03-02-2015

MICHIEL DE RUYTER ALS RECHTERHAND VAN NEDERLAND

In de loop van de zeventiende eeuw was Michiel de Ruyter  (1607 - 1676; geboren in Vlissingen) zó beroemd, dat buitenlanders door Amsterdam zwierven, op zoek naar zijn, ongetwijfeld luxueuze, woning. Tot hun ontsteltenis troffen ze hem aan in een simpel rijtjeshuis, eenvoudig gekleed, een imponerende gestalte, die in alles aan een ruwe zeebonk deed denken. Hoewel hij een neusje voor zaken doen had, bewees de doodgewone inrichting van zijn huis dat geld hem eigenlijk niet interesseerde. Hij spaarde voor zijn kinderen en schonk aan goede doelen.

Varen op zee, dat was zijn lust en zijn leven. Hij begon er jong mee: al op zijn elfde jaar voer hij als hoogbootmansjongen het zeegat uit. Als stuurman op een walvisvaarder kwam hij terecht in o.a. Spitsbergen; in 1636 was hij voor het eerst kapitein, en wel op een kaperschip, waarmee hij  zoveel mogelijk schepen van de beruchte Duinkerker kapers moest zien te veroveren. In 1640 trok hij, gedeeltelijk voor eigen rekening, met zijn vrachtschip naar landen als Brazilië en Marokko, een financieel aantrekkelijke en uiterst avontuurlijke onderneming. Dertig jaar lang verzamelde hij kennis en ervaring in verschillende functies op de meest uiteenlopende boten. De Ruyter was, zoals zijn biograaf het uitdrukt, "een zeeman met zout in zijn bloed." Toen hij op 29 juli 1652 definitief tot de marine toetrad om de Nederlandse Republiek te dienen, wist hij vrijwel alles wat een bevelhebber over zeeën, schepen en zeelieden weten moest.

Zijn eerste aanstelling was vice - commandeur op de oorlogsvloot die toen voor Texel was gelegen. Hij zou opklimmen tot de hoogste rang, speciaal voor hem uitgevonden, namelijk luitenant - admiraal - generaal. Gedurende 24 jaar vocht hij voor de Nederlanden, daarbij gesteund door de machtigste man van Holland, raadspensionaris Johan de Witt, die vanaf 1660 tot aan zijn gruwelijke dood in 1672 ook zijn vriend en adviseur was. Talrijke zeeslagen tijdens drie oorlogen tegen Engeland, kruistochten naar de Middellandse Zee, expedities naar Denemarken, De Ruyter zag er niet altijd de zin van in, maar als het gezag een beroep op hem deed, gaf hij altijd toe.

Drie eigenschappen maakten hem tot een opperbevelhebber van uitzonderlijk hoog niveau: hij blonk uit als aanvoerder; kon goed delegeren; wist zijn mannen aan zich te binden. De Ruyter trainde voortdurend met zijn mensen. Ze deden aan schijngevechten, namen allerlei gevechtsmanoeuvres en gevechtsorders door en konden haast blindelings in formatie varen. Omdat hij zijn officieren verantwoordelijke opdrachten gaf, waren zij altijd in staat zelf initiatief te nemen. Zeelieden zagen het als een eer wanneer ze met hem mochten varen. Hij was streng maar rechtvaardig, zorgde ervoor dat zijn mensen niets tekort kwamen, zodat ze hem zijn opvliegendheid vergaven en hem "Bestevaer" noemden, een troetelnaampje dat alleen voor een uiterst geliefde gezagvoerder was weggelegd.

Biograaf  Prud'homme van Reine doorzocht talloze archieven en boorde nieuwe bronnen aan in een geslaagde poging mythes door te prikken en van Michiel de Ruyter geen ongenaakbare held, maar een echt mens te maken. Gezagsgetrouw, zeer vroom, opmerkelijk bescheiden, een familieman: eigenlijk was hij een beetje saai als hij niet hoefde te vechten.
Ronald Prud'homme van Reine, Rechterhand van Nederland. Biografie van Michiel Adriaenszoon de Ruyter. De Arbeiderspers, Amsterdam, 1998 derde druk. 406 blz.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten