12-07-2012

DE GROTE GATSBY

Je kunt van Jay Gatsby zeggen dat hij zijn kapitaal verdiend heeft met louche zaakjes, dat hij in een monsterlijk groot huis woont, dat veel van zijn verhalen op grootspraak berusten, maar één ding staat vast: hij is een onvervalste romanticus, tegen het naïeve aan.

Bijfiguur en verteller Nick leert hem kennen doordat hij zijn buurman wordt. Beide mannen zijn van dezelfde leeftijd, ergens in de dertig, maar financieel en sociaal is het verschil immens. Nick handelt in obligaties, wat in de jaren twintig niet veel oplevert; Jay beschikt over enorme financiële middelen, want hij organiseert elke zaterdag feesten waar zowat iedereen zonder veel moeite aan kan deelnemen. Alle klaplopers uit de stad verdringen zich rond de hapjes en glazen champagne die constant geserveerd worden, terwijl gerenommeerde orkesten voor de muziek zorgen. Maar wie is de gastheer? Als Nick die terughoudende man ontmoet, ontstaat  er een soort vriendschap tussen beiden. Achter de belangstelling van Jay voor Nick zit ook eigenbelang. Nick kan hem in contact brengen met diens grote jeugdliefde Daisy.

Eens was zij het mooiste meisje van haar geboortestad. Haar sportauto, haar modieuze verschijning, die zwoele en toch zo muzikale stem: iedere jongeman droomde van haar. En toen kwam Jay. Tot aan het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, waarin hij zijn heldendaden zal verrichten, waren ze onafscheidelijk. Ook al haalde de grote wereldbrand de gelieven  hardhandig uit elkaar, voor Jay bleef ze de enige echte. Geruime tijd leest hij het dagblad van Chicago, in de hoop haar naam tegen te komen. Hij loopt door de straten van die stad vanwege de amoureuze  herinneringen  die ze bij hem oproepen. Hij trekt dat protserige huis in, omdat zíj dan tegenover hem woont, slechts gescheiden door een baai. Gefascineerd kijkt hij 's avonds naar het groene lichtje van de aanlegsteiger waaraan haar boot gemeerd ligt. Die patserige feesten houdt Jay alleen maar omdat hij hoopt dat Daisy ook eens een kijkje komt nemen. Terwille van haar gaat hij heel, heel ver. Ik zei het al: een romanticus, die bovendien zo naïef is om te denken dat het verleden ervoor zorgt dat mensen niet veranderen.

Auteur F. Scott Fitzgerald (1896 - 1940) wilde in zijn wereldberoemde en verfilmde roman "The great Gatsby" ( 1925; vertaald door Susan Janssen in 1985) de wereld van de onverschillige rijken schilderen. Hij toont de lezer " onachtzame mensen die dingen en personen kapot maken, vervolgens achteloos hun schouders ophalen en zich terugtrekken in hun geld, terwijl ze anderen de troep die zíj gemaakt hebben, laten opruimen."

Met veel gevoel voor detail tekent Fitzgerald deze holle samenleving. Maar duidelijk daarboven uitstijgend zijn de sfeerbeschrijvingen van het voor Jay zo belangrijke verleden; hier komt Proust goedkeurend glimlachend om de hoek kijken. De lezer voelt sympathie en mededogen voor Gatsby en andere dromers die geloven in onvergankelijke liefde en een toekomst die eens al het geluk zal brengen waar romantici op hopen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten