20-09-2021

EEN FILMKLASSIEKER: BONNIE AND CLYDE

 In januari 1930, bij het begin van de Grote Depressie, ontmoetten Bonnie Parker en Clyde Barrow elkaar. Zij was negentien en getrouwd met een crimineel die voor moord in de gevangenis zat; hij was 20 jaar oud, klein ( 1.67 m) en tenger, en had ook al gezeten. Daar had hij anderhalve teen afgehakt om aan de zware gevangenisarbeid te ontkomen. Om haar te imponeren berooft hij waar zij bijstaat een kruidenier, waarop ze vervolgens het immense, verarmde Amerikaanse platteland doorkruisen, op zoek naar banken in kleine gemeenschappen, die geschikt zijn om te overvallen. Hun rooftochten worden professioneler, brutaler en gewelddadiger als Bruce, de broer van Clyde, zich met zijn vrouw Blanche bij het tweetal voegt. Als Barrow Gang  verwerven ze zich enig aanzien in de Amerikaanse pers en ze zijn ijdel genoeg om daarvan te genieten. Rovend en moordend trekken de bendeleden rond, totdat ook voor hen het onvermijdelijke einde aanbreekt: op 23 mei 1934 vallen ze een in hinderlaag. Ze worden ervan verdacht dertien moorden te hebben gepleegd. 

Het idee voor de film kwam van twee Amerikaanse journalisten, die vervolgens een scenario schreven dat ze aanboden aan de Franse regisseur Francois Truffaut. Deze zag de mogelijkheden, kon zelf geen tijd vrijmaken en tipte Warren Beatty. Hij kocht het scenario en liet scenarist Robert Towne het verhaal nog eens herschrijven. Beiden hadden een film voor ogen die afweek van de gebruikelijke Hollywoodbraafheid op het gebied van seks, geweld en moraal. Zo kwam er een film tot stand die filmmaatschappij Warner Bros totaal niet beviel. Bonnie and Clyde kostte tweeënhalf miljoen dollar; men bood Beatty veertig procent van de winst aan en vertoonde de film in kleinere, tweederangs bioscopen. Omdat critici de film bleven prijzen en fans steeds massaler toestroomden, stond de maatschappij met tegenzin toe dat de grote theaters in de wereldsteden aan de beurt mochten komen. In 1968 kreeg de film twee Oscars; hij zal ruim vijftig miljoen dollar opbrengen. 

Regisseur Arthur Penn had natuurlijk ook zijn eigen inbreng en Warren Beatty, die niet alleen de hoofdrol speelde maar ook producer was, wenste in alles gekend te worden. Veel ruzies dus over een rolprent die overduidelijk afwijkt van de grauwe realiteit, en daarom nog altijd boeit. Zo zijn de toen nog onbekende Faye Dunaway als Bonnie en Beatty als Clyde veel te knap, draagt Faye prachtige, modieuze kledij, waarbij een baret hoort die de sensatie van het modeseizoen wordt. Beiden krijgen ook een eigen karakter mee. Bonnie zal op mensen gaan schieten, maar ze verlangt ook naar haar moeder en begint in te zien dat hun leven nooit meer rustig zal zijn. Banken beroven en vluchten voor de politie, meer zit er helaas niet in. Clyde blinkt uit in machogedrag, dus wild autorijden, roven en schieten, maar hij is, tot ontzetting van Bonnie, impotent. In zijn naïviteit gelooft hij in de mogelijkheid in de ene staat te wonen en in een andere de banken te overvallen.  

Penn maakt gretig gebruik van het Texaanse landschap, de ruimte van het platteland en de stoffige wegen om de rooftochten en de achtervolgingen in beeld te brengen. Maar hij wilde, net als Beatty, ook komische en romantische scènes, waardoor afwisseling gewaarborgd werd en de vaste Hollywoodformules doorbroken.  Toen hem aangeboden werd deze film te regisseren, weigerde hij aanvankelijk; hij had net twee teleurstellende producties afgeleverd. Bonnie and Clyde zal, commercieel gezien, zijn grootste succes worden.

Bonnie and Clyde. Regisseur: Arthur Penn. Acteurs: Warren Beatty, Faye Dunaway, Gene Hackman, Michael J. Pollard. Land: Verenigde Staten.  Uitgebracht: in 1967. 


06-09-2021

MENEER WILDER EN IK

Meneer Wilder? Vooral oudere filmliefhebbers zullen bij het horen van de naam glimlachend opmerken: "Natuurlijk, Billy Wilder! Die maakte nog eens leuke films." En als ze vervolgens worden uitgenodigd om wat titels te noemen, dan komen ze ongetwijfeld met The Apartment, Some Like It Hot, Irma La Douce. Allemaal geschreven en geregisseerd, met Oscars bekroond, door een Joodse man die in 1906 in Sucha, Oostenrijk, geboren werd en in 2002 in Beverley Hills stierf. 

Jonathan Coe? Hij is een succesvol en gelauwerd Engels schrijver (Bromsgrove, 1961), die graag satirische romans mag publiceren, liefhebber van popmuziek, in hoge mate geïnteresseerd in film, wat  blijkt uit het feit dat hij biografieën geschreven heeft over Humphrey Bogart en James Stewart. Al jong ontdekte hij op de televisie de films van Billy Wilder, en hij wilde alles van hem weten. Wilder bleek een woelig en succesvol leven te hebben geleid. Omdat er al diverse boeken over de man verschenen waren, en hij toch zijn kennis kwijt wilde, besloot Coe een roman te schrijven, gebaseerd op feiten.

De ik - figuur? Dat is de jonge Griekse vrouw Calista, geheel bedacht door de auteur, die als tolk de opnamen van Feodora, Wilders voorlaatste film, mag meemaken.

En hoe was dat? Volkomen onbekend met de roem van de heren schuift ze, dankzij een vriendin, aan bij de echtparen Wilder en Diamond. Ze wordt uitgenodigd in een chic restaurant, waar Billy mede - eigenaar van is. Een kleine man van begin zeventig, bijna kaal, gedistingeerd voorhoofd, bril met dikke glazen, dure kleren, veel jongere vrouw. De andere heer heet Iz Diamond; beide mannen werken zó intensief samen, vertellen hun echtgenotes, dat ze elkaar vaker zien dan hun vrouwen. Elke dag om negen uur op kantoor, om vijf uur weer naar huis. Hun beroep: scenario's schrijven, waarvan Billy dan weer films maakt. Dan al valt het Calista op dat Wilder met een sterk Duits accent praat, scherp maar geestig uit de hoek kan komen, en iets neerslachtigs heeft.

Want ook hij wordt ouder; als hij wordt aangesproken op zijn successen gaat het over films van vijftien jaar of langer geleden, terwijl er ondertussen nieuwe helden opgestaan zijn. Iedereen praat over Jaws van het wonderkind Steven Spielberg, aan een tafeltje iets verderop zit Al Pacino met zijn vriendin Marthe Keller. De jeugd heeft de toekomst, nietwaar? Daarom is Feodora, waarover ze nu aan het nadenken zijn en waarvoor Marlene Dietrich helaas bedankt heeft, voor Wilder erg belangrijk.

Tijdens de opnames, die gedeeltelijk in Griekenland plaatsvinden, vertelt Billy veel over zijn leven. Ze begrijpt nu zijn onverwacht harde uitvallen, zijn plotselinge meedogenloosheid jegens zijn acteurs, en vooral het sarcasme waarmee hij zichzelf en anderen bekijkt. Hij heeft in diverse opzichten geleden onder de Tweede Wereldoorlog, en dat gaat nooit meer over. Jonathan Coe koos hiervoor een toepasselijke en doeltreffende vorm: in een filmscript van ruime vijftig pagina's, met dialogen en een voice - over, legt hij Wilders trauma uit.

Wat mij in deze roman zo beviel, is de lichte, trefzekere stijl waarmee Coe serieuze onderwerpen weet te behandelen, zoals vergane glorie, ouder worden, creativiteit, vriendschap. Nee, Billy Wilder bleek geen aardige, maar wel een fascinerende man.

Jonathan Coe, Meneer Wilder en ik. Eerste druk, Londen, 1920. Nederlandse vertaling Otto Biersma, Uitgeverij De Bezige Bij, Amsterdam 2021, 262 blz.