29-06-2018

DE JACHT OP DE WITTE WALVIS

Ismaël is onze verteller. Híj heeft de jacht op Moby Dick, de reusachtige witte potvis, van nabij meegemaakt. Halverwege de negentiende eeuw monstert hij namelijk aan op de walvisvaarder de Pequod, gelegen in de haven van het eiland Nantucket. Al gauw wordt het hem duidelijk dat iedereen hier vaart en dat de walvisjacht de belangrijkste bron van inkomsten is. Hijzelf is al jaren zeeman, maar ervaring met deze jacht heeft hij niet. Een tocht duurt al gauw drie of vier jaar, de harpoeniers staan zeer hoog in de pikorde en de kapitein is de god van het schip. Over hem wordt door de bemanning van de Pequod en de bevolking van Nantucket nogal geheimzinnig gedaan. Hij blijkt Achab te heten; een goede walvisjager, een uitstekende kapitein, maar streng...je moet vliegen als hij een bevel geeft, hij snauwt en grauwt iedereen af.

 Als Ismaël hem voor het eerst ontmoet, ziet hij een gedrongen, gespierde gestalte, grijze haren en een lijkwit litteken dat aan de rechterkant van zijn gebruinde gezicht als een streep naar beneden gaat. Zijn imponerende grimmigheid wordt nog versterkt door het ivoren been waarop hij staat, gesneden uit het gepolijste bot van een potviskaak. Heel zijn woede, zijn wraaklust, maar ook zijn onmacht zitten samengebald in deze prothese. Achab is een quaker; de leden van deze sekte stonden toen al bekend om hun wraakzuchtige karakter. Moby Dick heeft zijn been onder de knie afgebeten, van hem een kreupele gemaakt en moet dus vernietigd worden. En zó zullen de bemanningsleden hun ongenaakbare kapitein geregeld zien: staande op het achterdek, zich vasthoudend aan het want, met zijn kunstbeen in een speciaal daarvoor gefabriceerd gat in het dek, turend over de zee, op zoek naar zijn aartsvijand.

Welke aanblik biedt Moby Dick? Net zo grimmig eigenlijk: een enorme, angstaanjagende witte massa, een geweldig gerimpeld voorhoofd waarmee hij een boot kan rammen, een reusachtige staart, die een sloep kan stukslaan. Door zijn slimheid en boosaardigheid beschouwen de zeelui hem als het ultieme kwaad, dat dus onschadelijk gemaakt dient te worden. Achab, monomaan als hij is, zal niet rusten voordat hij dat doel bereikt heeft.

Deze rode draad loopt door de hele roman. Het is ook een dunne draad, want Herman Melville  (New York; 1819 - 1891) zelf korte tijd walvisvaarder, raadpleegde een aantal standaardwerken en laat de lezer van zijn kennis meegenieten. Zo vertelt hij over de enorme kracht van de potvis; over de walvis als gerecht; het afspekken van dat dier; waarom de kleur wit zo kan afschrikken. Stilistisch lijkt Moby Dick op een mozaïek: er staat een, geweldig goede, preek in, korte toneelstukjes, een alleenspraak, verhandelingen over slavernij, God en sociale wantoestanden. Zijn stijl is heel bloemrijk, en het wekt dan ook geen verwondering dat de Bijbel en Shakespeare tot zijn favorieten behoorden.

Succes had de roman bij verschijnen in 1851 overigens niet. Pas na 1920 - het boek werd toen opgenomen in de Oxford World's Classics - zal Moby Dick tot de wereldliteratuur gerekend worden.
Herman Melville, Moby Dick. Vertaling en Nawoord Barber van de Pol. Amsterdam, 2008. 604 blz.

01-06-2018

DE BRUG VAN SAN LUIS REY

Op 20 juli 1714 brak de mooiste brug van Peru: langer dan een eeuw oud en door Inca's gevlochten van wilgentenen. Vijf reizigers vonden in de afgrond de dood. We leren ze kennen als Esteban, Pepita, Pio, Jaime en de Marquesa de Montemayor. Broeder Juniper, een kleine, roodharige franciscaan uit Italië, zag het allemaal gebeuren. Net als elk ander weldenkend mens stelde hij zich de vraag: waarom? Is er een reden te bedenken waarom uitgerekend deze vijf moesten verongelukken? Wat heeft God hiermee voor gehad? En Juniper vat het plan op om hun levens te onderzoeken; wellicht brengen ze hem op het spoor van Gods raadsbesluiten.

De Marquesa de Montemayor is oud, lelijk, schatrijk en extravagant. Kort voor het ongeluk had ze besloten de onenigheid met haar dochter, die zij aanbad, te beëindigen. Noch in haar liefde, noch in haar leven was ze moedig geweest. Nu wil ze zelf het initiatief nemen en opnieuw beginnen. Twee dagen later stort ze in het ravijn, met haar geliefde bediende Pepita aan haar zijde. Straf? Toeval?

Als ze 22 jaar zijn, sterft de tweelingbroer van Esteban, Manuel. De laatste was hartstochtelijk verliefd op actrice Camila Perichole. De jongens waren vondelingen, opgevoed in een klooster, met als abdis de wijze Madre Maria del Pilar. Omdat de tweeling gewend was alles samen te doen, voelt Esteban zich zó alleen, dat hij zelfmoord wil plegen. Kapitein Alvarado weerhoudt hem hiervan. Samen gaan ze op weg naar Lima, de hoofdstad van Peru. Bij de brug aangekomen, moet de kapitein even weg. En dan stort Esteban met brug en al in het ravijn.

Al heel kleurrijk is oom Pio. Avonturier, van alle markten thuis, offert hij vele jaren op aan la Perichole. Zijn kracht en zwakte liggen in het feit dat hij altijd de aanwezigheid van mooie vrouwen zoekt. Het tragische aan hem is dat zijn uiterlijk hem ongeschikt maakt om vrouwen te veroveren, zodat hij het moet zoeken in vriendelijkheid en gedienstigheid. Daarom noemen de dames hem oom. Met Pio als coach schopt la Perichole het van danseres tot vooraanstaand actrice. Als maîtresse van de onderkoning krijgt ze drie kinderen, onder wie de kwetsbare Jaime. Om deze een goede opvoeding te geven, reizen Pio en Jaime naar Lima, en moeten dus de brug over.

Juniper brengt deze levens in kaart, spreekt met nabestaanden, ontdekt dat mensen enorm van mening kunnen verschillen en zichzelf geregeld tegenspreken. En hoewel hij een diepgelovig man is die met zijn geschriften alleen maar goede bedoelingen heeft, wordt zijn werk als ketterij gezien, en de arme Juniper komt op de brandstapel terecht. Pech? Toeval? Straf? Gods raadsbesluiten blijven ondoorgrondelijk.

Een oude, wijze dame, abdis Madre Maria del Pilar dus, heeft de vijf overledenen gekend, was van de hoogte - en dieptepunten in hun leven op de hoogte. Eens zal iedereen vergeten zijn, overpeinst ze, maar dat is niet erg. Hun liefde is voldoende geweest en die vloeit weer terug naar de liefde waaruit ze is ontstaan. "Er is een land van de levenden en een land van de doden en de brug is liefde, het enige wat blijft, het enige wat betekenis heeft."

De brug van San Luis Rey verscheen in 1927 en maakte de Amerikaan Thornton Wilder (1897 - 1975) wereldberoemd. In 1928 kreeg hij er de prestigieuze Pulitzer Prize voor. Voor de moderne lezer heeft deze roman veel weg van het werk van Zuid - Amerikaanse auteurs. Toen mannen als Llosa en Márquez het boek lazen, moeten ze instemmend geknikt hebben toen ze merkten hoe trefzeker de auteur personen, sfeer, couleur locale en Peru weergaf. "Zo is het helemaal, Thornton," mompelden ze, en "Goed zo, jongen." Dit is een compliment, Wilder.
Thorton Wilder, De brug van San Luis Rey. Vertaald door Peter Bergsma. Amsterdam, 2015. 141 blz.