Nadat Eugenie met meneer Arthur in het huwelijk getreden was, verhuisden ze naar een provinciestad zoals er zoveel zijn. Ze nam zich terstond voor om door te stoten naar de hoogste kringen. Tennissen, golfen, bridgen, zingen in een dameskoor: alles werd gebruikt om haar doel te bereiken. Dat haar man als notaris al spoedig veel aanzien genoot, zal ongetwijfeld een rol gespeeld hebben.
Met haar nieuwe vriendinnen bezocht Eugenie de exclusieve modeshow die eens per jaar in het stadje georganiseerd werd. Toen ze na afloop in de garderobe stonden, zagen ze tot hun ontsteltenis dat het plotseling hard begon te regenen. Het leek erop dat dit nog wel een tijdje kon duren. De ongeduldigste was, zoals altijd, Sylvia. Gehuld in een zeer modieus mantelpakje, tot op het bot verwend door haar echtgenoot, wenste ze ogenblikkelijk kurkdroog naar de parkeerplaats te kunnen lopen, waar haar man op haar stond te wachten.
Ze keek om zich heen, zag wat paraplu's staan van de andere bezoekers, en zei vastbesloten: "Daar neem ik er eentje van."
"Maar dan kan er straks één van de andere dames niet door", wierp Eugenie zachtjes tegen.
"Dat kan me niets schelen", reageerde Sylvia met haar wat bekakte stem.
In Eugenie kwam een gevoel naar boven dat ze in het stadje nog niet eerder bij zichzelf had waargenomen. Wat een trut! Ze ging pal voor Sylvia staan, en zei: "Als je dat doet, kijk ik je nooit meer aan."
Het is tussen beide dames nooit meer goed gekomen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten