22-01-2021

DE VERGISSING VAN TROELSTRA

Om zes uur 's morgens rijdt op zondag 10 november 1918 een stoet van negen auto's naar de grenspost Eijsden in Zuid - Limburg. De belangrijkste inzittende is de Duitse keizer Wilhelm II, die voor zichzelf en zijn mensen in Nederland asiel komt vragen. De keizer moest in eigen land namelijk aftreden, omdat de Eerste Wereldoorlog verloren was. In 1917 hadden de communisten in Rusland de tsaar en zijn gezin vermoord; nu, een jaar later, heerst er enorme onrust in Duitsland. Ook in Nederland slaat de paniek toe. Troelstra, de leider van de SDAP (sociaal - democratische arbeiderspartij), ruikt zijn kans. 

Nederland bleef neutraal tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914 - 1918). Noch Engeland, noch Duitsland zag iets in een bezetting van ons land. Niettemin had onze regering problemen genoeg: er was voedselschaarste, grote werkloosheid en de genadeloos rondwarende Spaanse griep maakte veel slachtoffers. Daarom ook hier veel onrust in de vorm van relletjes, demonstraties, stakingen. De SDAP zat niet in de regering; de partij had achttien van de honderd zetels in de Tweede Kamer, werkte nauw samen met de socialistische vakcentrale NVV, en hoopte de arbeiders weg te lokken van de traditionele confessionele partijen. 

Pieter Jelles Troelstra (Leeuwarden; 1860 - 1930), in zijn vrije tijd dichter, van beroep advocaat, was een begenadigd spreker, maar zijn revolutionaire hart kon hem weleens verleiden tot grootse visioenen en uitspraken waar hij later spijt van kreeg. Maar hij kon de massa bezielen, en dus voor stemmen zorgen. Toen op 25 oktober in de kazerne De Harskamp relletjes uitbraken en de onrust oversloeg naar andere kazernes, rook Troelstra zijn kans. Ook in Nederland moesten de socialisten in opstand komen tegen het wettig gezag en de macht grijpen.

Eind oktober, begin november vergadert het partijbestuur van de SDAP, waarin hij bevlogen het woord voert, maar tot zijn teleurstelling krijgt hij heel weinig steun. Op 5 november vertelt hij in de Tweede Kamer dat het leger en de arbeidersbeweging klaar staan om de macht over te nemen. Op 11 november wordt de Eerste Wereldoorlog beëindigd door het sluiten van een wapenstilstand, zodat premier Ruijs de Beerenbrouck de bevolking bemoedigend kan toespreken. Hij benadrukt dat vóór alles de orde gehandhaafd dient te blijven. En dat lukt wonderwel. Oproepen van communistische kant tot staken en protestdemonstraties vinden nauwelijks gehoor. Ook de SDAP- Kamerfractie kritiseert Troelstra.

Als op zondag 17 november koningin Wilhelmina haar kerk in Den Haag bezoekt, demonstreren katholieke organisaties op andere plaatsen in de stad voor het koningshuis. De volgende dag stroomt het Malieveld overvol met duizenden mensen uit het hele land, die komen getuigen van hun liefde voor Oranje. Troelstra had zich inderdaad vergist, zoals hijzelf ook spoedig toegeeft. Het leger, de politie, de arbeiders willen helemaal niet de macht grijpen. Het volk vertrouwt zijn leiders, het koningshuis is erg geliefd, dus met een revolutie wenst vrijwel geen enkele Nederlander ook maar iets te maken hebben.
Rob Hartmans, De revolutie die niet doorging. Uitgeverij Omniboek, Utrecht. 2018. 206 blz. 


08-01-2021

WOLF HALL

 Dat de hartvochtige vader van Thomas Cromwell (Putney; 1485 - 1540) slechts bierbrouwer en smid was, zal zijn zoon altijd worden nagedragen. De adel zal er geregeld spottende opmerkingen over maken, het gewone volk ziet in hem een overloper, die je dus moet wantrouwen. Hij lijdt daar niet onder, want zijn zelfvertrouwen is groot en zijn kwaliteiten overweldigend. In zijn jonge jaren zwierf hij door Italië, sprak vloeiend Latijn, Italiaans, Frans, en een beetje Nederlands, was op de hoogte van moderne boekhouding en had voor het Vaticaan gewerkt. Ook daarom mocht hij, toen hij in 1514 terugkeerde naar Engeland, bij de machtige kardinaal Wolsey in dienst treden. 

Wolsey is door vorst Henry VIII aan een klus gezet die hem uiteindelijk noodlottig zal worden: Henry wil dat de paus zijn huwelijk met Katherine van Aragon ongeldig verklaart, omdat zij hem geen zoon kan bezorgen. Hij wil officieel, met alle pronk en praal, de jeugdige Anne Boleyn huwen. Cromwell, die sociaal zo handig is dat hij met iedereen kan omgaan, moet Wolsey assisteren bij besprekingen, onderhandelingen, bedreigingen, bestraffingen. Hij maakt gebruik van spionnen, is op de hoogte van buitenechtelijk affaires, kent de grote financiële zorgen van de edelen. Het duurt Henry allemaal te lang, Anne haat Wolsey, zodat hem uiteindelijk vrijwel al zijn bezittingen en zijn macht worden afgenomen. Maar Cromwell blijft zijn kardinaal tot diens dood trouw; Henry waardeert dat zozeer, dat hij hem  in dienst neemt. Opnieuw zal hij stijgen op de maatschappelijke ladder, jaloers nagekeken door al die hertogen, graven en prinsen. Hoffelijkheid is zijn handelsmerk, charme zijn kracht, meedogenloosheid zijn wapen. 

Maar ook Henry geeft hem een gecompliceerde opdracht mee: zorg dat Thomas More mijn tweede huwelijk steunt. En More, gevreesd, gerespecteerd, zó trouw aan paus en Kerk dat hij martelingen goedkeurt, doet dat absoluut niet. De befaamde staatsman, humanist en filosoof weigert koppig de beslissende eed aan de vorst af te leggen, en wordt uiteindelijk onthoofd. Want een vorst heeft in de zestiende eeuw absolute macht: hij schenkt kastelen en neemt ze weer af, maakt en breekt reputaties, beslist over huwelijken en beveelt over executies. Maar een zoon kan Anne niet baren.

Hilary Mantel biedt de lezer met haar historische roman een overtuigend beeld van de zestiende eeuw. Het boek staat (over)vol met sappige details, geestige dialogen, schijnbaar terloops gelardeerd met karakterbeschrijvingen van de zelfverzekerde Cromwell, de hardvochtige More, de alles eisende Henry, de ziekelijk jaloerse Anne. Er volgen nog twee delen. U hoort nog van me.

Hilary Mantel, Wolf Hall. Vertaling Ine Willems. Oorspronkelijke uitgave 2009, Nederlandse vertaling 2010, elfde druk 2020, Mediaan uitgevers. 813 blz.