24-09-2022

BOEKEN ZIJN VRIENDEN

Op 5 oktober 1949 schrijft Helene Hanff vanuit New York City een brief aan de medewerkers van  het antiquariaat Marks & Co 84, Charing Cross Road in Londen. Ze had de advertentie gelezen van het bedrijf in de Saturday Review of Literature, waarin stond dat Marks & Co gespecialiseerd was in boeken die niet meer in druk zijn. Ze is dol op tweedehands werk, heeft geen geld voor dure, nieuwe exemplaren, en stuurt alvast een lijst mee van boeken die ze graag zou willen hebben. Na drie weken krijgt ze bericht terug dat tweederde van haar wensen vervuld kan worden. Op 3 november meldt Helene opgewekt  dat de boeken in goede conditie aangekomen zijn.

Aangemoedigd door dit succes blijft ze bestellen. Haar toon wordt  al snel informeler; de Engelsen reageren wat terughoudend. Van "Mijne Heren", schakelt ze over naar "Mijnheer", en ze wil graag weten wie FDP is die de brieven steeds ondertekent. Dat blijkt de belangrijkste man bij Marks te zijn: Frank Doel (rijmt op het Franse Noël). Ze zal twintig jaar, tot zijn dood, met hem, zijn vrouw en dochters corresponderen.

In Engeland is zo kort na de oorlog gebrek aan alles. Een half ons vlees per gezin per week, en één ei de man per maand, dat soort maatregelen. De zwarte markt is voor het personeel niet te betalen. Ze stuurt hun ham en eieren toe en later andere lekkernijen; Helene krijgt er zes nieuwe vrienden uit het verre Londen bij. 

Haar andere vrienden zijn toch vooral boeken. Ze let op innerlijk èn uiterlijk. Graag bezit ze werken met een lederen band; de kartonnen omhulsels waar in die tijd Amerikaanse uitgevers mee kwamen aanzetten, vindt ze heel erg. Het geweldige aan tweedehandsboeken is dat je kunt zien welke passages het vaakst gelezen zijn: leg zo'n boek maar op tafel en het valt op die plaatsen open. Aantekeningen in de kantlijn zijn een feest, want die zorgen voor een band met de vorige bezitter. Wat ze het liefste leest? Poëzie (John Donne!), essays, geschiedenis. Aan fictie heeft ze een hekel. "Ik kan maar niet geïnteresseerd raken in dingen die niet echt gebeurd zijn met mensen die nooit bestaan hebben." Later zal ze overigens wel Pride & Prejudice van Jane Austen verslinden. En als haar iets wordt toegestuurd wat tegenvalt, dan kan ze op een originele manier hard uitpakken.

Want beroepshalve schrijft en beoordeelt ze film - en tv - scripts. Op 15 augustus 1959 barst ze haast uit haar voegen van geestdrift omdat ze een beurs van 5000 dollar van CBS heeft gewonnen, waarmee ze een jaar lang toneelstukken, gebaseerd op de Amerikaanse geschiedenis, kan schrijven. In haar brieven komt geen enkele vriend voor, hier en daar wordt de naam van een vriendin genoemd. Geregeld kondigt ze aan dat ze haar vrienden van Marks & Co in Londen van de zomer komt opzoeken, maar dat zal nooit gebeuren. Dit is veiliger, lekker op afstand, fantaseren over de goede eigenschappen van vriendelijke, onzichtbare mensen. Al die prachtige boeken om haar heen, waar ze zo heerlijk in kan verdrinken, vormen een alleraardigst surrogaat.

In 1970 verschenen de brieven van Helene, Frank en andere betrokkenen in boekvorm. Het succes was zo groot, dat er vervolgens een toneelstuk (1983, Broadway, hoofdrol Ellen Burstyn) en een film (1987, met Anne Bancroft en Anthony Hopkins) van gemaakt werden.

Helene Hanff, Charing Cross Road 84. Vertaling in 1982 van Barbara van Kooten. Tweede druk 2021, Rainbow, Amsterdam. 134 blz. 

10-09-2022

WILMINK IS WEEMOED

 Toen Willem Wilmink (Enschedé; 1936 - 2003) na het gymnasium in Amsterdam Nederlands ging studeren, voelde hij zich aanvankelijk doodongelukkig. Begrijpelijk, want verlegen en wat kinderlijk was hij nog steeds; hij sprak bovendien met een duidelijk Twents accent, en van zijn studie begreep hij aanvankelijk weinig. Verhalen schrijven en dichten deed hij toen al, en geleidelijk aan, o.a. door lid te worden van een studentenvereniging, waar hij later ook cabaretteksten voor schreef, kwam hij terecht in een wereldje van creatieve geesten.

 In de tijd dat Wilmink als wetenschappelijk medewerker op het Instituut voor Neerlandistiek van 1961 - 1978 zijn brood verdiende, publiceerde hij in literaire tijdschriften als Tirade en Maatstaf. In de literatuur maakte hij in 1966  zijn debuut met de dichtbundel Brief van een Verkademeisje. Hij zocht nu graag de gezelligheid op, vertelde verhalen en droeg gedichten voor, en speelde vol overgave op zijn accordeon. Het universitaire leven was hem een gruwel: te intellectualistisch voor een man die het moest hebben van associatieve invallen. Toen hij begreep dat hij best kon leven van schrijfopdrachten, stapte hij op. Hij schreef teksten voor Herman van Veen en Boudewijn de Groot, en  tv - programma's als De Stratemakersopzeeshow, Sesamstraat, De film van Ome Willem. De vondst " Luister even wat ik roep, lust jij ook een broodje poep" is van hem, evenals "Deze vuist op deze vuist." Naar eigen zeggen is Willem nooit ouder dan elf jaar geworden.

De bloemlezing 't Kon minder is thematisch geordend in een afdeling `Verhalen` en `Liedjes en gedichten`. Wilmink schreef voor kinderen en volwassenen, maar dat is aan toon en stijl niet echt te merken: voor iedereen begrijpelijk, en vaak weemoedig. Hij meldt dat meisjes  verre prinsessen zijn, vraagt zich af of de oude school nog wel bestaat, betreurt al die lieve mensen die "zich voor eeuwig uit de voeten maakten" , zoals Harry Bannink, Harry Mooten en Jules de Corte. Geliefden kunnen je trouwens ook in de steek laten, en waar zijn die leuke meisjes gebleven?

De meisjes uit vervlogen dagen,

we weten niet meer waar ze wonen.

Nooit zullen die zich meer vertonen

waar wij weleer hun lichaam zagen.                                                                                                                                                                          .

Het hinderde Wilmink onuitsprekelijk dat men hem vaak als dichter voor kinderen zag, en zelden als een serieuze poëet die wel degelijk ook volwassenen wat te bieden heeft. Inmiddels worden diverse gedichten in bloemlezingen opgenomen en als klassiekers erkend: De oude school, Frekie, Ben Ali Libi, Televisie. Ik raad u aan elke dag een paar verzen tot u te nemen, en daarbij mag u zeker het gedicht niet vergeten dat hij aan het eind van zijn leven aan vrouw en kinderen heeft opgedragen. De eerste strofe gaat zo: 

Als ik dood ben, moeten jullie

mijn verhalen doorvertellen.

Als iemand getroost moet worden

kunnen jullie altijd bellen.

Zichzelf relativeren, dat kon hij ook.

Willem Wilmink, 't Kon minder. Bloemlezing, samengesteld door Vic van de Reijt. Uitgeverij Van Oorschot. Amsterdam,2022. 303 blz.

Elsbeth Etty, In de man zit nog een jongen. Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar. Amsterdam, 2019. 552 blz.