22-01-2013

EEN GRIEZEL

Charles Dickens (1812 - 1870) was gefascineerd door alles wat met misdaad te maken had. Hij keek vaak rond in achterbuurten, observeerde daar prostituees, souteneurs, kleine criminelen. In binnen - en buitenland bezocht hij gevangenissen, waar hij gesprekken trachtte aan te knopen met zoveel mogelijk veroordeelden.

In zijn romans komt er minimaal één schurk voor. Sommigen zijn wereldberoemd geworden. Zo denkt u ongetwijfeld met afgrijzen terug aan de kille vrek Scrooge uit " A Cristmas Carol ", terwijl de sluwe jeugdbendeleider Fagin, van wie Oliver Twist zo'n last had, uw bloed nog doet koken als u zijn naam hoort.

Een ronduit afzichtelijke man ontmoette ik in " Dombey and Son " (1846 - 1848), een veelgelezen roman in Dickens' tijd, daarna in de vergetelheid geraakt. Om de slechtheid van James Carker  vol tot u te laten doordringen, moet u iets van de belangrijkste verhaallijn afweten. De persoon om wie de intrige draait, is Paul Dombey, een heel deftige, heel rijke en heel trotse zakenman in Londen. Zijn wil is wet, werkelijk iedereen zal voor hem buigen. Daarom kan hij met geen mogelijkheid verdragen dat zijn grote droom door een tragische oorzaak uiteenspat: zijn enige zoon sterft op zeer jeugdige leeftijd. Samen met hem had pa zijn imperium willen uitbouwen. Aangezien vrouwen in zijn wereldbeeld niet meetellen, wordt zijn aanhankelijke dochtertje Florence achteloos ter zijde geschoven.
Toch ook een engerd, denkt u nu. Zeker, maar het genie van Dickens wist nog iets veel ergers te creëren. James Carker is de rechterhand van Dombey. Hij neemt hem veel werk uit handen, maar blijft onderdanig, op het kruiperige af. Constant dwalen zijn ogen rond, iedereen observerend, wachtend op de kans om genadeloos toe te slaan. Altijd uiterst beleefd optredend, waarbij hij zó breed glimlacht dat enorme rijen witte tanden en veel tandvlees zichtbaar worden, tracht hij iedereen die ertoe doet voor zich in te nemen. Ondertussen vernedert en beledigt hij met enige wellust de mensen die onder hem staan, tot wie zijn oudere broer behoort. Ziet u hem voor u? Een wrede, intelligente man, die over een groot talent beschikt om te allen tijde onheil te stichten.

Jaloers is hij eveneens. Wat Dombey bezit, wil hij ook hebben. Dat moment breekt aan als hij Edith leert kennen, Dombey's tweede vrouw. Haar schoonheid bedwelmt iedereen. Daarom heeft Dombey haar ook gekozen, want hij wil met haar pronken op diners en recepties. Ze haat hem, want hij vernedert haar. Door een hooghartige houding aan te nemen, probeert ze haar gevoel van schaamte te verbergen. Carker doorziet beiden; hij begrijpt dat dit de kans is om de trotse Dombey tot op het bot te kwetsen. Zijn emoties winnen het van het koele verstand. Hoewel Edith van hem gruwt, gaat ze toch op zijn voorstel in: hij schaakt haar en beiden vluchten naar het buitenland. Dombey beseft dat zijn aanzien en zijn geld geen geluk, geen vriendschap, maar slechts ellende heeft gebracht. Zijn woede wordt slechts overtroffen door zijn vernedering.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten