24-05-2018

VAARWEL, COLUMBUS

Toen Philip Roth (Newark, Verenigde Staten, 1933) in 1959 zijn eerste boek publiceerde, zorgde dat om twee redenen voor enige ophef. Goodbye, Columbus bevatte enkele verhalen die al eerder in tijdschriften verschenen waren, maar de kwaliteit ervan was, gezien de jonge leeftijd van de auteur, zó opmerkelijk, dat men van een literair wonderkind sprak. Toen bleek dat deze Roth behoorde tot de derde generatie Joden in Amerika, kwamen er kritische vragen uit het Joodse kamp: had hij niet zijn eigen nest bevuild? Waarom personages opvoeren met Joodse wortels die zo onaangenaam zijn? Waarom ze belachelijk maken?

Roth schildert inderdaad milieus en types die hij van dichtbij heeft meegemaakt. Het gezwoeg van Joodse sappelaars met kleine winkeltjes; de overbezorgde moeder; ouders, ooms, tantes, die streng vasthouden aan Joodse gebruiken en wetten; de protserige zakenman die het heeft gemaakt en dat wil weten ook; de tweede en derde generatie die uit de beschermde omgeving stapt en om zich heen gaat kijken.

Neem bijvoorbeeld eens het titelverhaal, verreweg het langste van alle zes. Iedereen is van Joodse afkomst. Verteller Neil heeft zijn jeugd mee en zijn uiterlijk, maar niet zijn milieu: zijn ouders hadden een bescheiden inkomen, hijzelf heeft een niet al te best baantje bij de Newarkse bibliotheek. Maar Brenda valt op hem en zij is weer de dochter van zo'n zakenman die schatrijk geworden is dankzij zijn handelsgeest: gootstenen en wasbakken. Een zomer lang bezoekt hij de villa van haar gastvrije ouders. Nee, een golddigger is de verliefde Neil niet, ook al meldt de pa van Brenda dat er in zijn bedrijf altijd wel een leuke baan klaar ligt. Dan gaat Brenda studeren aan een prestigieuze universiteit, en alles wordt anders. Twee sociale klassen zijn op elkaar gebotst en iemand moet het verstandigste zijn. Waar komt dat niet voor?

De hierboven vermelde opschudding ontstond vooral ook door het verhaal Een verdediger des geloofs, een duidelijk ironische titel. Omdat sergeant Marx ook Joods is, proberen drie soldaten, Sheldon Grossbart voorop, hem voor hun karretje te spannen. Grossbart hamert er in persoonlijke gesprekken telkens op dat je als Jood anders bent; niet beter, niet slechter, maar anders. Alle Joden behoren elkaar te steunen in hun strijd tegen racisme en discriminatie. En zo probeert hij liegend, bedriegend en nadrukkelijk manipulerend, voor zijn kameraden en vooral voor zichzelf, via Marx voordelige regelingen te treffen. Ik ben zelden zo'n schaamteloze egoïst tegengekomen, maar ik vrees dat types zoals hij van alle tijden zijn.

De negenenvijftigjarige, succesvolle en moe gewerkte zakenman in Epstein, die uitgekeken is op zijn gezinnetje en weleens wat anders wil; de nerveuze jonge Joodse advocaat in Eli, de fanaticus, die zich schuldig voelt tegenover minder bedeelde rasgenoten: de lezer ontmoet ook deze mensen in deze rijke bundel. Elk verhaal heeft wel een gedachte, uitspraak, thema om over na te denken; bovendien beschikt Roth over gevoel voor humor, satire, ironie, wat het lezen van zijn werk ook hier tot een groot genoegen maakt.
Philip Roth, Vaarwel Columbus: en vijf korte verhalen. Vertaling door Nico Polak en Fie Zegerius, vierde druk, Amsterdam, 2009. 317 blz.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten