02-11-2024

KORT VERHAAL (6)

 In het groepje geschiedenisfans dat meneer Arthur sinds jaar en dag leidde, nam Moniek een bijzondere plaats in. Niet alleen omdat ze de enige vrouw was, maar vooral ook omdat zij over een veelzijdige kennis beschikte, zich steeds kritisch opstelde en heel geestig uit de hoek kon komen. Als ze er eens een keer niet bij was, vond iedereen de bijeenkomst toch wat minder geslaagd. Ze blies die twee uurtjes leven in.

Heel langzaam begon ze te veranderen. Arthur zag dat ze vaak verstrooid naar buiten zat te staren; haar opmerkingen misten passie en precisie, en bleven op den duur achterwege. Ook meldde ze zich om onduidelijke redenen steeds vaker af.

Vindt ze het gewoon niet meer leuk bij ons? Verveelt ze zich? Stopt ze? Tot lichte ontsteltenis van meneer Arthur reageerde Moniek agressief toen hij haar deze vragen stelde. Wilde hij haar weg hebben? Was ze niet goed genoeg? Vonden ze haar te oud?

Iedereen merkte dat ze de discussies niet goed meer kon volgen. Af en toe stelde ze nog wel een vraag, maar die was dan zo buiten de orde, dat de anderen elkaar hoofdschuddend aankeken. Uiteindelijk gaf ze telefonisch door dat ze niet meer kwam.

Maanden later kwam Arthur op het idee haar toch eens te bellen. Het duurde lang voordat ze de telefoon opnam.

"Met Moniek."

"Hallo Moniek, je spreekt met Arthur!"

Tamelijk lange stilte. Dan: "Met wie zegt u?"

"Met Arthur, je weet wel, van de geschiedenisclub."

"Geschiedenis? Wat heb ik daar mee te maken?"

"Je was lid! Je deed mee aan de gesprekken! Je las onze boeken."

Weer een tijdje pauze. Alleen haar ademhaling was hoorbaar.

"Zijn jullie dan weer met geschiedenis begonnen? Mag ik meedoen?"

"Ja, natuurlijk."

"Dan zal ik mijn dochter zeggen dat u gebeld heeft. Ik zal uw naam opschrijven. Hoe heette u ook alweer?"

KORT VERHAAL (5)

 En ineens stond ze voor hem: Lydia. Tsjonge, dat was lang geleden. Ze sloegen aan het rekenen. Zo'n dertig jaar? Ja, dat zou best weleens kunnen. Dat ze elkaar nog herkenden...

Gerrit en Lydia hadden samen op de lagere school gezeten, zoals dat toen heette, en daarna jaar na jaar op de middelbare. Ze gingen samen op dansles, vierden elkaars verjaardag en trokken er een keer met de fiets op uit voor een toertocht van twee weken. Iedereen hoorde in de verte de huwelijksklokken al luiden, maar die tocht duurde slechts één week. Daarna ontweken ze elkaar voortdurend.

Want Gerrit bleef zo netjes. Hij haalde haar nooit aan, sloeg geen arm om haar heen en van kusjes was al helemaal geen sprake. Als Lydia er met haar hartsvriendinnen over had, reageerden die vol onbegrip. Blijft hij altijd van je af? Houdt hij constant zijn handen thuis? Nou, nou...

Zo ging ieder zijn eigen weg. Gerrit deed geschiedenis in Leiden, Lydia vertrok zelfs naar het buitenland, om uiteindelijk weer naar Nederland terug te keren. En nu, na al die jaren, hier op de reünie van hun oude school...

Ze staren. Hij met grijs haar en een bril, maar qua postuur net zo sportief als vroeger. Zij wat ronder en wat rimpeliger, maar wel met die vrolijke, wat spottende oogopslag van toen. Ze vindt hem nog altijd leuk.

Er klinkt muziek: langzaam, romantisch. Zou hij haar vragen? Tot haar aangename verbazing pakt Gerrit haar hand en leidt haar naar de dansvloer. Ze dansen steeds dichter tegen elkaar aan. Tot haar onuitsprekelijke verrukking legt hij zijn hoofd tegen het hare. 

Rimpelwang tegen rimpelwang. Eindelijk.


KORT VERHAAL (4)

 Nadat Eugenie met meneer Arthur in het huwelijk getreden was, verhuisden ze naar een provinciestad zoals er zoveel zijn. Ze nam zich terstond voor om door te stoten naar de hoogste kringen. Tennissen, golfen, bridgen, zingen in een dameskoor: alles werd gebruikt om haar doel te bereiken. Dat haar man als notaris al spoedig veel aanzien genoot, zal ongetwijfeld een rol gespeeld hebben.

Met haar nieuwe vriendinnen bezocht Eugenie de exclusieve modeshow die eens per jaar in het stadje georganiseerd werd. Toen ze na afloop in de garderobe stonden, zagen ze tot hun ontsteltenis dat het plotseling hard begon te regenen. Het leek erop dat dit nog wel een tijdje kon duren. De ongeduldigste was, zoals altijd, Sylvia. Gehuld in een zeer modieus mantelpakje, tot op het bot verwend door haar echtgenoot, wenste ze ogenblikkelijk kurkdroog naar de parkeerplaats te kunnen lopen, waar haar man op haar stond te wachten.

Ze keek om zich heen, zag wat paraplu's staan van de andere bezoekers, en zei vastbesloten: "Daar neem ik er eentje van."

"Maar dan kan er straks één van de andere dames niet door",  wierp Eugenie zachtjes tegen.

"Dat kan me niets schelen",  reageerde Sylvia met haar wat bekakte stem.

In Eugenie kwam een gevoel naar boven dat ze in het stadje nog niet eerder bij zichzelf had waargenomen. Wat een trut! Ze ging pal voor Sylvia staan, en zei: "Als je dat doet, kijk ik je nooit meer aan." 

Het is tussen beide dames nooit meer goed gekomen.