17-03-2017

VRIENDSCHAP ALS OVERLEVINGSKUNST

Waar moest je in ons land in de zeventiende en achttiende eeuw naartoe als je geen werk had? Wie hielp je als je langdurig ziek was? Wie wilde je verzorgen wanneer je gebukt ging onder de gebreken van de ouderdom ? Bij wie kon je terecht als je schulden had gemaakt, je partner was verdwenen, je zoon of dochter op het verkeerde pad geraakt? WW - en AOW - uitkeringen bestonden niet, van pensioenen en ziektekostenverzekeringen had men niet of nauwelijks gehoord, banken en uitzendbureaus moesten nog uitgevonden worden. Wie hulp nodig had, zocht die in zijn naaste omgeving, en wel bij vrienden en verwanten.

Voor leden van vooraanstaande families waren vriendschap en verwantschap nadrukkelijk met elkaar verbonden. Ook naar de buitenwereld toe dienden broers en zusters, neven en nichten, ooms en tantes, één front te vormen om de eer van het huis hoog te houden. De opvoeding speelde hierbij een belangrijke rol. Al jong werd je ingepeperd dat je je emoties in bedwang hield, altijd beleefd moest zijn, je plichten behoorde te vervullen. En dus stond je je familieleden terzijde als ze een beroep op je deden. Toen Philippe Calandrini in 1644 aan familiehoofd Andries van der Meulen liet weten dat er een schandaal op komst was omdat hij failliet dreigde te gaan, sprongen alle zwagers bij om dat onheil af te wenden.

Je persoonlijke verlangens waren aanzienlijk minder belangrijk dan het aanzien van de familie. Je trouwde met iemand die uit dezelfde stand kwam, hetzelfde geloof had en liefst ook een aardige geldsom inbracht. Wilde je toch een andere keus doordrukken, dan konden er problemen ontstaan die de familie qua aanzien zouden schaden, en dat was dan jouw schuld. Wanneer er interessante banen te vergeven waren, dan accepteerde je die, ook al had je er niet zoveel zin in. Familieleden met hoge posities waren in staat anderen uit hun huis goedbetaalde diensten te bezorgen. Zo lukte het Joan Huydecoper om in 1666 Gillis Valckenier tot bewindhebber van het VOC te laten benoemen. Niet verwant, wel een politieke vriend, en in deze nieuwe functie zeer goed in staat om zijn dankbaarheid te bewijzen door relaties van Joan een prettige baan te verschaffen. Want vriendschap buiten de familie om, op basis van bijvoorbeeld sympathie, gemeenschappelijke gevoelens, bestond uiteraard ook.

Gillis zal bij Joan ongetwijfeld een vrij kostbaar geschenk hebben laten bezorgen, want de vriendschap moest bezegeld worden. Nam je het cadeau dankbaar in ontvangst, dan wilde je daarmee uitdrukken: wij blijven vrienden, ik deed nu wat voor jou, de volgende keer is het omgekeerd. Op basis van verwantschap of genegenheid steunde je elkaar, en om dat gevoel te bestendigen bezocht je ze, je wisselde attenties uit, je schreef brieven. Zo bouwde je een compleet netwerk op, bestaande uit mensen die verwant waren, voor wie je vriendschappelijke gevoelens koesterde, maar die vooral ook voor jou en je familie op maatschappelijk gebied iets konden betekenen.  Maar ook voor toen gold: vertrouw nooit iemand blind. Reageert hij slechts flauwtjes op presentjes en uitnodigingen, tik hem dan op de vingers. Wie er bij wil horen, dient ook zijn plichten te vervullen. Een goed nest, een solide opvoeding, een uitgebreid netwerk en een leuk kapitaaltje: als God het wilde, wachtte je een aangenaam leventje.
Luuc Kooijmans, Vriendschap. Amsterdam, 1997.Tweede, herziene druk 2016. 422 blz.







Geen opmerkingen:

Een reactie posten