26-01-2020

IK WIL WEG

"In de zomer kan ik je niet verlaten. In die maanden hebben we al die jaren veel te veel ondernomen. We zijn op de fiets door Europa getrokken, door bossen, langs rivieren, over hoge bergen. We lagen zó lang aan het strand dat jij chocoladebruin werd, en ik rood als een kreeft me voor de zon moest verbergen. Een zomer lang dreven we zelfs een strandtentje in Scheveningen, waarmee we genoeg geld verdienden om de droomreis naar Florida te bekostigen. Nee, in de zomer kan ik het niet.

In de herfst kan ik je niet verlaten. De kortere dagen, de kalende bomen, de regen die tegen de ruiten slaat, jij wordt daar melancholiek van. Je slikt pillen, staart uren voor je uit, zegt dagenlang geen woord. Maar juist dan wil je gezelschap: vertrouwde gezichten, aangename stemmen, hulpvaardige handen. Een trooster moet er zijn, iemand met schouders waar je tegenaan kunt liggen. Nee, in de herfst ga ik niet.

In de winter kan ik je niet verlaten. Het opruimen van de sneeuw, vroeger het knutselen aan de sneeuwpop, eens het onderbinden van de schaatsen: al die herinneringen maken een mens week. Trouwens: feestdagen als Kerstmis, Nieuwjaar en natuurlijk Sinterklaas, dat zijn toch de dagen waar jij het meest van houdt? Cadeautjes bedenken, ze inpakken, mensen verrassen, daar verheug jij je toch op, meer dan wie ook van onze families? En dan zou ik...? Nee, in de winter doe ik het niet.

Maar nu het lente is, ga ik bij je weg. Waarom? Al het leven begint opnieuw. De dagen worden steeds langer, de vogels zijn weer terug, de planten schieten de grond uit, de bomen dragen vol trots hun bladeren. En jij bulkt van energie en levenslust. Elke dag ben je bezig om alles schoon te maken, te herstellen, op te hangen, klaar te leggen. Je kunt best zonder mij. En ik? Ik staar naar de lucht, die steeds helderder wordt, zie de vogels hun eindeloze tochten maken, ruik onbestemde geuren die lokken, telkens weer. Waar zijn de glanzende meren, verre bossen, eenzame dorpjes?  Ik luister naar de weemoedigste liedjes van Udo Jürgens, terwijl ik ons ouwe trouwe autootje klaarmaak voor een verre tocht. Want ik weet: nu moet ik gaan. Adieu. Goodbye. Vaarwel." 

13-01-2020

EEN VERSTOTEN BRUID

Op 24 augustus 1561 trad hertogin Anna van Saksen te Leipzig in het huwelijk met Willem van Oranje. Zij was zestien, hij 28 jaar. Beiden zagen deze verbintenis als een uiterst gelukkige keuze. Anna was weliswaar luthers en Willem katholiek, maar Willem had beloofd dat zijn vrouw vanzelfsprekend haar geloof mocht blijven belijden. Het belangrijkste was dat nu drie dynastieën met elkaar verbonden werden: Hessen, Saksen en Nassau. Willem verheugde zich bovendien op een geweldige bruidsschat, terwijl Anna een knappe man tot haar echtgenoot kon rekenen, die bovendien als stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht onder de machtige koning Filips II van Spanje een prachtige carrière tegemoet kon zien. Het paar vestigde zich in oktober 1561 in Breda.

Al spoedig doken er geruchten op over wrijvingen binnen het huwelijk. Willem ging met enige regelmaat vreemd; Anna trad wel heel arrogant op tegen Willems kinderen uit diens eerste huwelijk en tegen het personeel. Al van jongs af aan had zij de reputatie over een sterk eigen willetje te beschikken en zich door niemand, ik herhaal: niemand, iets te laten zeggen. Ze was een hertogin! Haar man maar een graaf! En wat stelden die lage landen nu eigenlijk voor? Haar woedeaanvallen werden met enige verbijstering gadegeslagen, haar depressies met religieuze teksten bestreden.

Ondertussen werd het conflict dat Willem en zijn broers hadden met Filips II steeds heftiger. Het ging om vrijheid van godsdienst en onafhankelijkheid van Spanje, later de Tachtigjarige Oorlog (1568 - 1648) genoemd. Maar dat hield wel in dat Filips II in 1567 Alva met een leger naar de Nederlanden stuurde, zodat Willem, met achterlating van al zijn bezittingen, Breda moest het verlaten en introk bij zijn broer Jan van Nassau op het slot Dillenburg. Voor het huwelijk tussen Anna en Willem betekende dit het begin van het einde.

Omdat er geen inkomsten waren, moesten ze namelijk leven op kosten van Jan. Dus geen eigen kasteel, weinig personeel, geen bezittingen.Voor de trotse Anna was deze afhankelijke situatie onhoudbaar. Haar humeur verslechterde alleen maar, ze begon te drinken en vervolgens te tieren. In de herfst van 1568 vertrok Anna naar Keulen, samen met haar hof en haar kinderen, onder wie Maurits.

Tot aan haar dood in 1577 zal Anna van woonplaats wisselen en constant strijden voor een financiële  regeling waarop ze recht meende te hebben. Willem bleef achter op Dillenburg en eiste dat ze terugkwam. Een vrouw hoorde gehoorzaam bij haar man te blijven. Anna, op haar beurt, wees telkens op haar hoge geboorte, verlangde trouw en onderdanigheid. De algemene opvatting dat ook een vrouw van hoge geboorte ondergeschikt was aan haar man, werd door haar resoluut afgewezen.

Anna zocht juridische en mentale steun bij Jan Rubens, de vader van de schilder, met wie ze in mei 1570 naar Kassel reisde om haar financiële eisen kracht bij te zetten. Aan het eind van dat jaar hoorde Willem dat zijn vrouw zwanger was. Rubens bleek de vader, ook al ontkende Anna dat later. Overspel was strafbaar; Jan kwam in de gevangenis, Anna's reputatie lag in gruzelementen. Niemand van enig aanzien wilde iets met haar te maken hebben. De eerste tekenen van pure waanzin werden bij haar zichtbaar.

Eind 1576 is ze zo onhandelbaar en zelfs gevaarlijk voor het personeel, dat ze wordt overgebracht naar een kasteel in Dresden. Ze krijgt drie kamers, wordt voortdurend bewaakt, kan zonder toestemming haar vertrekken niet verlaten. In de zomer van 1577 gaat haar gezondheid sterk achteruit, op 18 december sterft ze.

Wat opvalt: de kille, calculerende houding van Willem van Oranje. Hij wilde van haar af, dus haar overspel kwam hem goed uit. Zijn buitenechtelijke escapades wuifde hij weg: haar misstap schond zijn eer. Wat er verder met haar gebeurde, interesseerde hem kennelijk niets.
Femke Deen, Anna van Saksen. Verstoten bruid van Willem van Oranje. Amsterdam - Antwerpen, 2018. 416 blz.