12-10-2019

DE AANSLAG

In de jaren na de Tweede Wereldoorlog waarschuwden voormalige verzetsstrijders elkaar al. "Vertel bij sollicitaties niet dat je in het verzet gezeten hebt. Je wordt dan namelijk niet aangenomen." Veel Nederlanders zagen hen als waaghalzen, onverantwoordelijke types, die landgenoten opofferden om hun doel te bereiken. Die kon je in je bedrijf niet gebruiken. In De aanslag, Mulisch' beroemdste roman, wordt uiteengezet hoe mensen gebukt kunnen gaan onder schuld en verantwoordelijkheid.

Haarlem, januari 1945, 's avonds rond acht uur. Aan een kade liggen vier villa's naast elkaar: Welgelegen, Buitenrust, Nooitgedacht, Rustenburg. Plotseling klinken zes scherpe knallen. Twee verzetsmensen doden de gevreesde beul en hoofdinspecteur van politie Fake Ploeg. Zijn lichaam ligt voor Nooitgedacht. De bewoners, de heer Korteweg en zijn dochter Karin, slepen het lijk weg van hun huis en deponeren het voor Buitenrust, waar hoofdpersoon Anton (12 jaar) woont, met zijn ouders en broer Peter (17 jaar). Peter is de enige die de situatie doorheeft: de Duitsers zullen represaillemaatregelen nemen die vooral gericht zijn tegen de bewoners van het huis waar het lijk zich bevindt. Hij snelt naar buiten, pakt het pistool van Ploeg en raakt uit het zicht van Anton die zijn oudere broer staat na te kijken. Hun villa wordt in brand gestoken, zijn ouders en broer gedood; op zijn twaalfde is Anton wees. Een oom en tante ontfermen zich over hem. Jarenlang zal Anton zijn frustraties trachten te verwerken door nergens over te praten en niet op onderzoek uit te gaan, maar het toeval (of het noodlot) wil dat hij in een bestek van zo'n dertig jaar te weten komt wat er zich op die avond nu precies afgespeeld heeft.

"Schuld", verklaarde Mulisch in één van zijn vele interviews, "noem je dat wat niet goed is, over schuld gaan we praten als er gestraft moet worden. Schuld en verantwoordelijkheid moet je uit elkaar houden." Want voor verantwoordelijkheid geldt dat je rekenschap moet afleggen van je daden; bij schuld is dat niet het geval. De schuldige moet met zichzelf in het reine zien te komen. Wie in deze roman treft dat lot?

Om te beginnen de Duitsers, die onschuldige burgers executeerden. Vervolgens de mensen van het verzet die dat wisten, maar toch iemand als Ploeg doodden, omdat die door te martelen namen en adressen van andere verzetsstrijders te weten wilde komen. De heer Korteweg voelt zich zó schuldig, dat hij met dochter Karin helemaal naar de andere kant van de wereld, Nieuw - Zeeland, verhuist. Karin zelf was het liefste meteen doodgeschoten, vertelt ze veel later.

Moesten de verzetsmensen na de oorlog niet verantwoording afleggen voor hun daden? Verzetsman Cor Takes doet dat tegenover Anton Steenwijk. Het was oorlog, Ploeg had al zoveel slachtoffers gemaakt, door stom toeval lag hij voor jullie huis, wie het gedaan heeft, heeft het gedaan. De Duitsers dus. Mulisch spreekt geen oordeel uit; de lezer moet zelf maar beslissen.

Ergens heeft Harry Mulisch eens verzucht: "Hoe meer ik van de Tweede Wereldoorlog af weet, hoe minder ik ervan begrijp." Dat geldt ook voor Anton Steenwijk, en uiteindelijk ook voor de lezer. Aan het slot weet Anton alles, zijn frustraties kan hij loslaten, als een, min of meer, bevrijd man loopt hij in de grote antikernwapenbetoging van 1981. Een van de velen nu, opgelucht. Maar van begrijpen is geen sprake. Waartoe mensen in staat zijn, wat hen drijft, waarom ze het kwaad omarmen: het is raadselachtig, niet te bevatten, volstrekt absurd.
Harry Mulisch, De aanslag. Eerste druk 1982,61ste druk oktober, 1917. 256 blz.
Sander Bax, De Mulisch Mythe. Amsterdam, 2015.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten