29-01-2012

DE HEER MET DE HONDJES

Bier smaakt het lekkerst na een flinke lichamelijke inspanning, gevolgd door een warme douche. Nog wat nazwetend loop je naar de kantine, je ploft neer op je vaste plek en giet het gerstenat langzaam, maar met vaste hand naar binnen. Eén keer in de week bracht ons zaalvoetbalteam zo de avond door.

In de zomermaanden stonden de schuifdeuren dusdanig uitnodigend open, dat ook niet - sporters even kwamen buurten. Kinderen wilden een ijsje, huisvaders haalden hun sigaretten, oudere echtparen rustten uit van hun wandeling. Een opvallende verschijning was een oudere heer, keurig in het pak, die drie identieke, kleine, witte poedeltjes bij zich had. Lieve, vriendelijke, beschaafde beestjes. Ze kwijlden niet, blaften zelden en van bijten hadden ze nog nooit gehoord. We raakten in gesprek. Toen de kinderen het ouderlijke huis verlieten, hadden zijn vrouw en hij besloten een huisdier te nemen. Deze drie werden hun enkele jaren geleden aangeboden. Ze hadden er geen spijt van. De beestjes bleken aanhankelijk, terwijl ze je ook nog onverwachte contacten bezorgden, want onbekende mensen vonden het wel een leuk gezicht, die nette man met zulke grappige poedeltjes.

Een paar weken later waren er nog maar twee. Een plotselinge ziekte, de dierenarts wist het ook niet precies en voor ze het wisten was het hondje dood. Tsja, zo snel kan het gaan.

De jaargetijden trekken voorbij. Herfst, winter, de lente breekt lekker door, dus de schuifdeuren gaan open, zij het op een kier. Daar komt hij weer binnen, onveranderd, maar slechts één hondje vergezelt hem nu. We spreken hem erop aan, een tikkeltje te vrolijk, want het bier begint te werken. " Waar is dat andere hondje gebleven? "
Het gezicht van de heer krijgt iets weemoedigs. " In de winter overreden. Hij was op slag dood."
We vallen stil. Onze uitgelaten stemming verdwijnt. " Merkt u nog wat aan dit ene hondje? " willen we weten.
" Ja, " zegt de heer.  " In het begin liep hij door het huis en in de tuin alsof hij iets zocht. Dat heeft hij niet meer, maar tegenover ons is hij nog aanhankelijker geworden. Hij knuffelt graag."
Er dringt zich een vraag bij me op. " Als deze sterft, schaft u dan een nieuw hondje aan? "
Peinzend kijkt de heer me aan. " Ik heb er met mijn vrouw over gesproken, we beginnen er niet meer aan. Je raakt te veel aan die dieren gehecht. Toen de laatste stierf, zijn we een hele week van slag geweest." Hij draait zich om naar de bar en rekent af. " Heren, tot genoegen."

We hebben hem nooit meer teruggezien.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten