01-10-2024

DE MAN DIE ZICH NESCIO NOEMDE

 Hoewel Frits Grönloh (1882 - 1961) geen warme gevoelens koesterde voor zijn ouders, en trouwens om zijn twee zussen ook weinig gaf, moest hij zijn pa toch dankbaar zijn. Deze stuurde hem namelijk naar de driejarige hbs, en dat was bijzonder. Dat schooltype was bedoeld voor de 'hogere burgerij', maar zijn vader behoorde slechts tot de kleine middenstand in Amsterdam - Oost, bij het Oosterpark. 

Frits heeft een goed stel hersens.  Op basis van zijn uitstekende cijfers mag hij naar de Openbare Handelsschool, een opleiding van twee jaar, die eveneens door zijn ouders bekostigd wordt. Hij slaagt, beschikt over diploma's die gelijkwaardig zijn aan de vijfjarige hbs, en vertrekt voor zijn eerste baan naar Hengelo. Bijna vijftig jaar zal hij op handelskantoren zijn brood verdienen en vooral carrière maken.

Was hij daar eigenlijk geschikt voor? Als jongen van achttien jaar leest en schrijft hij graag, maakt urenlange wandelingen door dorpjes, bossen en weilanden. Jaren zal hij dat volhouden, liefst alleen. Hij is anders, vindt ook de knappe Agathe, met wie hij in 1906 trouwt. Nee, aan het kantoorleven had hij al vroeg een hekel, maar er moest geld verdiend worden. Hij was goed in talen, kon brieven en verslagen schrijven en was een harde werker. Op 1 juni 1904 treedt hij in dienst van de Holland - Bombay Trade Company. Hij zal er opklimmen van kantoorbediende tot mededirecteur.

En dat schrijverschap? Twee jaar lang werkt hij verbeten op kantoor, vaak ook `s avonds. Dan beseft hij dat hij zichzelf aan het kwijtraken is. Schrijven geeft hem de vrijheid weer terug. Kleine schetsen worden het, zoals Lenteavond, over hoofdpersonen die zwerven, ketenen van zich af willen werpen. Geholpen door een fantastisch visueel geheugen zal hij autobiografisch materiaal geregeld blijven gebruiken, in vooral korte stukjes, in zijn eigen, kenmerkende stijl. Hoe die eruit ziet? Taal zonder opsmuk, laconiek, veel herhalingen om structuur aan te brengen, licht van toon, wat af en toe een humoristisch effect oplevert. 

Grönloh zelf en dus ook zijn hoofdpersonen beleven de natuur op een aparte manier. Zij raken in extase van een slootje met wat riet ernaast, een bosrand met weilanden, een slingerend paadje met in de verte een kerktoren in een volstrekte stilte. Zo kunnen ze zich losmaken van die doodsaaie alledaagsheid waar ze steeds weer mee geconfronteerd worden. Hoofdpijnen, melancholie, depressies, hij zal er zijn hele leven last van hebben.

Hij koos de schuilnaam Nescio (= ik weet niet), omdat hij werk en schrijven strikt gescheiden wenste te houden. Maar hij wilde ook benadrukken dat hij aan alles twijfelt. Hij houdt tegelijkertijd van de stad èn het platteland. Hoe gespleten kan een mens wel niet zijn?

Zijn reputatie berust op slechts drie novellen, namelijk De uitvreter, dat in januari 1914 in De Gids gepubliceerd werd; Titaantjes, dat in juni 1915 in het tijdschrift Groot Nederland verscheen; Dichtertje, dat in april 1918, samen met de bovenstaande verhalen, als bundel  uitgegeven werd. In De uitvreter streeft de hoofdpersoon er verwoed naar om volstrekt vrij te zijn, terwijl hij zijn best doet om alle belemmeringen uit de weg te ruimen. Titaantjes opent met de beroemde zinnen: "Jongens waren we - maar aardige jongens. We zijn nu veel wijzer, stakkerig wijs zijn we, behalve Bavink, die mal geworden is." De hemelbestormers van eens zijn alledaagse burgers geworden. In  Dichtertje ontmoet de lezer opnieuw mensen met grote verwachtingen en idealen, die allemaal op niets uitlopen. Het huwelijk staat hier centraal, samen met een hartstochtelijke, verboden liefde; allerlei schimpscheuten op de brave burgermaatschappij begeleiden de intrige.

Grönloh was geen gemakkelijke man. Afstandelijk, tactloos, niet in staat complimenten te geven, maar hij hield veel van vrouw en kinderen en als het erop aankwam, stond hij altijd voor hen klaar. Voor zijn medewerkers was hij nadrukkelijk de baas, streng, maar hij kon ook onverwacht sociaal zijn. Op officiële bijeenkomsten was hij een ramp. Hij kleedde zich uitgesproken slecht en gedroeg zich onbeholpen.

In de loop der jaren groeit zijn aanzien onder literaire critici nadrukkelijk. Na zijn overlijden wordt hij uitvoerig geprezen. Er is nog steeds belangstelling voor zijn werk. Van de drie novelles en Mene Tekel verscheen in 2021 bij Nijgh & Van Ditmar de 46ste druk.

Lieneke Frerichs, Nescio. Leven en werk van J.H.F. Grönloh. Uitgeverij Van Oorschot, Amsterdam, 2021. 655 blz. 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten