12-07-2019

EEN ROMAN IN VERZEN

Alexander Poesjkin (Sint - Petersburg; 1799 - 1837) startte in 1823 met Jevgeni Onegin en voltooide deze roman in verzen in 1831. Pas in 1833 werd het werk voor het eerst in zijn geheel, dat wil zeggen in acht hoofstukken, gepubliceerd. In het begin van de negentiende eeuw waren de Russische schrijvers zoekende: men zocht naar een literaire standaardtaal en naar een vaste vorm. Tot aan 1830 was literatuur in Rusland namelijk vooral poëzie, daarna richt men zich meer op proza. Poesjkin bewandelt een middenweg. Hij wil een verhaal vertellen met verschillende personen, maar kiest daarvoor het vers. Hij creëert zelfs een eigen versvorm, de Onegin - strofe, die bestaat uit veertien regels met een rijmschema waarin gekruist, gepaard en omarmend rijm afwisselend worden gehanteerd. Poesjkin sprak ook niet over 'hoofdstukken', maar over 'zangen'.

Het draait in Jevgeni Onegin om de volgende vier personen: Jevgeni zelf, rijk, verwend, snel verveeld, een man van de wereld. Uit Sint - Peterburg afkomstig, bewoont hij nu het landgoed van zijn oom, dat hij geërfd heeft. Daar, op het platteland, ontmoet hij de mooie freule Tatjana, die haar mensenkennis heeft opgedaan uit de talloze romans die ze gelezen heeft en dus allerlei hooggestemde ideeën over de liefde en de mannen koestert. Ze wordt hopeloos verliefd op Jevgeni. Hij weet dat, maar doet er niets mee. Haar zusje Olga is een stuk oppervlakkiger; de dichter Vladimir Lenski zal haar minnaar worden, en vriendschap sluiten met Jevgeni. Tussendoor duikt telkens de verteller op: hij is bevriend met Jevgeni en levert voortdurend vaak spottend commentaar op personen, gebeurtenissen, toestanden. Naarmate de roman vordert, wordt hij ernstiger. Geen wonder, want Poesjkin maakt zelf het een en ander mee in zijn privé - leven gedurende de jaren dat hij met deze roman bezig is. Dat leidt dan tot nuchtere constateringen als:

 Alles vergeten is een gave
 Die men slechts met de dood verkrijgt. Of:

Al je geheimen te verklappen,
Verliefdheid, afkeer, treurnis, vreugd,
Dat alles er maar uit te flappen:
Het is een kenmerk van de jeugd.

Voor de toenmalige lezers van Jevgeni Onegin was het aantrekkelijke van de roman hierin gelegen dat ze lazen over hun eigen tijd, hun eigen Moskou en Sint - Petersburg, compleet met de rangen en standen, de tradities en gewoontes van die dagen. Op een aanstekelijke manier, in prettig klinkende verzen, laat Poesjkin over van alles en nog wat zijn licht schijnen.

Het slot is ernstig en weemoedig. Na 26 jaar zien Jevgeni en Tatjana elkaar weer terug, maar de omstandigheden zijn totaal verschillend. Zij heeft een verstandshuwelijk gesloten met een generaal, en is dus in Moskou een 'grande dame'. Over Jevgeni kunnen we kort zijn:

Hij had in 26 jaar
Alleen een beetje lopen kloten,
Hij had geen vrouw, geen vak, geen baan,
En zin noch doel had zijn bestaan.

Veel harder had Poesjkin niet kunnen uithalen. De zielige poging om Tatjana toch nog te veroveren stuit op haar ijzige houding, hoewel ze toegeeft, o romantiek, nog van hem te houden. Je hele leven wijden aan vrijheid, onafhankelijkheid en onverstoorbaarheid kan, vooral als je jong bent, je een hele prettige tijd bezorgen, maar o wee als de oude dag nadert. Het inzicht dat je eigenlijk een mislukt leven geleid hebt, zal voor menige bon vivant zijn laatste levensjaren verzuurd hebben.
A.S. Poesjkin. Werken. Gekozen en vertaald door Hans Boland. Uitgeverij Van Oorschot, Amsterdam, 2018. 899 blz.
Arthur Langeveld en Willem G. Weststeijn, Moderne Russische literatuur. Amsterdam, 2005.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten