02-01-2025

HOE DE KERK UIT NEDERLAND VERDWEEN

 In 1853 werd aan een eeuwenlang onrecht een einde gemaakt. De katholieken van Nederland mochten van hun eigen land weer een echte kerkprovincie maken, dus met bisschoppen en ambtenaren, om een kerkelijke wederopbouw te realiseren. Een katholiek kon openlijk zijn geloof belijden, zijn eigen kerk bezoeken, op bezoek gaan bij zijn eigen priester. Deze officiële toestemming leidde in de tweede helft van de negentiende eeuw tot de meest uiteenlopende activiteiten. Er werden processies gehouden, priesteropleidingen gestart, kloosters en kerken gebouwd. Rond 1920 viel aan de aanwezigheid van het katholicisme niet te ontkomen. Hoe was de katholieke mens er zelf aan toe?

Een goed katholiek leerde al jong dat zijn geloof superieur was aan dat van andere religies. Hij was gehoorzaam, niet kritisch en levenslustig op een vrome manier. Kerk, ouderlijk huis, school en werk: ze waren onverbrekelijk met elkaar verbonden, en pastoors en kapelaans zagen toe dat alles volgens de regels verliep. Met protestanten en socialisten ging je niet om, je luisterde naar de katholieke radio (KRO), las de eigen krant (de Volkskrant bijvoorbeeld) en stemde op de partij die de geestelijkheid nadrukkelijk aanbeval, dus de KVP. In 1935 werd bij wet bepaald dat gehuwde vrouwen in het onderwijs hun baan moesten opzeggen. Diverse katholieke werkgevers namen deze maatregel over. Thuis was er voor haar tenslotte genoeg te doen: rond 1950 had een fatsoenlijk katholiek echtpaar toch al gauw vijf of zes kinderen.

Onze auteur, Jos Palm, historicus en journalist, heeft de benauwende kanten van het geloof van nabij meegemaakt. Opgegroeid in het overwegend katholieke dorp Zeddam bij Arnhem hoorde je al vanaf je jongste jeugd verhalen over heiligen en gebeurtenissen uit de bijbel, was er altijd wel een godsdienstleraar, bad je aan het begin van de les, werd er door de onderwijzer bijgehouden hoe vaak je in een week naar de kerk ging. En voor een meisje was de toekomst al helemaal overzichtelijk. Zij zou zich altijd dienend opstellen tegenover man en kinderen. Een vrouw was geboren om genegenheid te geven. De moeder van Jos zou haar hele leven wijden aan haar echtgenoot en haar zes kinderen. Zij trouwde overigens niet met haar grote liefde. Dat was Henk, maar Henk was protestant, dus een huwelijk zat er niet in. Twee geloven op één kussen, daar slaapt de duivel tussen, weet u wel?

Niets blijft onaangetast, daar ontkomt  ook de roomse zuil niet aan. In 1957 melden de bisschoppen in hun vastenbrief dat er jaarlijks tientallen priesters minder gewijd worden dan 25 jaar geleden; de strenge moraalleer over seksualiteit wordt ook door katholieke psychologen bekritiseerd; de jeugdbeweging groeit niet meer. Maar de opening van het Tweede Vaticaanse Concilie op 11 oktober 1962 door paus Johannes de 23ste zorgde voor een totale ommekeer binnen de Kerk. Wat het opleverde? 

De Kerk moest 'gewoner' worden, dichter bij de mensen staan, het Latijn werd in de mis vervangen door de volkstaal, er diende sprake te zijn van gewetens - en godsdienstvrijheid en van democratie. Elders in de wereld wist men niet goed wat men met die papiermassa die het concilie opleverde, aan moest, maar in Nederland wist men het wel.

In ons land vond tussen 1968 en 1970 het Pastoraal Concilie van Noordwijkerhout plaats. De veranderingen zouden door de meeste gelovigen als desastreus worden ervaren. De priester stond met zijn gezicht naar hen toe; de hostie werd ook door leken uitgedeeld, zij mochten ook uit de bijbel voorlezen; priesters droegen geen habijt maar een donker pak; sommige hadden zelfs opvallend lang haar. en ja, de biecht bestond eigenlijk niet meer.

Het gezin Palm werd, in de ogen van pa en ma, hard getroffen. Van de zes kinderen bleef slechts één de Kerk trouw. De andere vijf liepen eigenlijk regelrecht over na de vijand. Studerend aan de zogenaamde katholieke universiteit kwamen zij in aanraking met het communisme, socialisme, Marx, Lenin en de Socialistische Partij. Ze werden zelfs fervente aanhangers van deze stromingen. Het katholieke bolwerk dat de Palms eens waren, stortte in, tot intense droefenis van pa en ma.

De rigoureuze veranderingen werden slechts door een betrekkelijk klein groepje van geestelijken, theologen en hoger opgeleiden gewaardeerd. Vooral de ouderen voelden er niets voor, hadden heimwee naar vroeger. De jongeren stonden er wat meer open voor. Maar ook zij lieten het uiteindelijk afweten. Toen ze door studie of werk onder de stolp van het plaatselijke rooms - katholicisme uit waren, suggereert Jos Palm, keken ze wat onafhankelijker tegen hun voormalige religie aan. De controle van buitenaf was er niet meer, en boeken, tijdschriften, kranten die hele andere opinies aanboden, zorgden mede voor een kerkelijke leegloop die verbijsterende vormen aannam.

Rome sloeg terug. In 1970 werd de conservatieve Ad Simonis bisschop in Rotterdam, 1n 1972 kreeg  de zo mogelijk nog behoudender Johannes Gijsen dezelfde functie in Roermond. De verdeeldheid nam alleen maar toe, dé Kerk bestond eigenlijk niet meer. In 1965 bezochten van de ruim 5 miljoen katholieken nog 2,7 miljoen de zondagsmis, in 1975 waren dat er nog anderhalf miljoen, In 1985 bleven er daar nog bijna 900.000 van over; in 2000 volgde slechts tien procent van de Nederlandse katholieken de kerkdienst. Gedoopte kinderen, kerkelijk gesloten huwelijken, ze worden minder en minder. Nederland is een missieland geworden, met priesters die uit India of Zuid - Amerika komen. 

Jos Palm, Moederkerk. De ondergang van rooms Nederland. Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2012. 268 blz.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten