18-10-2016

PORTRET VAN EEN KRAS OUDJE

Eigenlijk heeft het tante Mia haar hele leven erg meegezeten. Thuis, op de boerderij, mocht ze niets  doen, want als jongste meisje van negen kinderen konden ze het best wel zonder haar af. Sterker: ze werd verwend door alles en iedereen, hoefde nog geen bordje af te drogen, geen bed op te maken, geen koe naar de stal te brengen. Mia groeide beschut op, in een harmonieus gezin, in zo'n dorp waar iedereen elkaar kent. Met vriendjes lukte het wat minder. Ze was niet knap, ze was niet lelijk, deed een beetje nuffig, zodat ze na een mislukte verloving op haar vijfentwintigste, om maar wat te doen te hebben, ging helpen in de huisartsenpraktijk van haar broer.

Binnen de familie kreeg ze de rol toebedeeld van de nog jonge, gastvrije, liefhebbende tante. Alle neefjes en nichtjes kwamen logeren, het huis van haar vrijgezelle oom was daarvoor groot genoeg, en toen sommige geschikt bleken voor atheneum of gymnasium, konden ze een aantal jaren bij oom en tante in de grote stad wonen om daar naar school te gaan. En zo werd Mia wat ze altijd gewild en waar ze heimelijk naartoe gewerkt had: moeder. Ze liet haar oog vooral vallen op de bedeesde, volgzame kinderen, die ze kon kneden en sturen, zodat ze háár als hun moeder zagen en de echte min of meer vergaten. Dat mislukte bij Lisette, want die doorzag haar; dat ging moeiteloos bij de kleine Arnold, want die verloor al vroeg zijn eigen moeder; dat lukte boven verwachting bij Hanna, omdat haar moeder al vanaf Hanna's derde ziekelijk was en bleef. Hanna had een aanhankelijk, lief karakter, niets was haar te veel en vooral: ze wilde niemand, en tante Mia al helemaal niet, teleurstellen. Maandenlange vakanties, dure cadeaus, de lievelingsschoenen en de beeldige jurkjes, Hanna hoefde maar te kikken of ze kreeg het. Eindelijk had Mia, op haar veertigste, de dochter die ze zich altijd gewenst had. Ze koppelde haar aan een jongeman die ze zelf ook leuk vond en had een beslissende stem in de bruidsjapon, de kerk waarin getrouwd werd en de organisatie van het huwelijksfeest zelf. Dat bleek haar zwanenzang. Haar invloed taande, haar humeur verslechterde, haar frustraties namen na haar zestigste alleen maar toe.

Het was haar eigen schuld. Goed verzorgd achtergebleven na de dood van haar broer had ze weinig om handen en kon ze zich overgeven aan haar hobby's: lang zitten, veel praten en zich bemoeien met andermans zaken. Ze bezocht veelvuldig het jonge gezin van Hanna, tikte haar geregeld op de vingers als het om de opvoeding van haar kinderen ging, maakte haar verwijten over haar kleding, huishouding, kookkunst. Hanna begon haar tegen te spreken en vervolgens te mijden, en dat deden de andere neven en nichten ook. Wie wil er terechtgewezen worden omdat hij of zij nog ongetrouwd is? Nog zelden naar de kerk gaat? Slechts samenwoont en toch een kind heeft?

Nu is ze negentig. Haar gezondheid is uitstekend. Hart, longen, bloeddruk: de huisarts kan er maar niet over uit. Ze beklimt trappen, doet haar eigen huishouding en leest de krant zonder bril. Moeiteloos haalt ze de meest uiteenlopende herinneringen op, terwijl ze uitstekend op de hoogte blijft van de vaderlandse politiek. Ze gaat niet op bezoek in ziekenhuizen, bejaardenwoningen en gezinnen met gehandicapten, want narigheid heeft ze nooit kunnen verdragen en over de dood wil ze het al helemaal niet hebben. Want verwend en egocentrisch is tante Mia altijd gebleven, uitsluitend bedacht op haar eigen welzijn. Daarom is het stil om haar heen en zit ze uren in haar gerieflijke woning uit het raam te staren. Het leven is haar weliswaar goed gezind geweest, maar haar grootste wens is nooit in vervulling gegaan: een leuke man, lieve kinderen, zelf echtgenote en moeder zijn, zoals Hanna. Ze hoopt vurig dat haar lieveling nog eens aankomt, maar ja...na al die verwijten...ruzies...nare woorden...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten