29-09-2020

MISDAAD EN STRAF

De 23 - jarige student Rodion Raskolnikov ziet zichzelf als een zeer talentvol mens, maar leeft in armoede en kan daarom zijn studie niet betalen. Ooit heeft hij een artikel geschreven, waarin hij de mensheid verdeelde in 'gewonen' en ongewonen'. De laatste groep staat boven de eerste, want grote geesten zijn boven de wet verheven. Met hun talenten kunnen ze de maatschappij verbeteren, en daar heeft iedereen voordeel van. Hij besluit een oud vrouwtje, dat tegen een veel te hoge rente pandjes beheert, te vermoorden. Met een bijl slaat hij haar de schedel in, en haar zus, die toevallig binnen komt lopen, doodt hij eveneens.

We bevinden ons in de bloedhete maand juli in Sint - Petersburg. De komende twee weken zien we Raskolnikov zijn uiterste best doen om aan elke verdenking te ontkomen. Hoofdrechercheur Porfiri heeft echter al in een vroeg stadium zijn oog op Raskolnikov laten vallen. Tot twee keer toe ondervraagt hij hem op een amicale, maar effectieve manier, wachtend op het moment dat de  moordenaar breekt. Dat moment is nooit ver weg, want Raskolnikov verkeert in de dagen na de moorden in een toestand van geestelijke aftakeling, die begeleid wordt door lichamelijke symptomen. Bovendien vreet de eenzaamheid aan hem: werkelijk tegenover niemand kan hij zich uitspreken.

 Langzaam komt hij tot het inzicht, daarbij geholpen door zijn vriendin Sonja, dat geen mens, hoe begaafd ook, boven de wet staat. Bovendien leefde bij hem ook  het idee dat zijn motief om te moorden - investeren in een schitterende loopbaan om nuttig te zijn voor de samenleving - op zelfbedrog berustte. Was het niet gewoon een zogenaamd bewijs van zijn wilskracht, zijn mannelijkheid? Hij bekent schuld, maar dat doet hij omdat het moet: hij kan zijn verschrikkelijke geheim niet langer voor zich houden. Pas later, als hij zijn straf uitzit in Siberië, zal hij zijn schuld pas echt beseffen en begrijpen wat hij alles en iedereen heeft aangedaan.

Wat is de kracht van deze wereldberoemde roman? Misdaad en straf is spannend: je wil weten of  hij de moord daadwerkelijk zal plegen, en of/hoe Raskolnikov ontmaskerd zal worden. Verder beschrijft Dostojewski met veel psychologisch inzicht hoe zijn hoofdpersoon in elkaar zit. Vertaler Hans Boland aarzelt overigens niet om hem een autist te noemen. Ook op filosofisch vlak heeft het boek het een en ander te bieden: denk aan Raskolnikovs opvatting van de superieure mens; aan schuld en boete; de kracht van het lijden, zoals Sonja die opvat. Tijdgenoten wezen ook op het sociaal - kritische aspect. De armoede ruik je op elke bladzijde, de alcoholisten liggen op iedere straathoek, uitbuiting en verkrachting zijn aan de orde van de dag.

En puur literair gezien: die kleurrijke, soms meelijwekkende figuren! Denk aan de twee slechteriken: de schijnheilige botterik Loezjin en de charmante vrouwenverslinder Svidrigailov. En dan al die onvergetelijke, soms hartverscheurende taferelen! Het begrafenismaal van Marmeladov, de poging tot verkrachting van Doenja, en vooral de uitgebreide voorbereiding van de moord door Raskolnikov. Lees Misdaad en straf langzaam en aandachtig, want er gebeurt veel en er komen een massa personen in voor met moeilijke Russische namen. Maar u zult rijkelijk beloond worden.
Fjodor Dostojewski, Misdaad en straf. Vertaling Jan Meijer. De Russische Bibliotheek deel V, G.A. van Oorschot, Amsterdam, 1968. 568 blz.
Hans Boland, Van mensen die geen enge grenzen erkennen. Amsterdam, 2019. 121 blz.

15-09-2020

CEES NOOTEBOOM NEEMT AFSCHEID

Een gerenommeerd auteur van 86 jaar, die 3 x 11 met elkaar samenhangende gedichten publiceert onder de titel Afscheid, in een tijd die beheerst wordt door het dodelijkste virus sinds een eeuw: hoe ernstig is dat? Toch noemt Cees Nooteboom zijn bundel niet somber. Hoe dan wel? Laten we eens grondig gaan lezen.

In een interview met Margot Dijkgraaf wijst Nooteboom er zelf op dat hij in 1955, 22 jaar oud, zijn eerste dichtbundel al de titel De doden zoeken een huis meegaf. De dood is hij als thema blijven gebruiken. In Afscheid komen herinneringen uit de oorlog naar boven: mensen op weg naar het concentratiekamp, triomfantelijke militairen, vernederde soldaten. 

De oorlog die altijd weer terugkwam,
een gast die iedereen kende, de kus van een mond
zonder tanden, de taal van intiem verraad die je nu
weer kon horen, de herkenning van vroeger...

Terwijl hij volop aan dit schakelgedicht (term van collega - dichter Huub Beurskens) werkte, ontving Nooteboom een aantal tekeningen van vriend en schilder Max Neumann. Ze fascineerden hem: rare, bizarre hoofden.

Hij kijkt naar de hoofden

ze horen bij zijn bestaan, hij kent ze
uit vroegere eeuwen, hun moordzucht,
hun waan. De genummerde koning
die zijn broer liet vermoorden,

vanwege een vrouw.

 De mensheid, weet de oude dichter, is nu eenmaal wreed, jaloers, machtsbelust. Voor hem persoonlijk rest slechts het advies:

Loop niet weg. Blijf bij dit zachte
gezicht van een zomeravond, vrede,
gesprek aan het water, gefluister,
gemurmel waarin het onheil

verdwijnt.

In de derde en laatste afdeling staan de treffendste gedichten. Het virus wordt niet bij name genoemd, maar de sfeer van lege straten, verlaten pleinen en door de stilte onherkenbare steden wordt onovertroffen weergegeven. En Cees gebruikt deze beelden om de lezer ervan te doordringen dat ons leven er eigenlijk zó uitziet:

Op de langste weg liep ik, de weg
die nergens heen gaat. Spelonken, een leeg landschap
met kleuren van zand en van stro. Anderen liepen
met mij mee, vrienden, broers, geliefden

en steeds namen zij afscheid, sloegen linksaf
of rechtsaf, verdwenen als schimmen,
elk voor zich eenzaam.Ze keken niet om, ze
kenden hun doel, ze trokken rechte lijnen

in de leegte. Ik zag ze gaan, de mensen
van mijn leven, ze liepen langzaam uit mijn
en hun eigen bestaan. Ik bedacht ze zo lang
ik ze nog zag, hoorde van ver weg hun stemmen,

geluiden van lucht.

Deze bundel is niet somber, wel weemoedig. Een man op leeftijd mediteert over wat het leven hem heeft gebracht, wat al dat schrijven hem heeft opgeleverd, of juist niet. Hij is niet opstandig of verontwaardigd. maar wijs. Dit is zo'n bundel waar je geregeld in kunt lezen en die toch telkens weer verrast.
Cees Nooteboom, Afscheid. Gedicht uit de tijd van het virus. Uitgeverij Koppernik, 2020. 51 blz.





01-09-2020

DE PRINSES OP DE SCHIMMEL

Ik geloof niet dat er iets bij zit, dacht Arthur toen hij vluchtig het groepje bekeek. Ze stonden bij elkaar op de bus te wachten die hen naar Toscane zou brengen voor een verblijf van tien dagen. Allen waren dertigplussers, iets meer vrouwen dan mannen, allemaal single. Na het handen schudden stond iedereen elkaar tersluiks op te nemen. Voor Arthur was de situatie niet nieuw: hij had al eerder zulke reizen gemaakt; ook was hij actief geweest op internet en had hij zich ingeschreven bij een bemiddelingsbureau. Al die activiteiten leverden hem wel vriendinnetjes op, maar die relaties hielden nooit lang stand. Dat kwam omdat hij nogal veeleisend was, terwijl zijn uiterlijk niet echt meewerkte: kleine en gezette mannen hebben het zwaar. Maar hij had een aangename stem en kon goed luisteren. Ja, hij wilde wel; met zijn 36 jaar moest het er nu maar eens van komen.

Toch, dat meisje achteraan naast die oudere vrouw leek hem wel wat. Een beetje mager, grote neus, maar mooi haar, en zo te zien een lieve lach. Straks, tijdens de rit of in één van de vele pauzes proberen bij haar in de buurt te raken. In de bus zat ze naast een oudere dame, kennelijk haar vriendin. Arthur bestudeerde haar nauwkeurig en zijn oordeel bleef gunstig. Dat betekende: zo meteen aanspreken. Maar wat moest hij zeggen? Omdat Arthur nooit zo succesvol was geweest, hadden de diverse teleurstellingen hem wat schuw gemaakt. Na het uitstappen bij haar in de buurt zien te komen, een praatje maken...hij begon het al warm te krijgen.

Bij de eerste stop gebeurde er dan ook niets, bij de tweede evenmin, tijdens de derde hielp zij hem. Hij had, om zich een houding te geven, de pocketeditie van Wolf Hall bij zich, de historische roman van Hilary Mantel. Ze wendde zich naar hem toe, bekeek de titel, en vroeg, glimlachend: "Houdt u van Engelse geschiedenis?"
Het begin was gemaakt, het ijs min of meer gebroken, Arthur van een last verlost. Lezen was zijn passie, literatuur, geschiedenis en filosofie behoorden tot zijn favoriete onderwerpen, waar hij enthousiast over kon vertellen. En al pratende verdween zijn aangeboren schuchterheid, waardoor hij met zijn bronzen stemgeluid zijn toehoorster wist te boeien.

Al gauw noemden ze elkaar bij de voornaam; ze bleek Lize te heten en haar vriendin, die zich al gauw terugtrok, Caroline. Het ging hard. Bij elke halte zochten ze elkaar op, praatten over hun jeugdjaren, hun opleiding, hun beroep. En ze bleven elkaar maar aankijken, soms zogenaamd per ongeluk aanraken, lachend aanstoten, knipoogjes geven. 's Avonds in bed kon Arthur niet in slaap komen. Zó verliefd was hij allang niet meer geweest, zo'n snel succes was hem nog nooit overkomen.

Op de avond van de vierde dag kusten ze voor het eerst. In het hotel was er een gezellig samenzijn geweest met muziek, dans, gezang, een barbecue. In de late uurtjes slopen ze van de anderen weg en zochten een rustig plekje op. Het verliep eigenlijk heel vanzelfsprekend. Hij vertelde dat hij verliefd was, en zij antwoordde: "Ik ook van jou." Hoe mooi kan leven zijn, 's zomers in Toscane?

Toch kwam de eerste kras al snel. Waar hij bij zat viel Lize ongehoord fel uit tegen haar vriendin, om een kleinigheid. Caroline verliet waardig het terras en liet zich die dag niet meer zien. Ook Arthur kwam niet ongeschonden door deze dagen. Bij een potje kaart met een paar andere mannen verloor hij. Slechte verliezer die hij altijd al geweest was, smeet hij zijn kaarten neer, brulde dat ze vals speelden, en stormde naar boven, de verschrikte Lize opzij duwend. Hoe gevaarlijk zijn zulke haarscheurtjes?

Voor beiden betekende het een verkoeling. Omdat ze hoopten op eeuwige liefde maar nog nooit een echte partner gehad hadden, raakten ze gedesillusioneerd. Ze praatten vriendelijk met elkaar, maar zochten nadrukkelijk ook de anderen op. Caroline trachtte nog te bemiddelen, maar koppig als ze waren, leverde dat niets op. De ander had een droom kapotgemaakt, die moest het maar goed voelen.

Terug in Nederland draaide Arthur bij het afscheid van alles en iedereen, zich om en stond ongeveer neus aan neus met Lize. Beiden schrokken, herstelden zich, keken elkaar strak in de ogen. Toen ontspanden hun gelaatstrekken zich, en voor het eerst na dagen glimlachten ze.
"Heb je mijn telefoonnummer?"
"Ja, natuurlijk."
"Bellen we?"
 "Jij bent de man. Jij moet als eerste."
"Zal ik doen. Morgenmiddag om twee uur."
Ze kusten niet, maar toch toog Arthur met een hoopvol gevoel huiswaarts. Zou hij nu eindelijk...?