14-09-2019

OVER LEIBNIZ EN HET OPTIMISME

De Duitse filosoof Gottfried Wilhelm Leibniz (1646 - 1716) was een optimistische denker. God staat buiten en boven de wereld. Hij is alwetend en door en door goed. Daarom heeft Hij een wereld geschapen die onder alle mogelijke werelden de beste is. Was een nog betere mogelijk geweest, dan had God die heus wel gekozen. Maar, kun je dan tegenwerpen, hoe komt het kwaad, het lijden, het leed dan in de wereld? De mens is onvolmaakt, hij heeft zijn fouten; hij kan niet aan God gelijk zijn. Daarom zal hij falen, zondigen, een ander ongelukkig maken. Dat we wel degelijk in "de beste van alle mogelijke werelden" leven, daar was Leibniz vast van overtuigd.

Voltaire (pseudoniem van Francois - Marie Arouet; 1694 - 1778) zag dit totaal anders. Deze Franse filosoof, literator en aartsspotter, die op het persoonlijke vlak al heel wat naars had meegemaakt, was, net als zovelen, geschokt door de aardbeving in Lissabon in 1755, die 30.000 mensen het leven kostte. Toen in 1756 op verschillende plekken in Europa de Zevenjarige Oorlog losbarstte, was er voor Voltaire alle reden om er een pessimistische levensvisie op na te houden. Hoezo 'de beste aller werelden' ? En hij publiceerde in 1759 de satirische avonturenroman Candide ou l'optimisme.

Een brave, zachtmoedige jongeman, die daarom Candide heet, wordt op het kasteel van een baron opgevoed, waar hij als huisonderwijzer Pangloss treft. De man is onder alle omstandigheden een overtuigd aanhanger van Leibniz. Altijd zal hij proberen de theorie van 'de beste aller werelden' te verdedigen. Dat is niet eenvoudig, omdat hij en Candide, soms samen, vaak ook apart, door de wereld trekken en de verschrikkelijkste avonturen meemaken. Oorlogen, natuurrampen, martelingen, executies. Of ze zich nu bevinden in Bulgarije, Venetië, Spanje, Argentinië of Suriname: machtsmisbruik, oplichting, diefstal, je komt het allemaal tegen. En telkens weer is er Pangloss die uitroept dat dit toch echt de beste wereld is die er mogelijk moet zijn. "Hoe zouden die andere werelden er dan uit hebben gezien?" vraagt een opstandig type zich weleens af. Uiteindelijk zitten Candide en enkele trouwe lotgenoten bij elkaar op een boerenhoeve en kijken op hun leven terug. Ze zijn het erover eens dat arbeid ze van de drie grootste plagen afhoudt, namelijk verveling, verdorvenheid en armoede. Als Pangloss weer eens over Leibniz begint, reageert de sceptisch geworden Candide slechts met: "Laten we onze tuin bewerken." Die is niet te groot, dus overzichtelijk, dat kan een mens nog wel aan.

De verzamelde werken van Voltaire zijn in 99 delen verschenen, maar ik heb het idee dat de Candide één van de weinige teksten is die de tand des tijds nadrukkelijk hebben doorstaan. Het is een vermakelijk en wijs boekje, waarin Voltaire Leibniz en eigenlijk ook al die andere rationalistische filosofen met hun abstracte systemen erop wijst dat er een tegenstelling bestaat tussen hun bedenksels en de barre werkelijkheid. Hij karakteriseerde optimisme als volgt: "Zo heet de waanzin, vol te houden dat alles goed gaat, als alles verkeerd gaat." Wanneer Candide op het aardse paradijs El Dorado vertoeft, ontstaat de volgende discussie met een autochtoon. Candide vraagt: "Hebt gij dan geen monniken die onderrricht geven, die redetwisten, heersen, kuipen en diegenen doen verbranden, die die het niet met hen eens zijn?" Hij krijgt als antwoord: "Dan moesten wij wel gek zijn. Wij zijn het hier allen met elkander eens en wij begrijpen niet wat u bedoelt met uw monniken." Niet alleen filosofie, ook religie en politiek krijgen van Voltaire behoorlijke tikken.

Voltaire hoorde bij de Verlichting en met hem waren er meer die argwanende geluiden lieten horen in de richting van dogmatische denkers als Leibniz, Descartes en Spinoza. En dat is prima zo. In de filosofie ben je nooit klaar met denken, en de stilte van je studeerkamer af en toe inruilen voor  straatrumoer kan nooit kwaad.
Voltaire, Candide of het optimisme. Vertaling Hans van Pinxteren. Amsterdam, 2017. 139 blz.
Jabik Veenbaas, De Verlichting als kraamkamer. Amsterdam, 2013. 288 blz.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten