05-05-2018

EEN BEZIELDE SCHAVUIT

Geboren worden met een zilveren lepel in de mond en begiftigd met een karrenvracht aan talenten: dat overkwam Jacob van Lennep (1802 - 1868). De Van Lenneps behoorden tot de tweede coterie van Amsterdam, wat in de negentiende eeuw betekende dat ze vermogend waren, invloedrijk en door huwelijken verbonden met andere vooraanstaande families. Wie wat in zijn mars had, kon met zo'n netwerk op allerlei terreinen ver komen in de maatschappij. En Jacob kon heel veel. Al jong viel hij op door zijn intelligentie en fantastische geheugen; hij bleek zeer vaardig met de pen, zodat hij nu nog in onze literatuurgeschiedenissen staat; praatte makkelijk in het openbaar; was op feestjes de gangmaker; beschikte over een grenzeloze energie; had een aangenaam uiterlijk, was charmant en sloot makkelijk vriendschappen. Een zondagskind! Wie zou niet Jacob van Lennep willen zijn?

Maar vrouwen bezorgen hem narigheid, en de grote schuldige is hijzelf. Constant flirtend, geregeld verliefd, is hij op zijn negentiende al vader van een buitenechtelijke dochter, die hem ook de rest van zijn leven voor veel problemen zal stellen. Op zijn tweeëndertigste laat hij zijn tien jaar oudere vrouw met vier kinderen in de steek om met een vriendin in Londen een nieuw leven te beginnen. Zijn vader, hoogleraar David Jacob van Lennep, weet dit snode plan op het laatste moment te verijdelen. Als hij van 1853 tot 1856 wekenlang in Den Haag doorbrengt omdat hij lid is van de Tweede Kamer, knoopt Jacob zeer nauwe banden aan met een jeugdige bakkersvrouw. Zij brengt vier kinderen ter wereld, van wie Van Lennep toegeeft de vader te zijn. Biograaf Marita Mathijsen vermoedt dat niet alleen zijn hartstochtelijke karakter een rol speelt in allerlei affaires, maar dat het een en ander een tragische achtergrond heeft. Op zijn veertiende verliest Jacob zijn moeder; zijn hele leven is hij op zoek naar een vrouw die haar plaats kan innemen. Je zou, vrij naar Freud, van "Muttersuche" kunnen spreken.

De man lijkt onvermoeibaar. Tussen zijn, tamelijk saaie, werk als rijksadvocaat en secretaris van een landbouwcommissie door schrijft, spreekt en organiseert hij vooral. Hij kan nauwelijks stilzitten, heeft graag veel mensen om zich heen en vindt het prettig anderen een plezier te doen en bewonderd te worden. Maar er is ook nadrukkelijk sprake van maatschappelijke betrokkenheid als hij strijdt voor een betere waterleiding in Amsterdam, een standbeeld voor Vondel, behoud van monumenten die de glorie van Holland weerspiegelen. Want hij houdt hartstochtelijk van geschiedenis en literatuur. Wie het heden wil begrijpen, moet het verleden kennen, zeker als dat zo roemrijk is geweest als het onze, en literatuur is uitermate geschikt om dat verleden te tonen. Letterkunde helpt ook om kennis te verspreiden, verdraagzaamheid te kweken, wantoestanden aan de kaak te stellen. Hij schrijft al gauw 100.000 woorden per jaar: poëzie, korte verhalen, toneelstukken en historische romans als De roos van Dekama en Ferdinand Huyck.

Na 1840 is Van Lennep een man die bewonderd, veracht, gewaardeerd en bespot wordt in de Nederlandse samenleving, omdat men het van belang acht wat hij vindt. Hij bepaalt mede de algemene opinie, beïnvloedt het debat. Iedereen wil hem hebben in een organisatie, een feest - of herdenkingscomité, als spreker, inleider, voorzitter. Mathijsen praat ons helemaal bij, richt soms het woord tot de lezer en maakt hem deelgenoot van haar twijfels en vermoedens, zodat ook zij, als verteller, deel uitmaakt van het hele verhaal. Glashelder, steeds onderhoudend, zeer informatief. Wat een man! Wat een leven! Wat een boek!
Marita Mathijsen, Jacob van Lennep. Een bezielde schavuit. Uitgeverij Balans, Amsterdam, 2018. 592 blz.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten