-2011

EEN NIEUWER TESTAMENT

                                        


Als een auteur gevraagd wordt om zijn favoriete boek aan te wijzen, dan volgt meestal het antwoord: “Met je boeken is het net als met je kinderen, ze zijn je allemaal even lief.” Bij Hella Haasse ( 1918 – 2011), enkele maanden geleden gestorven, lag dat anders. Kort na het verschijnen van “Een nieuwer testament” liet ze al in 1966 weten dít als haar beste roman te beschouwen.  Tot aan haar dood bleef het haar lievelingswerk. Maar waarom eigenlijk?

De handeling van “Een nieuwer testament” speelt zich af op de vijfde en zesde juli 417 in Rome. De beide hoofdpersonen stammen uit Egypte. Hadrianus heeft zich opgewerkt tot prefect van de stad, een machtig man; de dichter Claudius Claudianus heette, als zoon van een Egyptische slavin, oorspronkelijk Klafthi. Hadrianus heeft hem als jongen naar Rome gehaald, gezorgd voor een goede opleiding, zijn dichterschap aangemoedigd. Nu staan beide mannen als kemphanen tegenover elkaar, en dat zal de hele roman zo blijven.

“Een nieuwer testament” zit geraffineerd in elkaar, vol met flashbacks en verschillende ik – vertellers. Je moet er als lezer goed je hoofd bij houden, maar voor Hella Haasse doe je dat graag, want ze schrijft altijd over interessante figuren met boeiende ideeën. Oppervlakkig gezien lijkt het hier te gaan om een historische roman waarin de tegenstelling christendom – heidendom behandeld wordt, maar bij nauwkeurig lezen valt op dat Haasse pleit voor geestelijke onafhankelijkheid, trouw zijn aan jezelf, niet meegaan met de modes van alledag. Prachtig allemaal, maar opnieuw: waarom was de schrijfster zo gehecht aan dit boek?

Internet biedt uitkomst. In interviews met Antoine Bodar ( in 1990) en literair criticus Arjan Peters ( 2003) vertelde Haasse: “ Het is me gelukt in kort bestek een complexe materie adequaat weer te geven. Daardoor komt de echte lezer aan zijn trekken. De complete inhoud is door de ingewikkelde opbouw niet goed samen te vatten. Je moet nadrukkelijk alles lezen “.  Haar redacteur bij de uitgeverij, Patricia de Groot, herinnerde zich dat ook de ingenieuze verteltechniek haar veel voldoening had gegeven. Dat gold ook voor de dichter Claudius Claudianus, een historische figuur, van wie we weinig afweten. Eens gelauwerd, een hofdichter met een eigen standbeeld, raakt hij uit de gratie; na tien jaar vol roem slijt hij zijn dagen anoniem in een Romeinse volksbuurt. Maar hij is geestelijk onafhankelijk, terwijl hij bovendien een belangrijke ontdekking heeft gedaan: hij kent de essentie van de poëzie. Claudius beseft dat hij daarmee tot de kern van het menselijk bestaan kan doordringen.

Een boek waarin vorm en inhoud zo fraai bij elkaar passen, een hoofdpersoon die zo goed gelukt is  - ik kan me voorstellen dat Hella Haasse zich haar hele leven lang vergenoegd in de handen gewreven heeft.