15-03-2021

DE STILLE KRACHT

Begin maart 1899 vertrok Louis Couperus met zijn vrouw Elisabeth van Genua naar Indonesië. Geruime tijd logeerden zij bij Louis' zuster Trudy en haar man Gerard Valette, die toen resident was van Tegal en nog tijdens hun verblijf dezelfde functie ging bekleden in Pasoeroean. Al pratend over binnenlands bestuur en het leven in dit exotische land, zal Couperus het idee hebben opgevat een Indische roman te schrijven. Op 8 oktober 1899 begon hij eraan, gebruikmakend van de indrukken die hij inmiddels op Oost - Java had opgedaan. Tevens paste hij wat pikante anekdotes uit de familiegeschiedenis in: zijn vader, grootvader, enkele ooms en tantes hadden jaren in Indonesië gewoond. Het werk vlotte uitstekend; in juni 1900 kon Elisabeth al beginnen met haar gebruikelijke taak, namelijk het met de hand overschrijven van de hele roman, zodat de uitgeverij aan de slag kon gaan.

De hoofdpersoon in De stille kracht is Otto van Oudijck, resident van Laboewanggi op Java. Een resident is de hoogste bestuursambtenaar in een bepaald gebied; hij vertegenwoordigt het Nederlandse gezag en is daarom oppermachtig. Zijn belangrijkste tegenspeler is de regent; deze representeert de oude, deftige Javaanse adel. De resident zal, als hij verstandig is, behoedzaam met de regent omgaan, want de inlanders zullen de laatste blind gehoorzamen. Van Oudijck is een broodnuchtere Hollander, vol plichtsbesef, een harde werker, het belang van zijn land maar ook dat van de Javaan in het oog houdend. Maar hij begrijpt de inlandse bevolking niet echt en thuis loopt hij met oogkleppen op. Zijn jonge, tweede vrouw, Léonie, mooi, charmant, volstrekt onverschillig, is voortdurend uit op erotische avontuurtjes, o.a. met haar tien jaar jongere stiefzoon Theo. Iedereen weet ervan, ook zijn dochter Doddy, maar Van Oudijck is uitsluitend bezig met besturen. Daarbij maakt hij een fout die zijn hele leven overhoop gooit. Hij ontslaat de volledig ontspoorde broer van de regent, wat in de ogen van zijn adellijke familie maar ook van de Javaanse bevolking een reusachtige vernedering betekent. Er rest hun nog één wapen: de stille kracht.

Wat houdt die stille kracht nu eigenlijk in? Couperus omschrijft die zó: "Onder al die schijn der zichtbare dingen, dreigt het wezen der stille mystiek, als smeulend vuur in de grond en als haat en mysterie in het hart." Want de inlander haat de westerling, lees de Hollander, die overheerst, mishandelt, uitbuit. De oosterling blijf buigen en glimlachen, maar ondergronds ondergraaft hij het wettige gezag. Dat uit zich in deze roman door onverklaarbare steentjes die door de lucht suizen; onzichtbare monden die sirihsap naar de ontzette Léonie spugen; urenlang stampende geluiden op zolder. 

De kortzichtige resident, zijn overspelige vrouw, zelfs de begripvolle, kunstzinnige Eva Eldersma: ze gaan allen ten onder. De Hollanders hebben niets te zoeken in een land dat ze ook niet willen begrijpen, omdat ze alleen maar gekomen zijn om zo snel mogelijk rijk te worden. Couperus had een vooruitziende blik: het Hollandse kolonialisme is in verval, de wereld die hij tekent in deze geweldige roman staat op het punt om te verdwijnen.

Louis Couperus, De stille kracht. Uitgeverij LJ Veen Klassiek. 2013, 272blz. Eerste druk: 1900.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten