01-10-2023

McSORLEY'S WONDERBAARLIJKE SALOON

Commodore Dutch is een brutaal klein mannetje dat de afgelopen veertig jaar zijn brood heeft verdiend met het geven van een jaarlijks bal ten bate van hemzelf. Je kunt hem dus een bedelaar noemen, een zwerver, geen echte oplichter, want dat bal vindt heus wel plaats, en iedereen mag komen. In 1941 is hij 62 jaar; vrijwel zijn hele leven heeft hij doorgebracht op de Bowery en aanverwante straten in New York. Met zijn eigen ogen zag hij hoe de Bowery (van het Nederlandse "bouwerij", het oude woord voor "boerderij") vanaf 1894 in verval raakte. Eens vol met theaters, maar daarna vulden kroegen, danshallen, gokhallen en bordelen steeds meer deze 1,6 km lange straat. Hier ontmoette in de jaren dertig van de vorige eeuw journalist Joseph Mitchell (1908 - 1996) mensen die hem interesseerden en bereid waren hem hun verhaal te vertellen. Soms kwam hij bij ze thuis; vaak pleegde hij research om na te gaan of het wel allemaal klopte. Zijn uitvoerige stukken verschenen in The New Yorker.

Professor Zeemeeuw is zo iemand. Hij heet eigenlijk Joe Gould, zwerft zo'n 25 jaar langs allerlei kroegen en cafetaria's van Greenwich Village, en noemt zichzelf de laatste bohemien. Hij kleedt zich in afdankertjes, slaapt in portieken en parken. Naar eigen zeggen schrijft hij aan een Mondelinge Geschiedenis die al elf keer dikker is dan de bijbel, vol met belevenissen van hemzelf en anderen.

Dutch en Gould zijn innemende klaplopers, maar Lady Olga heeft altijd zelf voor haar inkomen weten te zorgen. Ze beschikt dan ook over een uitzonderlijk talent. Traden in vroegere tijden in amusementshallen of circussen vrouwen met baard op die òf geen vrouw waren òf een aangeplakte baard droegen, Lady Olga is een echte vrouw met een echte baard, die graag jurken draagt, en bij officiële gelegenheden gebruik maakt van lippenstift en rouge. Maar haar baard is ruim dertig centimeter lang, en bakkebaarden en een hangsnor heeft ze ook. De door Mitchell geraadpleegde artsen spreken van een verregaande verstoring van haar hormoonhuishouding. Met veel gevoel tekent Mitchell haar portret: een verstandige vrouw met beroepstrots, mensenkennis, soms opstandig over haar vreemde lot, dan weer bereid het hoofd te heffen en vastbesloten van dit leven iets waardigs te maken.

Omdat Mitchell graag van alles uitpluist, léér je ook van hem. Zijn langste stuk (53 blz.) wijdt hij aan de zigeuners in de V.S.: hun families, hun werkzaamheden, hun zwerftochten, terwijl hij in een apart artikel nog eens de zigeunervrouwen onder de loep neemt en vooral hun geraffineerde oplichterstrucs rond het waarzeggen uit de doeken doet. Hij vertelt welke indianen absoluut geen hoogtevrees kennen, waarom dat is en welke ijzingwekkende toeren ze bij allerlei staalconstructies moeten uithalen. Dure restaurants in New York serveren bijzondere venusschelpen, en hoe je die vangt, welk materiaal je daarvoor moet hebben, hoe het leven als schelpvisser is: Mitchell heeft met iedereen gepraat en legt het je uit.

Intrigerende mensen, merkwaardige levensgeschiedenissen, bijzondere informatie, Mitchell biedt het u allemaal aan. Dat hijzelf dertig jaar lang een writer's block heeft gehad, is weer een ander verhaal dat dan maar door één van zijn opvolgers verteld moet worden.
Joseph Mitchell, McSorley's wonderbaarlijke saloon. Vertaald en van aantekeningen voorzien door Jan Arentsman. Uitgegeven in 2016 door Van Oorschot, Amsterdam. 473 blz.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten