28-07-2015

EEN ZELDZAAM GOED MENS

Op een morgen tegen het einde van november zit er een jongeman van zo'n 26 jaar in de stoomtrein van Warschau naar Petersburg, die opvalt door zijn dikke, blonde haren, grote blauwe ogen en fijn besneden gelaatstrekken.  Prins Mysjkin is zijn naam; na vier jaar voor zijn gezondheid in Zwitserland te hebben doorgebracht, keert hij nu terug naar zijn geliefde Rusland. Er is hem daar een erfenis in het vooruitzicht gesteld, die hopelijk zijn benarde financiële situatie wat draaglijker maakt.

In de trein leert hij een leeftijdsgenoot kennen, Rogózjin, die hem helpt om in contact te komen met het gezin van de invloedrijke en kapitaalkrachtige generaal Jepántsjin, wiens vrouw in de verte familie van de prins is. En zo komt Mysjkin in de hogere kringen van Petersburg terecht, waar hij al gauw de aandacht begint te trekken.

De prins blijkt namelijk een heel aparte man te zijn. Na vier moeilijke jaren in Zwitserland verlangt hij naar een aangenaam, sociaal leven. Welnu, een man met zoveel plezierige karaktertrekken had men in de gezelschappen waarin hij zich nu beweegt, nog niet ontmoet.  Hij is eerlijk, openhartig, empathisch, hoffelijk, staat onverschillig tegenover geld. Frappant is daarom zijn felle uithaal naar het katholicisme, waarvan de prins vindt dat het een onchristelijk geloof is.  Even opgewonden kan hij praten over de Russische beschaving, de Russische ziel en het Russische volk. Hij lijkt  Dostojewski zelf wel. Zijn patriotisme werkt bevreemdend, zijn naïviteit wekt de lachlust op, zodat hij wel de idioot genoemd wordt. Volstrekt ten onrechte: Mysjkin beschikt over een helder verstand, waarmee hij vlug mensen en situaties kan doorgronden.

Hoe staat het met de vrouwen? Hij verkeert in de benijdenswaardige positie dat twee jonge, beeldschone vrouwen geregeld op hem verliefd worden. Die positie wordt echter discutabel als men weet dat beide jongedames uitzonderlijk wispelturig zijn. Neem nu Nastasja. Ze is de maintenee van de veel oudere Tótski, die van haar af wil. Ze voelt zich koopwaar, minderwaardig, schuldig. Mysjkin woont met haar samen, wil trouwen, houdt van haar...uit medelijden, en telkens loopt ze van hem weg. Neem nu Aglája, de jongste dochter van generaal Jepántsjin. Waar iedereen bijstaat, noemt ze hem " eerlijker en edeler dan zij allemaal, beter en liever en intelligenter." Maar als ze hem een keer in het openbaar voor gek zet, zit hij er hulpeloos en verslagen bij. Te veel heer en dan op twee van zulke vrouwen verliefd, daar rust geen zegen op.

Te goed, te lief, te netjes. Maandenlang levend te midden van onvoorspelbare, egocentrische, manipulatieve ambtenaren, landgoedbezitters, generaals en edellieden gaat prins Mysjkin, de man met uitsluitend goede eigenschappen, terug naar Zwitserland. Ook in de  maatschappij van het negentiende - eeuwse Rusland moet je weerbaar zijn en het liefst ook een tikkeltje gemeen.
F.M. Dostojewski, De idioot (1868), vertaald door Charles B. Timmer voor uitgeverij G.A. van Oorschot in 1960, ook uitgebracht in de Rainbow Pockets, vierde druk 2008.